Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Narratieve prediking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Narratieve prediking

Een waardevol artikel over:

17 minuten leestijd

Uit: Nader Bekeken september 1996 van de hand van ds. M. Heemskerk, pred. Geref. Kerk (vrijg.) te Rozenburg

Wat is narratief?
Narratieve prediking. Wat mag dat nu toch weer wezen? Welnu, het is de bedoeling van dit artikel, om dat duidelijk te maken. En om met elkaar te kijken of dat verschijnsel „narratieve prediking" al of niet bruikbaar is. Dus of het de toets kan doorstaan van wat prediking volgens het Woord van de HERE moet zijn.
Maar nu dus eerst die term: narratieve prediking. Dat woord „narratief" hangt samen met het latijnse werkwoord „narrare". En dat betekent: vertellen. Narratieve prediking is dan ook vertellende, verhalende prediking. Prediking in verhaalvorm. Je vertelt een verhaal. En dat is het dan. Dat verhaal moet overkomen bij je hoorders. Dat verhaal moet bepaalde reacties en emoties opwekken. Dat verhaal moet het doen. Preken is: het verhaal vertellen. Zo doet de bijbel het immers zelf ook? De bijbel is voor een overgroot gedeelte een boek met verhalen. En dat is geen wonder. Want dat „past bij het geschiedenis-karakter van de bijbel: God gaat een weg met mensen. De God van de bijbel is niet in de eerste plaats een uitlegger, die de wereld verklaart; Hij is ook geen zedenmeester, die zegt hoe het moet. De God van de bijbel gaat een weg samen met zijn volk. Hij maakt geschiedenis". (G.D.J. Dingemans, in: Katechetisch Lexicon. Wat is wat in de katechese, onder redactie van F.H. Kuiper en B.J. Robbers, Delft 1985, p. 127).
Die geschiedenis wordt verteld. En dat is een uitnodiging aan de hoorders om in het verhaal te stappen en mee te doen. Ja, en hóe wordt die geschiedenis dan verteld in de narratieve preek of - en dat maakt geen principieel verschil wat de methode betreft - in de narratieve catechese?
Dr. Dingemans schrijft: „Het gaat in de bijbelverhalen om de wijze waarop God omgaat met mensen. Bijbelverhalen zijn dragers van ervaringen met God. Daarom moet men ook in de geloofsopvoeding de verhalen niet vertellen om de historisch interessante achtergronden of om het 'spannende verhaal', maar als ervaringen van mensen die iets te vertellen hebben over hun omgang met God. En in het Nieuwe Testament gaat het om de ervaringen die mensen hebben opgedaan met Jezus, in wie zij 'iets-van- God' hebben ontdekt. Verhalen die vanuit deze optiek worden verteld kunnen ook voor kinderen tot dragers van vergelijkbare ervaringen worden. De figuren uit het verhaal of degene die als 'getuige' het verhaal vertelt fungeren als identificatie-personen voor de hoorders. Men kan dus de bijbelse verhalen vertellen vanuit het standpunt van figuren uit het verhaal of vanuit het standpunt van de 'getuige', die er bij is geweest en wil laten zien welke indruk de gebeurtenissen op hem hebben gemaakt' (a.w., p. 128).
Twee dingen springen uit dit citaat heel duidelijk naar voren. In de eerste plaats, dat narratieve prediking volledig op de subjectieve toer gaat. Het gaat immers om de overdracht van ervaringen van „mensen-van-vroeger" met God aan „mensen-van-nu". In de hoop dat die „mensen-van-nu" daar iets aan hebben voor hun eigen „Godservaring". We gaan daar zometeen verder op in. Wat in de tweede plaats opvalt, dat is, dat er verteld kan worden vanuit het standpunt van één van de figuren in het verhaal.
Iets dat natuurlijk met dat eerste samenhangt. Het gaat immers om menselijke ervaringen. Die moeten overkomen!

