Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wij spraken met . . .

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wij spraken met . . .

27 minuten leestijd Arcering uitzetten

ds. Kommer Groeneveld, geboren op 28/10/46 in een Chr. Geref. gezin te Werkendam ; van 1958-1968 voltijds en deeltijds opgeleid voor het brood- en banketbakkersvak, medewerker in het familiebedrijf; van 1968-1971 studie aan het Belgisch Bijbelinstituut te Brussel; vanaf september 1971 tot december 1982 werkzaam als evangelist in Antwerpen-Borgerhout; sinds oktober 1974 als ouderling-evangelist; in 1978 door de P.S. van het Oosten toegelaten tot de studie ter voorbereiding op het classicaal examen naar art. 8 K.O.; 7 oktober 1982 beroepbaar gesteld; 18 december 1982 als evangelisatie-predikant in dienst van de kerk van Eindhoven, voor het werk in Antwerpen; 29 december 1992 i.v.m. de zelfstandigwording van de kerk te Antwerpen-Deurne, als gemeente- en evangelisatiepredikant aan de kerk van Antwerpen-Deurne verbonden. Gehuwd sinds 24 augustus 1971 met Inge A. Nieuwstraten, vader van 8 kinderen, 6 dochters en 2 zonen.

Na uw kandidaatsexamen in 1982 werd u predikant van onze kerk in Eindhoven, met een evangelisatie-opdracht in Antwerpen. Wilt u iets vertellen over hoe de keuze daarvoor is ontstaan, hoe u daar bent begonnen en bij welke mogelijkheden u toen kon aanknopen?

Als u vraagt naar het begin van de uitvoering van de evangelisatieopdracht, dan denk ik niet aan 1982, maar aan 1971. Ik geloof dat het goed christelijk gereformeerd klinkt om te zeggen: 1982 was het jaar van de voortzetting, weliswaar in een andere hoedanigheid, en met andere bevoegdheden. Ik mocht toen het werk dat ik reeds sinds '71 als evangelist verrichtte, voortzetten als evangelisatiepredikant.
De vraag wordt weleens gesteld of er in de praktijk veel verandering kwam toen ik als predikant verder ging. Nu, ik dacht eigenlijk toen ik nog bezig was met de afronding van de studie en de voorbereiding op de examens, dat het eigenlijk geen of weinig verschil zou maken. Dat is om allerlei redenen toch niet waar gebleken. De aanduiding evangelist zegt de mensen niks; een evangelist is iedereen die tot een evangelische gemeente behoort. Een protestant hoort bij een protestantse kerk, en een evangelist bij een evangelische gemeente. Dus als aanduiding van een functie kwam dat niet over. En dat geeft direct vragen; is het wel pluis als men niet onmiddellijk begrijpt wie of wat men voor zich heeft? En roept het geen vragen op als het gaat om iemand die een niet-officiële functie heeft met een niet-officiële aanduiding? Ondertussen noemt men iedereen die in een protestantse kerk een dienst leidt dominee, of die het is of niet.
In de gemeente lag er nog een ander probleem. Voor elke officiële ambtelijke handeling moest er een predikant komen uit Nederland. Dat viel niet goed. Dat werd dikwijls ervaren alsof er een „Hollandse bisschop" moest overkomen om een kind te dopen of het avondmaal te bedienen. Bovendien zat er voor mijn gevoel een tegenstrijdigheid in, want de plaatselijke voorganger mocht wel, zonder enige kerkelijke bevoegdheid preken, en daarin zou uiteindelijk van alles fout kunnen gaan, maar hij mocht niet het avondmaal bedienen, waarin veel minder afgeweken kan worden, omdat alles vastligt in onze formulieren en formules. Of is het zo dat we t.a.v. de handelingen die de predikant verricht bij de bediening van de sacramenten, wij misschien toch wat roomser zijn dan we willen toegeven?
De keus voor Antwerpen is een verhaal op zich. Daar zou een halve Wekker mee te vullen zijn. Tenminste, maar ik kan het ook met drie woorden zeggen: Gods roeping en leiding. Als ik in mijn leven van één ding zeker ben is dat van het feit, dat God mij heeft geroepen voor deze dienst. Ik zeg dat wel eens in de kerk, als b.v. 's zondagsmiddags de kerk voor de helft gevuld is met jongeren van zeg maar 13 tot 23 jaar, dan zeg ik weleens als ik minister-president mocht worden, of president-directeur van deze of gene holding dan zou ik een hele stap terug moeten doen, niet financieel natuurlijk, maar wel wat betreft m'n positie als dienaar van de Koning der koningen. Dat ervaar ik als zo iets geweldigs, daar dank ik mijn Heiland dagelijks voor, dat Hij mij waardig keurde om in Zijn dienst te staan. Dat Hij mij op de één of andere manier gebruiken wil is buitengewoon.
Wat die roeping betreft. God heeft zo dikwijls bevestigd dat Hij mij op deze plek wilde hebben en wilde inzetten. Daar zit zo'n geweldig plan van God achter. In Apeldoorn werd ik niet toegelaten tot de opleiding voor predikant, maar de afwijzing was zoiets indrukwekkends. Ds. Op den Velde was president-curator, hij zei o.m. „broeder, God heeft een plan met jouw leven, blijf Zijn weg zoeken!". Dwars tegen al mijn chr. geref. gevoelens in kwam ik, door Gods leiding, terecht op een Belgisch Evangelisch Bijbel instituut, dus in het land waar ik achteraf bezien zou moeten werken. In het land zelf kreeg ik mijn basisvorming voor dit werk. Toen ik in sept. '71 in Antwerpen kwam was ik er volslagen vreemd; ik wist er heg noch steg, maar als Brabander voelde ik mij er wel direct thuis. Ik heb er heel wat woord- en klankovereenkomsten aangetroffen met het dialect dat in mijn geboortedorp Werkendam werd gesproken.
We zijn er onmiddellijk begonnen met lectuurverspreiding, folderwerk, een bescheiden boekwinkeltje en met openluchtsamenkomsten. Op 8 jan. '72 hielden we onze eerste dienst. Dat was een belevenis, er waren vier Vlaamse mensen aanwezig. Ik zie ze nog voor mij. Ze zijn alle vier reeds gestorven. Hun namen zeggen u natuurlijk niets, maar voor mij vertegenwoordigden ze elk een wereld apart. Een week later waren vijf personen, toen zes, weer eens vijf en toen er voor het eerst 10 mensen in de samenkomst kwamen, heb ik van ons povere inkomen mijn vrouw op gebak getrakteerd. Schitterend!

