Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Blust de Geest niet uit...!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Blust de Geest niet uit...!

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er zijn verschillende teksten in de Bijbel waarin op zijn minst de schijn gewekt wordt dat wij mensen in staat zijn het werk van de Heilige Geest tegen te houden. Zo lezen we dat we de Geest kunnen „wederstaan" (Hand. 7:51), „uitblussen" (1 Thess. 5:19) of „bedroeven" (Ef. 4:30). Bij dat soort uitdrukkingen laat de vraag zich niet onderdrukken of dat eigenlijk wel mogelijk is. Kunnen wij het werk van God keren? En hoe moet je dat dan rijmen met de klassieke zegswijze dat de Geest „onwederstandelijk" werkt? We willen bij deze vragen enkele kanttekeningen maken en doen dat vooral naar aanleiding van één van de woorden die we zojuist hebben aangehaald: „Blust de Geest niet uit!" (1 Thess. 5:19).

Geest en vuur
Bij het woord „blussen" of „uitdoven" denken we onmiddellijk aan een vuur dat om zich heengrijpt. We weten hoe gevaarlijk die oplaaiende vlammen zijn en daarom doen we alles om ze te doven. Nu wordt in de Bijbel voor de Heilige Geest en Zijn werk vaak het beeld van een brandend vuur gebruikt. Zo horen we Jesaja al spreken over de Geest des oordeels en de Geest der uitbranding die de bloedschulden van Jeruzalem zal verdrijven (4:4). Johannes de Doper kondigt aan dat de Christus zal dopen met de Heilige Geest en met vuur (Matth. 3:11; Luk. 3:16). En als op de Pinksterdag de Heilige Geest wordt uitgestort, gaat dat gepaard met het teken van de tongen als van vuur (Hand. 2:3).
We mogen in deze reeks zelfs de apostolische vermaning noemen: „Zijt vurig van geest" (Rom. 12:11). Het gaat daar immers om een „in gloed gezet worden door de Heilige Geest".
Vuur en Geest zijn dus een heel bekende woordcombinatie in de Schrift. Hiermee wordt het werk van de Heilige Geest nader gekarakteriseerd. „Zo werkt de Geest: als een vuur. Wie van de werking van Gods Geest in zijn of haar leven weet, zal getuigen dat het waar is. Als een vuur begint de Geest te werken. Hij brandt in op onze vuilheid en ongerechtigheid. Al het onze dat waardeloos is, daar steekt Hij de brand in. Waar de kilte en de vrieskou van onze verlorenheid heerst, daar ontsteekt Hij het vuur van Gods brandende barmhartigheid zoals die in Christus is geopenbaard. Het Woord wordt ons als een vuur. Lichtend en laaiend werkt de Geest door het Woord" (J. Maasland).

Gaven en werkingen
Maar als de Geest zo getekend wordt als een brandend vuur, dan is het toch niet mogelijk deze gloed uit te doven? Inderdaad, de Heilige Geest Zélf is niet uit te blussen. Hij is immers de eeuwige God Zelf! Maar ondertussen kunnen wij wel de gaven en de werkingen van de Geest tegenstaan. Nu doelt Paulus volgens veel moderne bijbeluitleggers in deze tekst vooral op het eerste, het uitblussen van de heel bijzondere gaven van de Geest, zoals het charisma van de profetie. Zelf voel ik meer voor de visie van o.a. Calvijn, die hier denkt aan heel het brede veld van gaven en werkingen van de Geest die mensen door onachtzaamheid en ondankbaarheid kunnen uitdoven.
We zien dat toch ook op grote schaal in deze wereld gebeuren? Waar het Woord klinkt, wil de Geest werken, maar mensen werken daar tegenin. Zodra onder de prediking een vlammetje begint te flakkeren, wordt het ruwweg uitgetrapt of in emmers bluswater gesmoord. Daar zijn ook in de Bijbel de nodige voorbeelden van te vinden. We kunnen denken aan Saul. Hij wordt tot koning gezalfd en ontvangt vele gaven van de Geest. Maar door eigengereidheid en ongehoorzaamheid dooft hij de Geest uit. In het boek Handelingen lezen we hoe koning Agrippa diep onder de indruk komt van de prediking van Paulus. Maar uiteindelijk gaat hij heen en blust de Geest uit (Hand. 26:26 vv.). Demas wordt ons getekend als een missionair bewogen helper van de apostelen. Maar dan komt het moment dat hij het laat afweten. Hij krijgt de tegenwoordige wereld lief (2 Tim. 4:10) en dooft zo de Geest uit.
In dat alles wordt ons een aangrijpende spiegel voorgehouden. Want ook onder ons staat de vlam van de evangelieverkondiging hoog op de kandelaar. Waar dat Woord wordt uitgedragen wil de Geest werken. Hij is het die onder en met en door de prediking van het Woord zonden weg wil schroeien en ons leven wil reinigen. Hij is het ook Die harten wil verwarmen, en daar het vuur van de liefde wil ontsteken. Maar wat doen wij? Wij slepen allerlei soorten blusmateriaal aan: oppervlakkigheid, achteloosheid, onbekeerlijkheid, ongeloof, ongehoorzaamheid en zoveel meer. Juist daarom is de vermaning van de apostel zo dringend nodig: „Blust de Geest niet uit...!"

