In vuur en vlam
„omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest..." Romeinen 5:5
Wel eens van ds. Hoekendijk gehoord? Hij was een bekend predikant van voor de oorlog. Er wordt over hem verteld, dat hij een keer aan het preken was, toen er een brandweerauto kwam aanrijden. Zo'n vooroorlogse, met zo'n bel, die je al op grote afstand hoorde. Ds. Hoekendijk stopte met zijn preek. De brandweer reed de kerk voorbij. En de dominee riep: „Wat jammer nou. Laat ik nu toch denken dat de kerk in brand stond!"
U kunt zich misschien voorstellen, waarom hij dat riep. Hij hoopte dat de gemeente nu eindelijk eens in vuur en vlam zou raken.
Want als je het echt tot je door laat dringen, dan is het toch geweldig wat in de kerk gevierd mag worden. Het is toch onvoorstelbaar, wat in de kerk verkondigd en beleefd mag worden. Alleen al zulke geweldige woorden als in Romeinen 5: „de liefde van God is in onze harten uitgestort door de Heilige Geest". Als wij God zó mogen kennen en als we dat in de kerk mogen vieren, dan zou je daar toch in vuur en vlam van moeten raken?
Zo zou het wel mogen en moeten zijn. Maar de eerlijkheid gebiedt ons om te zeggen dat het vaak zo niet is.
Waar zou dat toch door komen?
Want het is zo dat het vuur van Gods liefde uitgestort is. Dat heeft Hij toch bewezen, doordat (zoals Paulus in vers 8 schrijft) „Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is".
Dus daar ligt het niet aan. Of, beter gezegd: aan Hem ligt het niet. Hij heeft er alles voor gedaan. Hij heeft er alles, het allerliefste en grootste dat Hij heeft, voor gegeven.
Waarom staan wij, waarom staat de kerk, dan toch niet vaker in vuur en vlam van Gods liefde?
Zou het misschien kunnen komen doordat liefde zo'n moeilijk woord is? Een woord dat ook helemaal uitgehold is, door de manier waarop het vaak gebruikt wordt. Zo dat we eigenlijk helemaal niet meer begrijpen wat het inhoudt, dat God zijn liefde jegens ons bewijst en dat Hij zijn liefde uitgestort heeft.
Zou het misschien zó zijn, dat wij Gods liefde min of meer in het verlengde zien van ónze liefde?
Onze liefde gaat uit naar iemand die onze liefde waard is. Wij hebben iemand lief, omdat er een bepaalde aantrekkingskracht van die persoon uitgaat. Onze liefde komt niet spontaan uit ons hart op. Nee, ze wordt opgewekt door iets wat de ander heeft of doet. En zo is onze liefde voor de ander vaak tegelijk ook een stuk eigenliefde.
Onze liefde gééft niet alleen, maar néémt ook. Ze zoekt niet alleen het goede voor de ander, maar ook voor zichzelf. Onze liefde wil zelf genieten, soms zelfs ten koste van de ander. Wij willen zelf wat beleven aan onze liefde voor de ander. Daarom zeggen we dan ook: „de liefde kan niet van één kant komen". Dat kan bij ónze liefde inderdaad niet!
Bij Gods liefde kan dat echter wel! Hij houdt niet van ons, omdat wij zoveel aantrekkingskracht op Hem hebben of omdat wij het zo waard zijn. Zijn liefde komt van één kant! Kijk maar, zegt Paulus: die liefde heeft Hij bewezen in Jezus, die gestorven is voor „goddelozen", „zondaren", „vijanden" (dat zijn de woorden die Paulus letterlijk gebruikt). Nu dat zijn echt niet de mensen van wie je zegt, dat zij die liefde waard zijn of verdienen.
Misschien kost het ons daarom zoveel moeite om iets van die liefde van God te begrijpen. Om ook echt te geloven, dat Hij zo van ons houdt. Omdat het voor ons zo'n onbegrijpelijke liefde is. En omdat we nog maar altijd denken in de kaders van ónze liefde, die niet van één kant kan komen.
Misschien is er nog een reden waarom wij zo vaak zo koud zijn en blijven. „De liefde van God is in onze harten uitgestort", zegt Paulus. Dat betekent dat er dan wel plaats voor moet zijn in die harten van ons. En u weet wel, dat wanneer er in de bijbel over ons hart gesproken wordt, daarmee ons hele leven bedoeld wordt. Zou het misschien zo kunnen zijn dat ons leven, onze harten, veel te vol zitten met allerlei andere dingen? Zo dat er eigenlijk helemaal geen plaats meer is voor Gods liefde?
Hij stort zijn liefde wel uit, maar omdat onze harten al helemaal vol zitten, stroomt het er gewoon aan alle kanten overheen.
En dat is aan één kant best begrijpelijk. Er komt immers een heleboel op ons af in ons leven. Er is veel, heel veel, dat we in onze harten opslaan: aan verdriet, en zorg, eenzaamheid soms, ervaringen met mensen die ons wantrouwig maken, pijn, ziekte, teleurstelling, vragen en twijfel. Er is zoveel te noemen. Zoveel waar onze harten vol van kunnen zijn.
Wat is het daarom nodig... Nee, niet dat God zijn liefde nog eens een keertje over ons uitstort. Dat heeft Hij gedaan: „de liefde van God is in onze harten uitgestort door de Heilige Geest... zo zeker als Christus... voor goddelozen gestorven is". Maar wat is het nodig dat wij steeds opnieuw bidden dat God in ons leven plaats maakt voor zijn liefde. Dat Hij al die dingen van ons, ons egoïsme, onze bitterheid, haat, wantrouwen, teleurstelling, onze vragen en twijfel, uit onze harten haalt, opdat er ruimte komt voor zijn liefde. Want om die liefde te kunnen ontvangen, moeten onze harten wel leeg zijn. Anders kan Hij niets aan ons kwijt.
Wat zou het geweldig zijn wanneer dat ons aller gebed is: dat Gods Geest onze harten vult met zijn liefde. Dan zullen we in vuur en vlam staan. Dan worden we samen een vuur van Gods liefde in een wereld die dat zo nodig heeft.
C.D. Affourtit
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 november 1997
De Wekker | 16 Pagina's