Na 10 jaar werd in 1992 een christelijke gereformeerde kerk in Antwerpen/Deurne geïnstitueerd. Het jaarboek van onze kerken geeft voor de kerk die ik mag dienen, 123 leden aan. Hoe is dit ledenbestand samengesteld voor wat betreft de kerkelijke herkomst? Is het merendeel van protestantse herkomst? Was er in de voorbije jaren in opmerkelijke mate sprake van overgangen naar de gemeente vanuit de Rooms-katholieke kerk?

Die vraag wordt mij vaker gesteld, en dan meestal uitgebreid met de vraag naar de nationale afkomst. M.a.w. hoe is de verhouding Vlamingen/Nederlanders. Nu is het beantwoorden van die vraag niet zo gemakkelijk. Je kan namelijk geen kaarsrechte lijnen trekken en de gemeente in verschillende categorieën indelen. Als ik de doopleden en de belijdende leden en de meelevende niet-leden bij elkaar optel, kom ik aan zo'n 135 à 140 personen. 65% daarvan zijn Vlamingen en van de overige 35% is de helft in België geboren en/of getogen. Maar wat zeggen die cijfers? Iemand kan de Belgische nationaliteit hebben of al heel lang in België wonen, maar heel erg op Nederland zijn georiënteerd, terwijl een ander Nederlander is, maar voor een Vlaming kan doorgaan.
Het is net zo moeilijk om iets te zeggen over de kerkelijke afkomst. Er zijn gemeenteleden indertijd uit motieven van verontrusting uit een andere protestantse kerk naar onze gemeente overgekomen, sommigen van hen hadden een katholieke achtergrond. Anderen zijn in directe lijn van uit de Rooms-katholieke gekomen, maar de meeste via één of meer van de talloze zijwegen van onkerkelijkheid. Dikwijls heeft men dan z'n plechtige communie nog gedaan en dat tegelijk beschouwd als het afscheid van de kerk. Er zijn ook een aantal gemeenteleden die vanuit Nederland naar België verhuisden en bij onze gemeente een kerkelijk onderdak vonden, waar zij zich thuis voelen.
Maar vooral moeten we niet vergeten dat er in 25 jaar ook heel wat kinderen geboren zijn in gezinnen van onze gemeente. Wat dat betreft vind ik prachtig mee te maken dat kinderen opgroeiden in de gemeente, vervolgens betrokken te zijn bij hun geloofsbelijdenis, hun huwelijksbevestiging en de doop van hun kinderen. Dat is toch mooi?