Een voorbeeld
Vertellen vanuit het standpunt van één van de figuren in het verhaal. Het standpunt althans, zoals dat bij de prediker is overgekomen en zoals hij dat op zijn beurt weer probeert over te brengen op zijn hoorders. Ik wil daar een voorbeeld van laten zien. Het is afkomstig van een predikant, die met zijn narratieve preken landelijke bekendheid gekregen heeft, onder andere ook door het televisie-programma „Op verhaal komen in de Wester". U zult zijn naam dan ook wel kennen: ds. Nico ter Linden.
Zijn televisie-toespraken over Abraham zijn in boekvorm uitgegeven. Ter Linden vertelt dan op een gegeven ogenblik over het bezoek, dat Abraham krijgt van de HERE met twee engelen. Het wordt beschreven in Genesis 18. Hij zet er ook een tekening van Rembrandt bij, waarop je Abraham met zijn drie gasten aan de maaltijd ziet. Sara staat in de deuropening van de woning. En verder zie je een jongen, die bezig is, een pijl aan te leggen op zijn boog. Dat zal Ismaël zijn. Kennelijk heeft die tekening Ter Linden geïnspireerd tot de volgende passage:
„En wie hebben we daar?" vraagt God. Er loopt een jongetje over het erf, krijgshaftig gewapend met pijl en boog.
„Ismaël, kom eens netjes een hand geven," zegt Abraham.
„Wat wil jij later worden?" vraagt God.
„Boogschutter, mijnheer. Boogschutter in de woestijn".
„Dat is mooi. En hoorde ik goed, dat jij Ismaël heet? Dat is een mooie naam. Je weet toch wat die naam betekent?"
„Ik ben het vergeten, mijnheer".
„Ach kom, je weet het wel", zegt Abraham. 'God hoort' betekent je naam, dat weet je toch?"
„O ja, nu weet ik het weer" zegt Ismaël.
God moet glimlachen, maar Abraham vindt het toch vervelend: „Onze Ismaël kan het maar niet onthouden, ik weet niet wat dat is".
„Ach", zegt God en glimlacht andermaal, „dat is toch ook moeilijk om te onthouden. Abraham?!" (Nico ter Linden, Abraham, Kampen 1987, p. 55).

