Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Spiritualiteit bij Augustinus (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Spiritualiteit bij Augustinus (IV)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Stadia in het geestelijke leven. Een kenmerkende trek die voor de vroomheid van de Afrikaanse zoeker naar God typerend is, is gelegen in het feit dat hij zijn zoektocht analyserend beschrijven kan in een aantal herkenbare stadia. Dit feit houdt ongetwijfeld verband met de kunst die Augustinus zo uitermate goed beheerste, die van het ordenen van zijn gedachten, onmisbare gave voor de beoefenaar van de eloquentia, de welsprekendheid.

Het grondthema staat vast. De ziel zoekt God. Langs welke stadia dit zoeken verloopt, Augustinus schetst ze op verschillende manier, maar de grote lijn is altijd duidelijk. Het moment van de verrukking, het gevonden zijn en daarom ook het gevonden hebben, beschrijft Augustinus op een wijze, die men bij vrijwel alle schrijvers over hem aangeduid vindt als mystiek. Ja, zijn spiritualiteit is voor de meeste onderzoekers in feite niets anders dan mystiek, hetzij van neo-platoonse aard, hetzij van christelijk karakter.

Grondthema
Ik zei, dat het grondthema vaststaat. De ziel zoekt God. Niets anders dan God, ook al weet zij nog niet dat het haar om God te doen is. Bekend is het begin van het geschrift, dat uit de vroege tijd stamt, de Soliloquia, een werk, waarin Augustinus probeert te komen tot een vorm van bewust zelfonderzoek, zelfanalyse. Is 't hem gelukt? Er is op de manier van zoeken kritiek uitgeoefend. Maar het is ook duidelijk dat in de wirwar van vragen die hem in het begin van zijn christen-zijn bezig houden, het verlangen uitgaat naar één Naam, één zaak: God. Maar dan God en zichzelf. Hoe kan een mens weten wie God is? En hoe kan een mens weten wat het diepste wezen van zijn eigen bestaan uitmaakt?
„Zie, ik heb God gebeden".
„Wat wil je dan weten?".
„Ik zou dit alles, waarom ik gevraagd heb, willen weten".
„Vat dat eens in het kort samen!".
„Ik verlang ernaar om God en de ziel te kennen".
„Niets meer?".
„Absoluut niets meer!".
God en de ziel, ziedaar het fundamentele thema, dat bij Augustinus de spiritualiteit is blijven bepalen. Op het eerste oog een eersteklas reductie van spiritualiteit tot de hoogste vorm van individualisme. Misschien was dit Augustinus niet helemaal vreemd. Maar het wéten van wat de kern van ons bestaan uitmaakt voor God, dat inspireerde Augustinus tot een breedheid van visie straks, en tot een wijde strekking van zijn theologie, die een heel continent in haar ban zou krijgen. God en de ziel, is er smaller basis denkbaar?
Men vergist zich echter en men verkijkt zich op dit zoeken naar deze wetenschap. Immers de denker zoekt niet alleen te kennen, maar het hart zoekt ook te verstaan, door te dringen tot God zelf.
En zo is deze grondthematiek dezelfde gebleven, wilt u een mystieke ondertoon, die nimmer meer ontbreken zal bij Augustinus, bij alles wat hij aangeeft inzake de stadia van het zoeken, het naderen van de ziel tot God.

Drie graden
Drie graden zijn vrijwel altijd herkenbaar: de eerste bestaat uit het zich terugtrekken uit de wereld, de tweede wordt gevormd door een concentratie op de ziel, de laatste is het opklimmen van de ziel tot God.
In de Confessiones (VII, XVII, 23) beschrijft Augustinus de weg naar de eeuwige onveranderlijke waarheid als volgt:
„Zo klom ik trapsgewijs op van de lichamen tot de ziel, die door middel van het lichaam waarneemt, en vandaar tot haar innerlijke kracht, aan wie de zintuiglijke waarneming van het lichaam de dingen van buiten meldt... en vandaar verder tot het vermogen van verstandelijke redenering... en daarna op het vermogen van het verkrijgen van inzicht in eigen wezen... en zo kwam het tot dat, wat is, op een ogenblik van sidderende aanschouwing. Toen echter verstond ik uw onzienlijke dingen uit de schepselen en doorzag ze, maar ik was niet in staat mijn blik daarop gevestigd te houden en toen ik in mijn zwakheid mij moest afwenden en weer tot het gewone leven weerkeerde, droeg ik slechts met mij een herinnering vol liefde en die terugverlangde als het ware naar de geurige spijzen, die ik nog niet vermocht te nuttigen".