Voor een gereformeerd predikant die in een puur roomse omgeving gaat werken, zal het voorwaarde zijn dat hij zich goed verdiept in de geloofsleer en de tradities van de Rooms-katholieke Kerk. Is dat ook uw ervaring geweest in wat u ondernam om aan deze voorwaarde te voldoen?

Ja, ik moet wel eerst uw opmerking relativeren, namelijk dat ik werk in een puur roomse omgeving. Dat is maar betrekkelijk waar. Het is maar een gering percentage van de stedelijke bevolking dat meeleeft met de R. Katholieke kerk. Het is per parochie natuurlijk verschillend, maar het overgrote deel van de autochtone bevolking is katholiek op wielen; men komt alleen naar de kerk als men gereden wordt: bij de doop in de kinderwagen, bij het huwelijk in de bruidswagen en bij het sterven in de lijkwagen. En dan heb je nog het niet te onderschatten aantal leden van de joodse gemeenschap en van de islamitische gemeenschap. Ik wil maar zeggen dat het „puur" roomse van mijn werkomgeving wel meevalt.
Dat je je moet verdiepen in de geloofsleer en de tradities is natuurlijk een gegeven; je hebt met je werk een doelgroep voor ogen en die moet je kennen. Je moet je in elk geval verdiepen in de cultuur van een volk. Niet: Wat heeft de cultuur opgeleverd aan bezienswaardigheden, want dan ben je toerist, maar welke wereld, welke gedachtengang, welk gevoelsleven gaat schuil achter het cultuurgoed van een volk.
Dat is overigens een heel aangename bezigheid want daar hoort uiteraard bij dat je leest wat Vlaamse auteurs hebben gepubliceerd. Ik noem een voorbeeld; ik kreeg met kerst van een bezoeker van onze kerk een boek van Felix Timmermans „De pastoor van de bloeyende wyngaerd". Ik had het natuurlijk allang gelezen, maar de gever zei erbij dat zijn probleem in dat boek getekend wordt. Timmermans beschrijft de verschillende karakters van de personen die zijn verhaal vormen. En daarbij ook de oprechte twijfel die er kan zijn, en de botsing van karakters met de heersende systemen en structuren. Ik zou willen zeggen: je leert een volk kennen uit zijn schrijvers.
Een tweede belangrijk ding vind ik in dit opzicht dat God je zegent met een gezin. Want de kinderen integreren duizend keer sneller dan jijzelf. En als je wilt integreer je door hen. Door de kinderen sta je veel dichter bij de samenleving en de samenleving bij jou. In ons gezin begint het een traditie te worden dat de kinderen zodra ze 18 worden naar het districtshuis gaan om de Belgische nationaliteit aan te vragen. Dat is ondertussen met de oudste drie al gebeurd. Maar door hun leven op school, muzikale vorming, het werk van de oudsten enz. kom je in contact met de samenleving waar je niet als predikant komt, maar als lid van de maatschappij.

Hoe wordt tegen de kerk van gereformeerde signatuur aangekeken in een overwegend Rooms-katholieke omgeving? Vroeger misschien met minder tolerantie dan vandaag? Onderhoudt u contacten met de roomse geloofsgemeenschap en de geestelijkheid?