Fantasie, en nog wat...!
Strikt genomen is het bovenstaande geen passage uit een preek, die bestemd is voor een kerkdienst, maar uit een toespraak, die vanuit de Westerkerk in Amsterdam gehouden is voor de televisie. Maar in principe maakt dat niets uit. Ook in een preek voor de gemeente zou een dergelijke passage door een voorstander van de narratieve methode zonder enig bezwaar worden gebruikt. Hier gebeurt immers iets, dat typisch is voor deze methode. De prediker-verteller concentreert zijn aandacht op de figuur van Ismaël. Hij vraagt zich af, hoe Ismaël dat bezoek van de HERE en Zijn twee engelen ervaren heeft. Hij laat zich daarbij inspireren niet door de tekst van deze geschiedenis in Genesis, maar door de betekenis van de naam Ismaël. Daar spint hij dan een verhaal omheen, waarin hij probeert, de ervaring over te brengen, dat je heel makkelijk kunt vergeten, dat God een hoorder van de gebeden is. Maar dat je best mag geloven, dat God daar helemaal niet zo zwaar aan tilt. Hij begrijpt er alles van, dat het moeilijk is voor een mens om daaraan te denken. En als Hij dat ziet, dan kan Hij erom glimlachen. In tegenstelling tot de vrome Abraham, die er veel zwaarder aan tilt dan God. Nou, en daar kun je dan als hoorder van het verhaal nog wat op voortborduren. Zo in de geest van: de mensen verwachten vaak veel meer geloofskracht van je dan God. Hij begrijpt het wel, dat je er lang niet altijd alle vertrouwen in hebt, dat Hij een Hoorder van de gebeden is. Hij tilt daar niet zo zwaar aan.
Ik hoop, dat het uit dit voorbeeld een beetje duidelijk kan worden, hoe de narratieve methode werkt. En vooral ook, wat de narratieve methode beoogt. Ik wil daarbij nog opmerken, dat ik heel wat passages uit „Abraham" als voorbeeld had kunnen kiezen, maar dat ik met opzet deze passage genomen heb. Hierin wordt immers door het verhaal niet alleen een bepaalde religieuze ervaring opgeroepen. Maar het verhaal is ook nog ontsproten aan de fantasie van de prediker, en vindt geen enkel steunpunt in de tekst van Genesis 18. De prediker heeft gewoon een eigen verhaal geweven om de naam Ismaël. En dan een verhaal, dat, als ik het op me in laat werken, mij een heel bedenkelijke „toepassing" suggereert. Iets wat overigens buiten de directe verantwoordelijkheid van de prediker valt. Bij mij komt het verhaal over, zoals ik het hierboven heb geschetst. Maar is het ook de bedoeling van de prediker geweest, dat het zo bij mij overkwam? Dat is niet zeker. En het is ook niet belangrijk. Het gaat er immers maar om, dat er een stuk geloofservaring bij mij wakker geroepen wordt. Hoe dat eruitziet? Dat is niet van belang. Als het maar écht is. Echt van mezelf.
Ja, en dan dat eigen verhaal, ontsproten aan de fantasie van de prediker! Als wij in de Gereformeerde Kerk zo'n passage te horen zouden krijgen 's zondags in de preek, dan zouden we onze wenkbrauwen fronsen. Althans, dat hoop ik. Want zo'n brok fantasie hoort in een preek niet thuis. In de preek moeten de Schriften open. En alles wat in de preek gezegd wordt moet aan de Schrift getoetst kunnen worden. Ook als de preek een verhalend gedeelte bevat, mag dat niet opkomen uit de fantasie van de prediker, maar zal dat een nauwkeurig, en dus exegetisch verantwoord navertellen moeten zijn van de tekst, die ons in de Schrift gegeven is.
Bij de narratieve methode echter speelt dit nauwkeurige navertellen in feite geen rol. En dat heeft een achtergrond. Dat heeft deze achtergrond, dat er gepreekt wordt vanuit de overtuiging, dat het gaat om het verhaal en om wat het verhaal bij de hoorder losmaakt en bewerkt. Terwijl de vraag of het ook echt zo gebeurd is, zoals het in de Bijbel is beschreven, van heel ondergeschikte betekenis is. Het gaat om de overdracht van religieuze ervaring van mensen. Hoe hebben zij in hun tijd en in hun omstandigheden, in alles wat ze meemaakten, God ervaren? En wat kunnen wij uit hun ervaring aan waardevols meenemen voor onze eigen Godservaring? Daar gaat het om.
We hoorden dr. Dingemans daarstraks zeggen: „Bijbelverhalen zijn dragers van ervaringen met God". Maar we lazen ook bij hem: „De God van de bijbel gaat een weg samen met zijn volk. Hij maakt geschiedenis". Wil je de narratieve methode tot op de bodem doorzien, dan zal je deze twee opmerkingen met elkaar moeten verbinden.
God maakt geschiedenis. Op grond waarvan kun je dat zeggen? Wel, dat heeft Gods volk ervaren. En die ervaring heeft het in zijn verhalen verwoord. Verhalen, die meestal wel op historische feiten gebaseerd zijn. Maar houd goed in de gaten: daar gaat het niet om. Het gaat om die ervaring. Of de muren van Jericho nu écht door Goddelijk ingrijpen zijn ingestort, ja of nee, dat is niet belangrijk. Het gaat in dat verhaal uit Jozua om het feit, dat ze Jericho's val toen zo ervaren hebben: als vrucht van een regelrechte actie van God. En juist omdat het om die ervaring gaat, en de vraag of het echt zo gebeurd is van ondergeschikt belang is, is er niet zo veel op tegen, wanneer je aan dat begrip „bijbelverhaal" een wat bredere betekenis geeft. Wanneer je bijvoorbeeld vanuit eigen fantasie een verhaal weeft om de naam Ismaël. Want waarom zou zo'n verhaal geen drager kunnen zijn van ervaringen met God?

