Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De tale Kanaäns in het christelijke gedicht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De tale Kanaäns in het christelijke gedicht

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder de titel „Waarom was 't op mij gemunt?" is enige tijd geleden bij Den Hertog/Houten een curieuze gedichtenbundel verschenen. Een boekje met christelijke verzen waarvan althans enige regels in het geheugen van menig oudere gelovige zijn blijven hangen. Ook kerkmensen hadden hun „evergreens". De auteurs waren op een uitzondering na allen dominees.
Het gaat om geestelijke ontboezemingen uit voornamelijk de 16de tot en met de 19de eeuw. De kwaliteit loopt uiteen. Petrus Dathenus en Jacobus Revius staan broederlijk naast elkaar. Het verschil is groot: Revius was een dichter, Dathenus een rijmelaar.
Minder bekende verzenschrijvers komen we eveneens tegen. Bijvoorbeeld Nicolaus Barentzonius. In Goes heeft Smijtegelt overigens nog catechisatie van hem gehad. Van Barentzonius werd een gedicht opgenomen waarvan vooral de regels „Geef mij Jezus, of ik sterf. / Zonder Jezus is geen leven, / Maar een eeuwig zielsverderf" de tijden hebben getrotseerd. Het zijn regels die een eigen leven zijn gaan leiden, los van het verband waarin ze staan. Want wie verwacht zoiets achter deze beginregels van Barentzonius' vers?

Augustinus ging eens ziften
En doortasten in de grond
Seneca's vermaarde schriften
Daar hij veel geleerdheid vond

Het blijft ietwat merkwaardig dat veel van de opgenomen gedichten tot geen prijs in de kerk gezongen werden maar dat ze wel royaal opklonken als de gezelschappen des zondagsavonds ter meerdere stichting van het gemoed bijeenkwamen.
In veel van deze verzen uit de sfeer van de Nadere Reformatie wordt de betekenis van het aardse leven op z'n minst sterk gerelativeerd ten opzichte van het latere hemelse leven, als men daartoe al verwaardigd wordt. Tegen nogal wat gedichten kan men inhoudelijk bezwaar hebben, maar hoeveel innigheid zit er in. De teksten zijn door de samensteller van de bundel, dr. S.D. Post, weergegeven in de huidige spelling. Ze werden niet herdicht, of gemoderniseerd. En dat is juist. Je drukt dit soort liederen authentiek af, of je drukt ze niet af.
Welke bevindelijke dichters komen we zoal tegen? Witsius, bijvoorbeeld, Montanus, Groenewegen, Camphuysen, Van Lodenstein en de Zeeuwse jurist Boddaert.
Aan Boddaerts „Waarom was 't op mij gemunt?" is de titel van het boekje ontleend. Een vers met enige twijfelachtige regels, die je eigenlijk niet uit de pen moet kunnen krijgen:

Waarom hebt Gij mij verkoren?
Waarom was 't op mij gemunt?
Daar er duizend gaan verloren,
Die Gij geen ontferming gunt.

In de bundel komt men, zoals gezegd, tal van regels tegen, die wisten te beklijven. Om er een paar te noemen: Daar moet veel strijds gestreden zijn; Hoog, omhoog, mijn ziel naar boven! Hier beneden is het niet; Hoe dichter ik nader; Roem wereld, uw schatten! Gij kunt niet bevatten. Hoe rijk ik wel ben.
Opmerkelijk is hoeveel liederen 's mensen pelgrimage door het leven als thema hebben. „Totdat de vleesklomp valt in 't graf", zoals een anoniem dichter, die meer aan het Griekse denken ten prooi was dan hij vermoedelijk zelf besefte, het een weinig onelegant noemde.
Uit recentere tijden zijn enige verzen opgenomen van dichters, die ook prachtige gelovige liederen schreven, maar die we niet direct kunnen rekenen tot de engere kring van hen, die de tale Kanaäns meer expliciet hanteerden. Zoals Rhijnvis Feith, Nicolaas Beets, Isaäc da Costa en Hieronymus van Alphen. Een Van Alphen, vooral ook bekend door zijn „Jantje zag eens pruimen hangen", staat het vers „Nooit kan 't geloof teveel verwachten" in het boekje; we vinden het ook in het Liedboek voor de Kerken.
De enige vrouw in de bundel is Jacqueline van der Waals. Nee, er is er nog één. Dat is Betje. Over haar schreef de 19de-eeuwse ds. L.G.C. Ledeboer, een opvallende vogel in de kerkelijke volière, eens een vers, een sonnet nog wel. Geen amoureus versje, maar een „Welkom, welkom in de strijd”, zoals de titel luidde:

Lieve Betje! Mag ik horen
Dat gij Jezus hebt verkoren
Tot de Leidsman uwer jeugd?
O, hoe is mijn hart verheugd.

De bundel „Waarom was ’t op mij gemunt?” telt 112 bladzijden. Afgedrukt zijn 45 verzen, soms vanwege de wijdlopigheid voor een deel. Van elke auteur is een beknopte levensschets opgenomen. Uitgever Den Hertog/Houten heeft het boekje fraai uitgevoerd in een toepasselijk, enigszins nostalgisch bandje.

Jac. Lelsz

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 oktober 1998

De Wekker | 16 Pagina's

De tale Kanaäns in het christelijke gedicht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 oktober 1998

De Wekker | 16 Pagina's