Het zijn drie vragen die u stelt.
Wat betreft de vraag hoe er tegen ons als kerk wordt aangekeken kan ik wel zeggen dat we een vreemd verschijnsel zijn. Men heeft vaak een karikaturaal beeld van m.n. gereformeerde gelovigen. Iedereen heeft televisie en bij gereformeerd denkt men aan wat men ooit heeft gezien op de televisie over Staphorst en de poliokwestie en aan een bepaald soort protestanten die niks mogen en van alles moeten. Als ik ook hoor wat onze dochters op school in het vak geschiedenis leren over Calvijn is gewoon belachelijk. „Calvijn en de predestinatie, dus gereformeerden leren dat er een noodlot is waar alles van afhangt".
Nu moet ik wel zeggen dat ik en ook onze gemeenteleden niet met een bordje om onze hals lopen waarop staat „wij zijn gereformeerd". We moeten niet onderschatten dat het ook een woord is dat de verdeeldheid onder de protestanten etaleert. Ik zeg meestal dat we protestantse gelovigen zijn. Gaat het gesprek een stapje verder dan wil ik wel aangeven dat we evangelische protestanten zijn - want dat wordt geassocieerd met de EO, en die komt bij vele mensen binnen en heeft doorgaans een positieve uitwerking - en gaat het nog verder en het is functioneel in het gesprek dan leg ik uit dat we reformatorische, evangelische protestanten zijn.
Op zich is het natuurlijk wel triest dat het gereformeerd zijn volstrekt onbekend is in een land waar wel de wortels van het gereformeerd belijden liggen. De Nederlandse Geloofsbelijdenis komt uit Vlaanderen. Ik zal ook nooit vergeten mijn catechisanten duidelijk te maken dat de Nederlanders er die naam wel aan hebben gegeven maar dat de belijdenis de confessio Belgica is, of beter nog de Antwerpse geloofsbelijdenis; want u weet dat de Gereformeerde Synode van Antwerpen ergens in de 16e eeuw het boekje van Guido de Bres heeft aanvaard als officieel kerkelijk symbool waaraan ons reformatorisch zijn te herkennen viel.
Wat de tolerantie betreft is dat tegenwoordig heel anders dan vroeger. Ik heb nog wel verhalen gehoord dat protestantse kinderen geplaagd werden en van school geweerd en van predikanten die met rotte eieren bekogeld werden en dat soort dingen. Nu hebben we over het algemeen te doen met een uiterst-vriendelijke onverschilligheid. Men respecteert het geloof van de ander, maar wil verder met rust gelaten worden.
We hebben geen contacten met de roomse kerk, uiteraard ontmoet je hier en daar weleens één van de parochiepriesters die je kent en waar je even mee praat. Bij de ingebruikneming van onze kerk waren een parochiepriester en de deken van het dekenij Deurne aanwezig. Later is de pastoor-deken op een zondagavond nog eens op bezoek geweest en hebben we samen een wijntje gedronken. Ik werd uitgenodigd voor het afscheid van de bejaarde pastoor De Weerd, met wie ik jarenlang in dezelfde straat woonde. Ik werd in zijn toespraak gehuldigd en bejubeld als zijn goede vriend en de beste dominee die hij kende, maar waarschijnlijk kent hij er maar één. Zo krijg ik ook elk jaar een aantal groepen vormelingen uit verschillende parochies, die zich voorbereiden op het vormsel, op bezoek. Aan wie ik dan mag uitleggen hoe ons geloof eruit ziet.

Buiten de pastorale zorg voor de eigen gemeente, zijn er ook de evangelisatie-activiteiten naar buiten. Hoe gericht zijn die? Binnen welke segmenten van de Belgische samenleving probeert u mensen van het in de gereformeerde geloofsleer vervatte geestelijke gedachtengoed te overtuigen? Welke methoden past u daarbij toe? Waar en hoe zoekt u ingangen?