Woord en gebed
Natuurlijk rijst daarbij de vraag: „Hoe kun je dan voorkomen dat de Geest wordt uitgeblust?" De Schrift geeft hiervoor een aantal duidelijke aanwijzingen. We worden geroepen om - zoveel ons dat maar mogelijk is - plaatsen en situaties te vermijden waar alleen maar bluswater naar beneden plenst en het vuur van de Geest niet kan branden. Anders gezegd: we dienen voor het veelvormige kwaad van de zonde te vluchten en ertegen te strijden. Blus de verkeerde verlangens en de dingen die ons tot zonde verleiden. Een oud gezegde luidt: „Wie warm wil worden moet dichtbij het vuur kruipen". Geestelijk gesproken houdt dat in, dat je alleen dichtbij de vuurhaard van de Geest echte warmte vindt. Daarmee bedoelen we: dichtbij het Woord van God en bij de God van het Woord. Vroeger noemde men dat wel een „nabij leven", een leven dat niets liever wil dan luisteren naar en leven bij wat de Heere zegt. Zo kan de Geest krachtig werken en mensenharten in brand zetten. En waar het Woord het voor het zeggen heeft, krijgt het bluswater van de zonde en van het ongeloof weinig kans.

Misschien vraagt iemand zich af of dat niet al te hooggestemd, te idealistisch is. In de praktijk van het geloofsleven blijken de zonde en het vlees toch een geweldige invloed te hebben? Tekent ook de Schrift zelf de strijd van het geloof niet als een gevecht op leven en dood? Is de satan niet voortdurend bezig alle vonkjes van het werk van de Geest uit te blussen? Inderdaad, maar tóch worden we geroepen om bij het Woord te schuilen tegen het bluswater van de vorst der duisternis.
Bovendien: we worden vermaand om in al onze aanvechtingen, innerlijke lauwheid en dorheid de knieën te buigen en niet te verslappen in het gebed (vgl. vs. 17). Daarbij mogen we heel in het bijzonder smeken om de krachtige doorwerking van de Heilige Geest. Want dat is het wonderlijke hier: de Geest Zelf is het die de kracht en het vuur schenkt, dat geen bluswater kan uitdoven, in onszelf zijn we zwak. Ons vlees is geneigd de Geest te blussen en de vonkjes die nog overblijven dooft de satan wel uit. Maar als de Geest gaat waaien en gaat branden in ons leven, dan moet alle bluswater verdampen. Laten we daarom voortdurend bidden om de doorwerking van de Geest van Christus die harten in brand zet en brandende houdt!

Het vuur blijft branden...
Met dit laatste zijn we terug bij de vraag waarmee we begonnen. Is het voor ons mensen dan mogelijk om het werk van de Geest te weerstaan? Inderdaad, er zijn heel wat werkingen van de Heilige Geest die wij kunnen doven of uitblussen. Laten we daar op bedacht zijn! Toch spreken we ook over het onwederstandelijke werk van de Heilige Geest. Dat is niet te keren en ook niet uit te blussen.
Wat daarmee bedoeld wordt? Wel, daarbij gaat het over het bijzondere werk van de Geest in het leven van Gods kinderen, waardoor Hij hen uit het duister van de zonde brengt in het licht van Gods koninkrijk en daar een blijvende plaats geeft. We zouden ook kunnen zeggen: het gaat hier om het bijzondere werk van de Geest waardoor Hij de gelovigen het nieuwe leven schenkt en daarbij bewaart. De Geest van Christus staat ervoor in, dat zondaren tot bekering komen. Daarin werkt Hij onweerstaanbaar. En diezelfde Geest staat er ook voor in, dat Gods kinderen die genade niet verliezen, maar tot het einde toe volharden. Dat werk van de Geest is niet te blussen.
Zeker, het kan er in het leven van iemand die de Heere vreest op lijken dat het vuur is gedoofd. Er kan sprake zijn van ingezonkenheid en zelfs van geestelijke verlating, en dat meestal door eigen schuld. Maar toch blijft de Geest onuitblusbaar en onweerstaanbaar werken. Dat wordt prachtig geïllustreerd in de bekende Christenreis van John Bunyan. In het huis van Uitlegger ziet de hoofdpersoon van dit boek. Christen, allerlei taferelen waaruit hij bepaalde dingen kan leren. Een van die taferelen is een laaiend vuur in een open haard. Iemand staat daarbij die steeds maar emmers water op het vuur gooit. Toch blijft het vuur branden. Uitlegger laat Christen zien hoe dat komt. In de kamer achter de haard staat een man die door een gat in de muur olie in het vuur giet. Het beeld is duidelijk: de kerk van Christus wordt van alle kanten aangevallen. De machten van de zonde en van de duivel proberen het vuur van het werk van de Geest te doven. En soms lijken de vlammen weg te sterven en het vuur ten onder te gaan. Maar de verborgen werking van de Geest houdt het vuur toch brandende. Alle water van de wereld kan die gloed niet doven. Daar staat Hij Zelf voor in.

Middelharnis, A. Baars

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1996

De Wekker | 24 Pagina's

Blust de Geest niet uit...!

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1996

De Wekker | 24 Pagina's