Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verantwoording (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verantwoording (III)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De tweede bijdrage onder deze titel sloot af met de afspraak dat in de derde terugblik op de laatstgehouden ambtsdragersconferentie nog zou worden gekeken naar de psychologie en de inhoud van de vraagstelling, de toedeling van de vragen aan en de participatie van de forumleden in de discussie. Ook deze punten naar aanleiding van de in Bewaar het Pand van 4 juni jl. vervatte impressies van de conferentie. Om die impressies op het punt van de vragen en de wijze waarop er in de discussies mee werd omgegaan, zo exact mogelijk weer te geven, geef ik de letterlijke tekst hieronder weer.

„Na de inleiding van dr. Loonstra konden er vragen worden gesteld. Daar werd meer dan een uur gebruik van gemaakt. De meeste vragen en opmerkingen waren nogal kritisch van toon. Zo zelfs dat later zowel de voorzitter als de inleider aangaven dat ze er van waren geschrokken. Er waren broeders die zeiden dat ze nu meer vragen hadden dan eerst. Sommigen spraken hun verontrusting uit over wat er naar voren gebracht was. Anderen zeiden dat we meer met de geestelijke vragen bezig moesten zijn. Sommigen zeiden de genoemde vragen bij de jeugd niet te zijn tegengekomen. Wat de jeugd nodig heeft is een authentiek getuigenis. Er was een broeder die zich terug waande in de gereformeerde kerk en daarover zijn droefheid uitsprak. Al met al heeft dit deel van de dag mij nog enigszins bemoedigd. Blijkbaar zijn de kerken er nog niet aan toe om alles maar voor zoete koek te slikken.
De voorzitter vond het aan het eind van de morgen nodig de vergadering vermanend toe te spreken omdat sommigen hadden gezegd dat ze de vragen nog niet waren tegengekomen. Volgens de voorzitter ontbreekt er dan iets aan ons getuigenis, want de vragen leven overal en je komt ze overal tegen. We hebben volgens de voorzitter niet door hoe ver de twijfel al ingevreten is ook in onze kerken. Merkwaardig hoe verschillend men de dingen kan taxeren. Volgens mij bleek juist uit de vele kritische vragen dat velen heel goed door hebben hoever de twijfel al ingevreten is in onze kerken.
In de middagvergadering werden de gestelde vragen voorgelegd aan het forum. Maar dan zo dat de voorzitter bepaalde bij wie de vraag werd neergelegd. Dan weer eens werd de bal toegespeeld aan de inleider, dan weer aan een ander lid van het forum. Of de vraagstellers daar altijd gelukkig mee zijn geweest betwijfel ik. Op deze wijze behoefden vragen die eigenlijk bedoeld waren voor de inleider niet door hem beantwoord te worden. Ook werd tijd verknoeid aan vragen die het thema niet raakten. Mede daardoor moesten vele vragen, waaronder ook heel belangrijke, blijven liggen. Ik zou ook wel eens willen weten hoe de forumleden deze gang van zaken hebben ervaren."