In de evangelisatiepraktijk heb je met verschillende lagen te maken; allereerst de persoonlijke evangelisatie, of zoals we dat tegenwoordig noemen: de vriendschapsevangelisatie, die doorgaans het best functioneert onder jongeren. Het komt regelmatig voor dat studenten uit onze gemeente medestudenten meebrengen naar de kerk en met de Bijbel in contact brengen. Het behoort tot mijn werk om de gemeenteleden daartoe te stimuleren.
Een andere laag in het werk is de bevordering van de naamsbekendheid van het Evangelisch Centrum als onderdeel van een protestantse gemeente. Dat doe ik direct en indirect. Indirect door middel van b.v. ingezonden stukjes in dagbladen, waarin ik reageer op situaties in de samenleving. Mensen gaan zich afvragen wie dat is die z'n mening geeft over iets en dikwijls blijkt dat mensen zich herkennen in wat je schreef. Het meest recente maakte ik mee op 1 juli toen de Tour de France voorbij de kerk en pastorie zouden komen. Dat was natuurlijk een hele heisa; het krioelde van de verslaggevers en er stapten er twee onze kerk binnen. Ik ging er naar toe en direct vroeg de een of ik het niet duivels vond, die Tour. Ik vroeg waarom duivels en of hij wel wist dat in de Bijbel verschillende keren voorbeelden aan de sportwereld worden ontleend. Dat Paulus in een paar gevallen iets zegt over het geloof en hij dan waarschijnlijk dacht aan de Olympische spelen. Natuurlijk moest ik uitleggen wie Paulus was en wat hij bedoelde enz. Maar de volgende morgen stond het in de krant. Ook zorg ik steeds bij elke activiteit die we organiseren dat er naar alle Nederlandstalige dagbladen een persbericht gefaxt wordt. Soms nemen ze die op, soms ook niet. Dat zien we dan wel.
Dan is er de derde laag en dat is het directe evangelisatiewerk. Daaronder vallen: het lectuurwerk. We hebben een Bijbelwinkel die dagelijks geopend is. Jammer genoeg functioneert die winkel niet voldoende. We willen in het nieuwe seizoen proberen d.m.v. een advertentiecampagne daar weer een nieuwe impuls aan te geven. Verder is er het folderwerk en de daarbij behorende nazorg. Een paar keer per jaar wordt het hele gebied van het Evang. Centrum „befolderd". De mensen die daarop reageren moeten soms bezocht, of schriftelijk benaderd en daarna bezocht, soms is het met één gesprek afgelopen, soms is het een aantal gesprekken en resulteert het in kerkbezoek of deelname aan een cursus.
Die cursus is een ander vast onderdeel van het evangelisatiewerk. Een keer of drie, vier per jaar bieden we een cursus aan van 7 avonden. Die cursus wordt aangekondigd via advertenties, folders, affiches, persberichten enz. Op een heel eenvoudige manier wordt een beeld gegeven van wat ons geloof inhoudt. De cursus heet: „Oriëntatiecursus Bijbel & Christelijk geloof".
Verder hebben we in het seizoen elke maand een Bijbelinfo-avond die in de regel bezocht wordt door gemeenteleden, leden van andere kerken en contacten en „buitenstaanders". Het is een wat andere vorm van wat we vroeger een evangelisatie-samenkomst noemden. Er komt een ter zake kundige spreker een bepaald thema inleiden en daar is dan een discussiegelegenheid na. Mensen als prof. Velema, dr. Van der Wal, drs. Pieter van Kampen, dr. Patric Nullens, prof. Ouweneel, drs. L. Wüllschleger enz. hebben we als sprekers op die avonden. Het aantal belangstellenden varieert al naar gelang het onderwerp, maar soms hadden we 90 à 100 mensen.
Ook behoren bij het evangelisatiewerk de concerten die we twee keer per jaar organiseren. Dan bereik je ook weer ander we publiek. In het afgelopen seizoen hadden we twee concerten, een kerstconcert en een pianoconcert met Willy Appermont, een Vlaamse christen en virtuoos pianist. Voor het jubileumjaar hebben we drie concerten op het getouw staan. Eén met de zojuist genoemde pianist, die samen concerteert met Jan Valach, een Tsjechische organist uit Antwerpen; hij is em. professor koor- en orkestdirectie en een geweldig organist; en daarbij bereid om op ons eenvoudig Johannus-orgel een concert te geven. Hij en zijn vrouw zijn lid van de Lutherse kerk, maar zo nu en dan zijn ze bij ons in de kerk. Dan is er nog het concert met het Urkermannenkoor in april '97.
In dit jubileumjaar hopen we in het kader van de evangelisatie ook een 10-daagse Bijbeltentoonstelling te houden i.s.m. het Vlaams Bijbelgenootschap.
Het kinderevangelisatiewerk gebeurt door de Vakantie-Bijbel-Clubs, de kinderclub op de eerste zaterdag van de maand en onze jaarlijkse kinder- & tienerkampen waar ook steeds kinderen van buiten de gemeente meegaan. Dit jaar hadden we 52 deelnemers in ons kamp.
Ik mag hier ook wel bij noemen dat we regelmatig met mensen in contact komen die door de EO naar ons verwezen worden. Ook die vragen een stuk nazorg.
Bovendien breng ik elke dinsdagmiddag een paar uur door in een protestants bejaardenhuis in de Kempen. Daar hebben we met een 18 à 20 bejaarden, de meeste Rooms-katholiek of buitenkerkelijk een pastoraal getint Bijbel- en gebedsuur. Ook dat is evangelisatie. We zingen een aantal liederen uit de bundel van Johannes de Heer, ik lees een stukje uit de Bijbel en vertel daar wat over; 'k probeer ze vooral zelf aan het praten en meedenken te krijgen en hun problemen en zorgen te integreren in de boodschap van die middag. Daarna bidden we met elkaar. Ik neem ook steeds lectuur mee. Een paar exemplaren van Doorgeven, Licht & Waarheid, de Gezinsgids en zo allerlei spul van de leestafel van de kerk. Dit jaar hoop ik voor de 24ste keer een Kerstavondviering met de bewoners te houden.

Is evangeliseren onder Rooms-katholieken gemakkelijker dan onder mensen die t.o. het christelijk geloof volkomen vreemd staan? Men is geneigd dat aan te nemen omdat Rooms-katholieken, tenzij het diep is weggezakt, wellicht goed aanspreekbaar zijn op, in elk geval nog enig begrip hebben van de essentiële noties waarom het gaat in het christelijk geloof. De grondwaarheden van het christelijk geloof zullen hen in het algemeen niet helemaal vreemd zijn.