Narratieve prediking: haar giftige wortel
Bijbelverhalen zijn dragers van ervaringen met God. En de preek zal die ervaringen dus naar de hoorders van nu toe moeten dragen. En daarvoor is juist de verhaalvorm bijzonder geschikt. In die uitspraak, dat bijbelverhalen dragers zijn van ervaringen met God, komt de wortel bloot te liggen van de narratieve prediking. Ze blijkt een regelrecht uitvloeisel en een praktische toepassing van de ervaringstheologie. Wat is ervaringstheologie? Het is theologie die een heel belangrijke wissel is gepasseerd, en daardoor op gespannen voet is komen te staan met alle echt-reformatorische theologie. Ervaringstheologie neemt namelijk haar uitgangspunt niet in de openbaring, zoals we die in de Heilige Schrift hebben ontvangen. Zodat de Heilige Schrift normatief is voor alle theologische werkresultaten. Nee, de ervaringstheologie begint bij de mens en zijn gevoelens en ervaringen. „Ervaringstheologie noemt men de theologie die haar grondslag en uitgangspunt in de zielservaring van de christen stelt. Toen men de autoriteit van Gods Woord niet meer erkende en kritiek op de H. Schrift oefende, had men verloren zijn kenbron van en toetssteen voor de chr. waarheid, en had men behoefte aan iets anders om daaraan gronden te ontlenen voor de zekerheid des heils en de waarheid van het Christendom. Men zocht vastigheid voor zijn denken en weten in de religieuze ervaring van de gelovige" (Dr. A.D.R. Polman in: CHRISTELIJKE ENCYCLOPEDIE II, Kampen 1957, p. 632).
De ervaringstheologie heeft dus te allen tijde dit kenmerk, dat ze de Heilige Schrift berooft van haar normatief karakter. Wat de Schrift zegt is hoogstens bevestiging van wat de mens ervaart. Een bevestiging die ons niet hoeft te verbazen, omdat de menselijke religieuze gevoelens immers van alle tijden zijn. Zodat het niet vreemd is, dat we de godsdienstige ervaringen van de hedendaagse christen ook al terugvinden bij de mensen die we in de Bijbel ontmoeten. Wat die Bijbel dus heel geschikt maakt om ook de mensen van de twintigste eeuw te helpen. Te helpen door de beschrijving van hun religieuze gevoelens en ervaringen. Zodat ze zich er meer van bewust worden en er beter mee om kunnen gaan.
In orthodoxe kringen heeft de ervaringstheologie sterke invloed op de prediking gehad in de vorm van het zogenaamde exemplarisme. Voor dat exemplarisme is immers kenmerkend, dat er een is-gelijk-teken wordt geplaatst tussen de zielsgesteldheid van allerlei personen, die we in de Schrift tegenkomen, en die van de mens van vandaag. Terwijl tegelijkertijd in die prediking de geschiedenis van het heil niet of nauwelijks ter sprake komt. Waardoor dat exemplarisme weliswaar met de mond het gezag van de Heilige Schrift belijdt, maar ondertussen aan dat gezag niet echt inhoud weet te geven, daar het immers de Schrift niet werkelijk verstaat.
Ook in de narratieve prediking is datzelfde exemplarisme voluit aanwezig. Met de mond wordt beleden, dat het gaat om de geschiedenis van God met zijn volk. Ja, maar welke weg gaat God dan met zijn volk? Wordt die weg ons door God Zelf in de Heilige Schrift geopenbaard? Zodat wij die weg te zien krijgen, door heel nauwkeurig naar de Schrift te luisteren? Nee. Want de narratieve prediking heeft haar wortels in de ervaringstheologie. Daarom is niet Gods openbaring normatief voor haar, maar de menselijke religieuze ervaring. En is het doel van de prediking dan ook niet, dat wij het Woord van de HERE horen, verstaan en geloven, maar dat we grip krijgen op onze eigen religieuze gevoelens en ervaringen. Doordat de preek ons namelijk in verhaalvorm laat meebeleven wat mensen als Abraham en Jozef en Mozes en David en noemt u ze verder allemaal maar op beleefden en ervoeren met God. En dat wordt dan wel de geschiedenis van God met zijn volk genoemd.
Maar tegelijk wordt ons dan op het hart gebonden, dat we ons absoluut niet druk moeten maken over de vraag of dat wat ons verteld wordt wel echt gebeurd is. Want dat is helemaal niet belangrijk. Het is niet van belang of de geschiedenis al of niet is geschied. Niet of ze geschied is, maar dat ze verteld wordt is het feit waar het om draait. Want het gaat niet om feiten, maar om gevoelens en ervaringen. Niet om de vraag: Wie is de HERE? Maar om de vraag: hoe ervaar je de HERE?