De schrik van de voorzitter en zijn „vermaning"
Over de schrik bij de oogst van de eerste vragenronde kon ik alleen als voorzitter schrijven. Het was niet de kritische toon van enkele heel gerichte vragen die schrik aanjoeg. Er waren doordachte vragen bij, waaruit de behoefte sprak om er samen een passend en richtingwijzend antwoord op te vinden. Ik denk aan de zeer relevante vragen die een ambtsdrager uit Sliedrecht stelde en die hij later in een persoonlijke brief nog eens onderstreepte. In een vierde aflevering wil ik op die vragen graag nog terug komen.
De schrik was er rond vragen die niet boven het niveau van een symfony-pathetiek uitkwamen; die ontkennend waren als het aankwam op de relevantie van de vragen, vragen die - zonder dat dat misschien overal zo duidelijk aan de oppervlakte komt - in levens van mensen veel dieper ingevreten zijn dan wij wel weten en dan zij zelf misschien beseffen. Je hoeft als ambtsdrager in de ambtelijke praktijk, op huisbezoek, in gesprek met broeders en zusters en jongeren niet onnodig vragen op te roepen, maar wie vandaag met leden van de kerk over de dingen van geloof en leven in de persoonlijk geestelijke sfeer, en tegen de achtergrond van de werkelijkheidservaring die men als christen in de wereld waarin wij leven opdoet, heel existentieel doorspreekt, die kan met de vragen waarover het ging zeker te maken krijgen. En men kan er zeker, in verhevigde mate zelfs, mee te maken krijgen in de ontmoeting met en bij het getuigenis tegenover de buitenkerkelijke wereld. Met degenen die buiten zijn, zoals we dat wel eens zeggen. Het was dan ook geen „vermaning", maar meer een harde constatering, toen de voorzitter na de eerste vragenronde de opmerking maakte dat ontkenning of geringschatting van de vragen er op zou kunnen wijzen dat we met de dingen van het geloof wellicht te veel binnen de omheining en bescherming van het eigen kerkelijk leven bezig zijn en ons te weinig getuigend naar buiten opstellen. Want wie dat werkelijk doet (en het moet, zie Matth. 5:13-16) stelt zich kwetsbaar op en krijgt, zeker in de ontmoeting met wat dieper doordenkende medemensen, met deze vragen onontkoombaar te maken.

Bij onze jeugd komen we deze vragen niet tegen
In de vragenronde werd deze opmerking door enkele broeders inderdaad gemaakt. In de weergave van de Bewaar het Pand-impressie vindt de lezer dat als iets bemoedigends aangemerkt. En misschien was het dat in zekere zin ook wel. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat één van de broeders later aan de comité-tafel verklaarde, dat de jeugd waarop werd gedoeld het Kort Begrip weliswaar uit het hoofd kent, maar dat generaal gesproken van een diepere doordenking van wat daarin vervat is geen sprake is... En of dat anders is bij jongeren met een meer Evangelisch ingestelde belevingswereld, die hun opwekkingsliederen zingen en voor het omgaan met geloofszaken andere invalshoeken kiezen dan reformatorisch ingestelde jongeren doen, is zeer de vraag. Overigens bevond zich onder de schriftelijk gestelde vragen, een schriftelijk aangereikte opmerking van een broeder uit Zeist, die melding maakte van gesprekken met jongeren uit zijn gemeente over de betekenis van Gods Woord in hun leven, waarbij zij verwezen naar psalm 56, „Ik roem in God, ik prijs het onfeilbaar Woord". Dat was in elk geval bemoedigend.