Wat makkelijker en wat moeilijker is weet ik niet, vooral omdat je steeds met een individueel mens te doen hebt. Een belangrijke factor is steeds: hoeveel echte belangstelling heeft men, wat zijn de motieven die hen bewegen met mij te praten; en uiteraard zijn er heel wat aanknopingspunten als je een gesprek hebt met iemand die goed op de hoogte is van de leer van Rooms-katholieke kerk.

Een gemeente die van haar geloof duidelijk en krachtig getuigenis naar buiten geeft, mag een levende gemeente van Christus worden genoemd. Wat kunt u en wat durft u in alle bescheidenheid op dit punt te zeggen van de gemeente die u dient?

In de eerste plaats zou ik willen zeggen dat het levend zijn van de gemeente gelegen is in het in-Christus-zijn; Hij is het Hoofd en de gemeente het Lichaam; de Geest die in Hem woont is dezelfde Geest die ook de gemeente bezielt. Vermits Christus de Levende is, is de gemeente, die wat Hem betreft, onverbrekelijk aan Hem verbonden is, ook levend. Kenmerken daarvan zijn o.a. dat de gemeente een getuigende gemeente is. Als ik naar mezelf kijk kan ik alleen maar betreuren dat ik dikwijls helemaal geen „liefelijke geur van Christus verspreid" en dan ben ik bang dat het gezegde „zo priester, zo volk" ook waar is. Dat kan mij geweldig terneerdrukken.
Tegelijk zeg ik ook dat ik niet anders wil dan samen met mijn gemeente - ik gebruik het bezittelijk voornaamwoord opzettelijk om onze verbondenheid aan te geven - veel goede dingen over onze God en Heiland te vertellen. Ik herinner mij nog heel goed dat toen ik 28 jaar geleden naar Brussel vertrok, naar het Bijbelinstituut dat 's zondags ds. Van der Ent bij ons preekte; hij stond toen in Katwijk. Hij was goed bevriend met mijn vader en 's maandagsmorgens kwam hij nog even bij ons aan. Hij had gehoord van mijn vertrek en toen zei hij: „Kommer, vertel daar in België maar veel, veel goeds van de Heere". Dat is mij altijd bij gebleven; ik zie me nog staan: een jongen van één meter acht en zeventig tegenover die reus van een man. Ik wil niet liever en voor mezelf en voor de gemeente alleen maar goed over onze goede God vertellen; Hij is ook zo onuitsprekelijk goed.
T.a.v. de gemeente mag ik ook zeggen dat er heel wat ouderen en jongeren zijn die elk op hun manier het getuigenis de wereld indragen. De één opvallender dan de ander, maar het gebeurt, ieder met z'n eigen mogelijkheden, eigen karakter. Ik dank daar de Heere voor.
U vindt het wel goed, br. Koole, dat ik op dit moment nog iets zeg van onze gemeente. Ik denk dat ze deze regels toch niet onder ogen krijgen, maar het is zo'n fantastische gemeente. Echt waar... ik hou van m'n gemeente; het is misschien een afwijking, maar het is gewoon zo.
De kinderen, de jeugd, de studenten, de ouderen, de bejaarden... het is niet volmaakt en de zonden maken soms mooie dingen kapot en de gebrokenheid is er en de boze gaat nogal eens heftig te keer, en dat doet je pijn en verdriet. Maar de zegen van God in en door en voor de gemeente overheerst. Zo'n gemeente als de onze zou ik al m'n collega's gunnen. Ik weet wel, ik ken geen andere gemeenten, dus ik heb geen echt vergelijkingspunt, maar ik hoor genoeg over het gezeur waar men eindeloos tijd en energie aan verspilt en waar men niet toe komt aan de wezenlijke dingen.
Als ik in Nederland ben geweest voor een vergadering of zo doe ik de terugreis bij wijze van spreken in de helft van de tijd die ik voor de heenreis nodig had. Dan vlieg ik laag om weer snel op mijn eigen plek te zijn, in de bereikbaarheid van mijn gemeente en mijn eigenlijke werk. En, dat wil ik ook zeggen, voor ik de grens passeer kom ik voorbij Breda, de op één na liefste gemeente van onze kerken. De broeders daar staan mij toe dat ik de meeste van mijn „vrije" zondagen bij hen mag zijn en het is de enige gemeente waar ik mij geen gastpredikant voel. Of dat nou is omdat we Brabanders zijn onder mekaar of iets anders, ja het zal wel iets anders zijn...