Lichaam, ziel, inzicht
De weg, hier gemarkeerd is aangewezen met de woorden: lichaam, innerlijke kracht of ziel, het vermogen tot verstandelijke redenering, het vermogen tot het verkrijgen van inzicht in eigen wezen, en het ogenblik van sidderende aanschouwing.
Augustinus heeft in deze opeenvolging van momenten de weg aangeduid die leidt tot het frui Deo, het genieten van God. Maar hij leerde, en dat onderscheidt zijn kenweg van die van het mysticisme, dat Christus de weg is, zoals blijkt uit dit citaat (VII,XVII,24): „En ik zocht de weg om kracht te verkrijgen, die ik nodig had om U te genieten, en vond die weg niet, voordat ik zou omhelzen de Middelaar Gods en der mensen, de mens Jezus Christus... die roept en zegt: 'Ik ben de weg en de waarheid en het leven'".
Augustinus gaf te kennen, dat hij nog niet wist dat God in de nederigheid van de nederige Jezus te vinden en vast te houden is. „Ik wist niet wat zijn zwakheid ons te leren had". Maar toen hij Hem gevonden had die de waarheid is, kwam er een eind aan het zoeken. Of liever, het begon op een geheel andere manier:
„Op die manier zullen wij zoeken, als degenen die zullen vinden en zo zullen wij vinden als moesten wij altijd maar verder zoeken".
Maar dan is het zoeken vinden geworden en het vinden dringt tot een nieuw zoeken. Zoals het geloof dringt tot het verstaan, en het verstaan altijd weer opnieuw uit het geloven wordt geboren.

Vinden, zoeken en gevonden zijn
Wat het vinden inhoudt, heeft Augustinus verteld in de beschrijving van het gesprek dat hij met zijn moeder had, kort voor haar sterven in Ostia, waar zij wachtten op de overtocht naar Noord-Afrika.
„Toen nu de dag aanstaande was, waarop zij uit dit leven zou scheiden, welke dag U bekend was, maar ons niet - was het door U, naar ik geloof, in uw verborgen wijze van handelen, zo beschikt dat wij samen, zij en ik, geleund stonden aan een venster ...waar wij ver van het gewoel der wereld krachten verzamelden voor de zeereis...".
In dit gesprek met zijn moeder ging als het ware de hemel open. In de weergave ervan treft ons het opklimmen van de ziel tot God. Men heeft ervan gezegd, dat men er even goed een christelijk neo-platonisme in kan herkennen als een neo-platoons christendom. We zullen niet vergeten dat Augustinus over zijn moeder spreekt, en in verband met haar over de zaligheid van de ontmoeting met de Waarheid zelf. Daarvan heeft hij gezegd, dat hij haar te laat had liefgekregen... zie pag. 238. Augustinus' mystiek komt in zijn Schriftverklaring ook sterk naar voren.
Een voorbeeld dat men in tal van verhandelingen over de kerkvader aantreft is dat uit de verklaring van de psalmen, ps. 42. De ziel dorst naar God, naar de levende God. Men kan ook de andere teksten noemen, die uit ps. 34:9: „Smaakt en ziet dat de Here goed is", of Ps. 73:28: „Maar mij aangaande het is mij goed om nabij God te zijn".
God zoeken en God vinden om opnieuw te zoeken: dat is Augustinus zelf in zijn spiritualiteit. Het is de fundamentele trek, die als een dauw over al zijn werken ligt, in al zijn spreken hoorbaar is.

Mystiek? Welke dan?
Is het werkelijk mystiek? Maar dan is het een andere mystiek dan die van de Oosterse kerkvaders, die meesters waren op het gebied van de kennis, zoals die bijvoorbeeld in Alexandrië werd beoefend. Voor Augustinus geldt veel meer de wijsheid, die zich vooral kenmerkt door een psychologisch inzicht in de gang van zaken in een mensenziel. Het is een wijsheid omtrent de mens, die zichzelf voor God gevonden heeft, omdat hij zich door God gevonden weet.
Er is sprake van een zekere verinnerlijking van het geloof, maar deze gaat vergezeld van een verdieping van de kennis van God. God beminnen om wie Hij is, en zichzelf bij God thuis vinden: dat is een grondtrek van Augustinus' spiritualiteit.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1998

De Wekker | 16 Pagina's

Spiritualiteit bij Augustinus (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1998

De Wekker | 16 Pagina's