Ik waande mij terug in de gereformeerde kerk
Die opmerking hoort men nogal eens uit de mond van oorspronkelijk gereformeerde broeders en zusters die uit misnoegdheid over de gang der dingen in de gereformeerde kerken voor onze kerken kozen. Bij vrijwel elke verandering in liturgische vormgeving of aanpassing van bepaalde uitingsvormen van het kerkelijk leven op de tijd, kan men haar horen. Zij, die opmerking dus, doet niet weldadig aan. Integendeel, zij heeft voor mij altijd iets van „spugen in de bron waaruit men heeft gedronken". Hebben zich in de gereformeerde kerken dan geen verontrustende dingen voltrokken?
Heeft in die kerken het vrijzinnig denken dan geen vaste voet gekregen en is het gezag van de Heilige Schrift er dan niet op losse schroeven komen te staan? Jazeker, maar wie het proces dat zich in de gereformeerde kerken heeft voltrokken goed analyseert, spreekt over wat zich in die kerken ontwikkelde, in behoedzame termen en met een zekere ingehoudenheid. In zekere zin zijn de gereformeerde kerken slachtoffer van zichzelf geworden, van de al te grote vanzelfsprekendheid en pretentie waarmee men de leer der kerk en detail op formule heeft gebracht, van een ver doorgeschoten verbondsautomatisme met een uitstraling van „we weten het, we hebben het en we houden het, we zijn het en we blijven het". Tussen Assen 1926 en het begin van de vijftiger jaren, met een fel intermezzo in 1944, leek dat nog vol te houden. Na de oorlog liepen de dingen uit het roer. Ik herinner mij nog zeer goed dat een gereformeerde docent aan de VU aan het begin van de vijftiger jaren (ik woonde toen in Amsterdam) tegenover mij opmerkte dat er binnen de Vrije Universiteit bezig was zich een nieuwe visie op de bijbel te ontwikkelen, die de zekerheden waarin men zich sterk waande onder de gereformeerde kerken zou weghalen. Hij voorspelde verwarring en destructie, want - zo merkte hij op - op de beoordeling en verwerking van de resultaten van voortgeschreden onderzoek rond de bijbel, zijn de kerken niet berekend. Wat theologen bezig zijn te bedenken zal straks, als het niet meer binnenskamers zal zijn te houden, in een overrompelend tempo verwarring en verlegenheid oproepen. Door hoog oplopende emoties en niet in de laatste plaats ook door persoonlijke tegenstellingen binnen de wereld van de theologen, zal men niet goed in staat zijn de resultaten van het voortgaande Schriftonderzoek op evenwichtige wijze te beoordelen en het goede van het verkeerde te onderscheiden. Hij heeft gelijk gekregen. En in dat opzicht moeten de gereformeerde kerken een baken in zee zijn. Zo zal het onder ons hopelijk niet toegaan.
De vragen in kwestie zijn er. Ze kunnen niet worden ontkend Dat een theoloog die in een boek deze vragen onder ogen ziet en er antwoorden bij probeert te geven, van een collega-theoloog te horen zou hebben gekregen: „je had dit beter onder ons kunnen houden", zo onder het motto „wat niet weet dat niet deert", wil ik niet geloven. Dat zou de oneerlijkheid ten top zijn.
Als voorzitter van de conferentie was ik blij met de reactie van het forumlid, ds. P. den Butter, die op de vraag of het op de conferentie over legitieme vragen rond de Heilige Schrift ging bevestigend antwoordde, maar er wel aan toevoegde dat zijn antwoorden op die vragen anders zijn. Dat mag, dat moet zelfs als men daarvoor overtuigende gronden heeft. En als de bezinning van 23 mei vervolg moet krijgen zou het ongetwijfeld goed kunnen zijn ook die antwoorden te horen. Overigens heeft de inleider op 23 mei zijn gedachten op geen enkele wijze gepresenteerd met de pretentie als zouden daarin het laatste antwoord op de laatste vraag gegeven zijn.

De toedeling van de vragen aan de forumleden
Daarover kan ik kort zijn. De aanwezigheid en de samenstelling van het forum is in de aankondiging van de conferentie destijds uitvoerig verantwoord. De toedeling van de vragen in de conferentie is geweest zoals ze was. Niet gemakkelijk, zo zorgvuldig mogelijk gerekend naar ieders discipline, ongetwijfeld met lek en gebrek, maar zeker niet manipulatief. Van tevoren is - zoals in het verleden altijd is gebeurd - met de forumleden duidelijk afgesproken dat zij volle vrijheid zouden hebben om bij elk item het woord te vragen als zij - zelf niet direct gevraagd zijnde - zouden menen in aanvullende, toelichtende of correctieve zin iets op te merken te hebben. Bij het feit dat daarvan maar op heel bescheiden wijze en in zeer beperkte mate gebruik is gemaakt, mag iedereen zijn of haar gedachten hebben...
De volgende en laatste keer bij leven en welzijn over de vragen van de broeder uit Sliedrecht.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1998

De Wekker | 16 Pagina's

Verantwoording (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1998

De Wekker | 16 Pagina's