Hoe taxeert u de positie van de Rooms-katholieke kerk in België ten opzichte van die kerk in Nederland? Staan conservatisme en modernisme daar op dezelfde manier tegenover elkaar als in ons land? Door de Rooms-katholieke kerkleiding in Nederland worden met name in micro-ethische vraagstukken over het algemeen standpunten ingenomen, waaraan orthodoxe protestanten in Nederland zich dikwijls verwant voelen. Is dat ook in België zo?

Inderdaad is dezelfde tegenstelling in België waarneembaar. Ik veronderstel dat het percentage conservatieve Rooms-katholieken t.o.v. hun modernistische confraters hoger ligt dan in Nederland het geval is. En als het over ethische kwesties gaat kan ik mij dikwijls best vinden in uitspraken en reacties van de Belgische bisschoppensynode. Als actueel voorbeeld zoudt u kunnen denken aan het afwijzend standpunt dat wordt ingenomen door de kerkleiding t.a.v. het wetsvoorstel inzake antidiscriminatie op grond van ras, geslacht of seksuele geaardheid. Of ook het pleit dat zij voeren voor het huwelijk en tegen de erkenning van alternatieve samenlevingsvormen. Denk ook maar aan de weigering van wijlen koning Boudewijn destijds om de abortuswet te ondertekenen. Zijn standpunt had duidelijk direct verband met het kerkelijke standpunt daaromtrent.

Is het uw ervaring respectievelijk bent u van oordeel dat ook in de Rooms-katholieke kerk, bij alle menselijke en kerkelijk-traditionele aangroeisels van dwaling die deze kerk kenmerken, toch ook geloof wordt gevonden dat zich zo op Christus en Zijn verlossingswerk richt dat van een waar en zaligmakend geloof kan worden gesproken? Als u zulke mensen ontmoet, hoe gaat u dan met hen in evangelisatorische zin om?

Ik twijfel er geen ogenblik aan dat er ook in de Rooms-katholieke kerk mensen zijn die een echte geloofsrelatie hebben met de Heere. Ik ken zulke mensen. Ik denk aan iemand die ik regelmatig ontmoet, die ook wel onze diensten bezoekt en ondertussen trouw meeleeft in eigen kerk. Als ik met hem spreek dan zijn er momenten waarop ik denk: wat jammer dat hij dat zo ziet; maar er zijn ook gesprekken waarin ik denk: deze man vertrouwt van harte op de Heere Jezus Christus en hij wil Hem dienen met heel zijn hart. Onlangs had ik een telefoongesprek met hem en ik dacht naderhand „Ik weet niet of ik in de gemeente al eens zo'n groot geloof heb gevonden".
Ik ontmoette een man, het is wel 16, 17 jaar geleden. Hij kwam in de Bijbelwinkel en we kregen een gesprek waar nog vele gesprekken op zijn gevolgd. Het was een bijzonder vriendelijke, sympathieke man. Hij leek heel sterk op één van mijn collega's; dezelfde vriendelijke uitstraling. Ik noem maar geen naam, maar sinds kort maakt hij deel uit van de Wekkerredactie. Als ik aan mijn vrouw iets over hem zei en zij niet direct wist over wie ik het had hoefde ik collega's naam maar te noemen en ze wist het. Het zouden broers geweest kunnen zijn. Merkwaardig is dat. Nu die man leefde trouw mee in zijn kerk en had vragen en twijfel over allerlei zaken in die kerk maar het kwam niet in hem op z'n kerk te verlaten. En als hij vertelde over zijn geloofsbeleving, dat was indrukwekkend. Hij werkte in Brussel en ging per trein naar z'n werk. Dan kon hij elke morgen en elke avond 40 minuten in zijn bijbel lezen en mediteren. Hij getuigde van zijn geloof in Christus alleen. Ik heb het altijd wat jammer gevonden dat hij niet in onze gemeente kwam, want hij zou een aanwinst zijn geweest.
En hoe ga je er evangelisatorisch mee om? In de eerste plaats respect tonen voor hun opvatting. Vervolgens dankbaarheid laten merken voor hun geloofsbeleving en tenslotte hopen, bidden en uitzien naar mogelijkheden waarin je iets van de volle rijkdom van Gods waarheid kan doorgeven. Ik heb in dit opzicht geleerd dat je royaal moet spreken over Christus en het heil in Hem alleen. En dat in de verwachting dat de Heere hun ogen zal openen voor die rijkdom en ze daardoor de schraalheid van de Rooms-katholieke leer ontdekken.
Een belangrijk punt is m.i. dat je in geen geval moet gaan schieten op de R.K.-kerk. Het komt niet over om op welke manier dan ook gedurig Rome's afdwalingen aan de kaak te stellen. Al zijn er mensen die nooit een voet in die kerk zetten, die zelf de zwaarste kritiek op Rome hebben, maar als je begint over wat de Rooms-katholieke kerk fout doet of verkeerd leert, slaan ze onmerkbaar de deur dicht en denken ze: weer zo'n eigenwijze Hollander die alles beter weet, laat hij liever in Holland z'n eigen tuintje gaan wieden.