Evaluatie
Narratieve prediking is gegroeid uit de giftige wortel van de ervaringstheologie. Daarom is ze naar mijn overtuiging als preekmethode voor gereformeerden beslist onbruikbaar. Het is een goede zaak, dat we heel intensief bezig zijn met de vraag: hoe zullen we preken? Hoe preken we zó, dat de preek landt bij de hoorders? Die hoorders, die leven in een cultuur, waarin heel veel informatie in visuele vorm wordt geboden. En voor wie het dan ook heel wat moeilijker is dan voor vorige generaties om een preek van een half uur te verwerken. Dat we daarom naar wegen zoeken om zó te preken, dat de boodschap landt, is goed en noodzakelijk.
We zullen daarbij alleen nooit onze toevlucht mogen nemen tot een preekmethode, die rust op principes, die in het licht van de Schrift onaanvaardbaar zijn. Zelfs het overnemen van bepaalde elementen uit die methode is bedenkelijk. Juist vanwege die giftige wortel. Stel u voor, ik wil een bekende geschiedenis uit de Schrift eens op een frisse manier in de preek naar voren brengen. Hoe doe ik dat? Ik neem daarvoor mijn uitgangspunt in de gedachten en gevoelens van één van de personen uit die geschiedenis. Een mogelijkheid, zoals we zagen, die door de narratieve methode als legitiem naar voren wordt gebracht. Ik preek bijvoorbeeld over de opwekking van het dochtertje van Jaïrus. En ik wil dat doen door mijn uitgangspunt te nemen in de manier waarop Jaïrus heel de loop van de gebeurtenissen beleefd en ervaren heeft. Ik torn er absoluut op geen enkele manier aan, of deze opwekking wel werkelijk heeft plaatsgevonden. Want ik belijd van harte het gezag van de Heilige Schrift als het onfeilbare Woord van God.
Maar ondertussen is de praktijk wel, dat ik mij niet bind aan de Schrift. Want ik ga me uitgebreid verdiepen in de wanhoop, waaraan Jaïrus toch wel ten prooi moet zijn, nu zijn kind zo doodziek is. In het ongeduld, dat hem bevangen moet hebben vanwege het feit, dat de Here Jezus helemaal geen haast maakt, maar eerst eens rustig het hele relaas staat aan te horen van die vrouw met die bloedvloeiing, die net genezing bij Hem heeft gevonden. Ik verdiep me in de diepe teleurstelling en het overstelpende verdriet, waaraan Jaïrus ten prooi moet zijn, als hij bericht krijgt, dat zijn dochtertje al dood is, dus dat de komst van de Here Jezus zinloos is geworden. En ik eindig met de diepe vreugde van Jaïrus als het toch nog allemaal goedkomt.
Al die gevoelens en ervaringen van deze man probeer ik in mijn preek te verwoorden. Waarom? Wat heb ik daarmee op het oog? Dat mijn hoorders daardoor de Here Jezus Christus te zien zullen krijgen en de heerlijkheid van zijn werk? Dat moet wel mijn bedoeling zijn, want dat is ook de bedoeling van deze geschiedenis. De Here Jezus Christus is daarin de hoofdpersoon. Dat zal Hij dus ook in mijn preek moeten zijn. Zo zal Hij heel duidelijk naar voren moeten komen in de manier waarop ik in mijn preek de geschiedenis navertel. En eerbied voor de Schrift verbiedt mij dan ook, in mijn preek Jaïrus tot hoofdpersoon te maken. Hij moet daarin de bescheiden plaats houden, die de Schrift hem geeft. Dat is een onvoorwaardelijke eis voor prediking, die de naam Schriftgetrouw mag hebben.
De suggestie van de narratieve methode, dat het verfrissend kan werken, als je in de preek je uitgangspunt kiest in de ervaringen en gevoelens van één van de personen uit de geschiedenis waarover je preekt, kan niet los gezien worden van die wortel, waaruit de narratieve methode opkomt. De wortel van de ervaringstheologie, die de Christus der Schriften als Degene om wie het in Oud en Nieuw Testament gaat laat plaatsmaken voor de religieuze mens met zijn gevoelens en ervaringen. Wat als verfrissend wordt aangeprezen kan ons dan ook alleen maar vervreemden van het echte evangelie, zoals dat aan de kerk is toevertrouwd. Het evangelie van Gods grote werken in Christus Jezus, onze Here en Heiland.
Louter en alleen dit evangelie mag gepreekt worden in de kerk. En het wordt alleen gepreekt, als nauwkeurig wordt gelezen en zorgvuldig wordt naverteld - want vertellen mag in de preek! - wat de Schriften openbaren. En dan wordt verteld, niet wat die en die en die ervoer, maar wie de HERE is en wie de Here Jezus Christus is. Wat wij mogen geloven van onze God. En wat mensen daarom ook gelovig mogen ervaren. Want nóóit is onze ervaring grond voor onze kennis van God. Altijd is ze vrucht van die kennis. En het is deze schriftuurlijke waarheid, die door de narratieve preekmethode wordt miskend. Want daarin vloeit geloofservaring niet voort uit het gepredikte evangelie. Maar wordt geloofservaring zelf tot dat gepredikte evangelie gemaakt.
En dat is de dood voor het ware geloof.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 1996

De Wekker | 16 Pagina's

Narratieve prediking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 1996

De Wekker | 16 Pagina's