Hoe schat u de toekomst van uw gemeente in Antwerpen-Deurne in als u de kerkelijke ontwikkelingen en de toch ook in België voortgaande secularisatie in aanmerking neemt. Welke betekenis heeft het daar gemeente van Christus te zijn op de wijze zoals u daaraan onder Gods zegen tot nu toe gestalte probeert te geven?

Kijk, als je let op de voortschrijdende secularisatie in ons land en op het feit dat we in Vlaanderen ook maar gewone mensen zijn met een zondig hart; en zoals ze vroeger zeiden „zelfs na ontvangen genade" het vlees ons nog wel eens méér regeert dan de Geest dan zie ik de toekomst somber in. Maar wij hebben een Koning, een levende Heiland en Hij heeft gezegd: „Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde; en zie; Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld". En het gaat om de eer en de glorie van die Koning en om het heil van Zijn gemeente, waar Hij Zijn bloed, Zijn leven voor over had. Zou die Koning niet bij machte zijn om Zijn kerk te bewaren? Ja toch?
Een diep verlangen in mij is dat gemeenten van Gereformeerd belijden ooit één Vlaamse Gereformeerde kerk zullen worden, dat is ook mijn gebed. Nee, ik bedoel niet allerlei individuele oprispingen waar je soms van hoort, maar kerkelijk gestructureerd, dus opkomend uit de kerken.
Een tweede verlangen is dat ik in de komende tijd mag meemaken dat vanuit de Gereformeerde kerken, die er zijn in Vlaanderen nieuwe posten zullen worden gesticht. Tenslotte, het is van levensbelang voor de gemeente in Vlaanderen, maar dat geldt ook voor Nederland, dat we onze tijd niet verspillen aan allerlei onzalig gebabbel waarin misschien wel ons kerkelijk gevoel wordt bevredigd maar de gemeente niet wordt gebouwd, en ongelovigen niet worden gewonnen voor de dienst van Koning Jezus.
Daarom moet in evangelisatie, prediking, pastoraat en catechese de naam van onze Heere Jezus Christus zo centraal staan dat Gods Geest de naam van onze Koning bindt op het hart van allen waarmee we in contact komen.
In de onvolprezen bundel van Joh. de Heer staat een prachtig lied, de eerste regels luiden:
„Wij hebben een machtige Koning,
die nimmer de Zijnen vergeet,
laat ons van Zijn goedheid niet zwijgen,
zorg toch dat ieder het weet!"

Mevrouw Groeneveld, op welke manier en in welke mate neemt u deel aan de kerkelijke activiteiten in de gemeente?

Ja, wat doe ik in de gemeente? In de eerste plaats ben ik heel nauw betrokken bij de opvoeding en begeleiding van een redelijk percentage jonge leden, wij hebben nl. 8 kinderen. Verder maak ik deel uit van het team organisten; we zijn met z'n vijven als organisten. Jarenlang ben ik alleen geweest om de gemeentezang te begeleiden. Ik kon helemaal niet spelen, ja een beetje op akkoorden, maar ik had geen keus, het moest gewoon. En als je geen keus hebt lukt het soms wel.
Ik ben ook beschikbaar als mijn man er niet is om evt. bezoekers van de Bijbelwinkel te helpen en te woord te staan en vooral mensen die telefonisch contact zoeken i.v.m. problemen die ze hebben naar hen te luisteren en te helpen. Verder probeer ik gewoon actief gemeentelid te zijn, samen met zoveel andere zusters en broeders.
Het wonen en werken in en om het Evangelisch Centrum ervaren we ondanks alle drukte en zorgen als een groot voorrecht en een zegen van God. Alleen al het leven in dit land, het omgaan met broeders en zusters in deze gemeente, is iets wat mij dankbaar maakt.

U verlangt niet terug naar Nederland?

Ik kan mij niet voorstellen dat wij het er nog zouden kunnen gewoon worden.

Hartelijk dank voor de vriendelijke ontvangst in uw sfeervolle woning in Antwerpen. De Heere moge u hier èn persoonlijk èn kerkelijk in elk opzicht ook in de toekomst rijk zegenen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 augustus 1996

De Wekker | 16 Pagina's

Wij spraken met . . .

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 augustus 1996

De Wekker | 16 Pagina's