Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en toekomst: ambtsdragers in Amersfoort (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en toekomst: ambtsdragers in Amersfoort (II)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het referaat. De drie vragen omtrent heden, verleden en toekomst van onze kerken, zoals ze voorgelegd waren aan prof. J.W. Maris, draaiden alle drie om de kwestie van de identiteit. Kort gezegd dus: wie zijn we eigenlijk. Ik geef nu uit de lezing van prof. Maris enkele hoofdgedachten weer. Daarbij wil ik het laten, omdat, zoals werd meegedeeld, het referaat als geheel in een van de nummers van ons blad zal worden opgenomen.

Er werd niet alleen een portret van onze kerken getekend, er werd ook kritisch naar gekeken. Wie zijn wij eigenlijk. De beantwoording van deze vraag kan slechts eerlijk zijn, wanneer we de hoogste norm hanteren, die van Gods Woord. Wat zegt de bijbel over de gemeente van Christus?
Vanuit de geschiedenis bekeken kunnen we zeggen, dat er sprake was van een vorm van herkenning en gemeenschap rond een schriftuurlijke, confessionele en bevindelijke prediking. Er was dienaangaande natuurlijk de nodige variatie, maar het speelde zich af binnen de norm van Schrift en belijdenis. Men sprak ook wel over het „eigene" van onze kerken. Het is goed om daarnaar te vragen. Maar kwam er ook niet een soort christelijk gereformeerd gevoel bij? Iets van: „wij zijn toch wel de beste keus"? Hadden wij het meest legitieme adres, waar bijvoorbeeld de apostel Paulus zich zou vervoegen, als hij ergens in Nederland een kerk zocht? Ons „historisch gelijk" is een kwetsbaar gelijk, en menselijke beperktheden laten een spoor na, ook onder ons. Er was niettemin een bewaren van de eenheid: wij begrijpen elkaar op de meest wezenlijke punten wel terdege. Hoe staat het met het heden? Prof. Maris merkte op. dat we elkaar niet zo veel hoeven uit te leggen, omdat we er midden in zitten. Een paar punten: op een classis is soms sprake van een formele gemeenschap. Predikanten ontmoeten elkaar, noemen elkaar op de vergadering broeder, maar praten niet met elkaar. Besluiten van vergaderingen worden genegeerd. Tweede- en derderangs motieven spelen daarbij een rol: liturgie bijvoorbeeld en bijbelvertaling. Het ene kerkverband garandeert geen werkelijke eenheid. Men keert van een classis of synode terug naar huis met een zekere opluchting: gelukkig, dat hebben we weer gehad. Maar de identiteit van de kerk is niet slechts een lokale aangelegenheid, zij betreft ook het kerkverband en daarom is er reden tot bezorgdheid. Die zorg werd op velerlei manier onder woorden gebracht.
Daarom is het een redelijke vraag die we stellen, aldus prof. Maris: hoe gaan we onderweg naar de toekomst? Het geestelijk gehalte dat we vertonen is niet zo indrukwekkend. De toekomst zal er slechts zijn voorzover wij deel hebben aan de toekomst van Christus. Daar ligt de identiteit van onze kerken: in Christus. Prof. Maris hanteerde de onderscheiding tussen een hoge identiteit en een lagere. De hoge ligt vast in het Hoofd. Christus is de waarborg dat er een gemeente zal zijn. De lage identiteit is dikwijls een zaak van ons, waarbij ook secundaire dingen een plaats en betekenis kunnen krijgen, maar dan wel op een eigensoortige manier. Wanneer onze identiteiten worden afgebroken, leren wij: Hij moet wassen en wij moeten minder worden. Christus is niet van de vorige eeuw. Hij is de Koning van alle eeuwen. Daarom moet de gemeente met Hem in gemeenschap levende, ook bedenken dat zij niet van deze wereld is. De eigenlijke toetssteen voor ons zijn, voor ons zo-zijn ligt in Christus. Wij moeten ons radicaal toetsen aan Hem en aan Hem alleen.
De lezer begrijpt, dat ik hier slechts de hoofdlijn kon schetsen. Wie spreekt over het „zijn" van de kerk, moet bij Christus beginnen en bij Hem eindigen.

Vraag en antwoord
Het liet zich verwachten dat na dit principiële betoog de stemmen loskwamen en de vragen ook. Er volgde een openhartige discussie, die, zoals gewoonlijk werd ingezet met het verzamelen van vragen en opmerkingen.
Ook nu zal ik me zeer moeten beperken. U hebt het recht om iets te weten van de sfeer waarin die vragen werden gesteld. Dat was broederlijk, zonder dat iemand berispt zou moeten worden omdat hij te scherp, te hard of te stoutmoedig zou hebben gesproken. Dat moet kunnen. Petrus en Paulus hebben elkaar de waarheid gezegd, althans de laatste onderhield de eerste op een manier die bij ons tot een kerkscheuring zou hebben geleid. En wat schreef Petrus over Paulus'? Lees het in zijn brieven na en verwonder u, dat hij hem zulke goede eigenschappen toeschrijft en dat hij hem zijn veelgeliefde broeder noemt. Zo was het hier in Amersfoort ook wel. Toch waren het echte vragen, ontboezemingen soms, en uitingen van verlegenheid en diepe zorg. Ik meen, dat dit nog niet eerder zo openhartig is toegegaan onder ons. En dat is een signaal, dat de zorg echt is, maar ook dat de broederschap menens is.
Er was sprake van een diep dal, waar onze kerken doorheen gaan. Wat te zeggen van de toekomst, wanneer er nu al zo veel kilheid is op classis en synode? Staan we wel achter de besluiten van de synode, of zijn ze ons opgelegd door een vergadering die zich vervreemd heeft van het grondvlak? Hoe lang kunnen we op deze weg nog voortgaan, waar er op plaatselijk niveau zo veel teleurstelling is gegroeid ten aanzien van wat er kerkverbandelijk gebeurt? „Ik ben volledig afgeknapt op het kerkverband", deelde een broeder mee, die als diagnose stelde dat onze kerken lijden aan de dodelijke „auto-immuunziekte": het lichaam breekt zichzelf af door een algeheel gebrek aan weerstand. „We zullen aan onszelf te gronde gaan"! Is er geen overaccentuering van de kerkorde? Anderzijds geen volledig onbegrip en terzijde stellen van kerkordelijke bepalingen? Hoe kan men een handtekening zetten onder een formulier terwijl men weet dat er van instemming met een synode, of met een kerkorde, geen sprake kan zijn? Is er geen vervreemding tussen ouderen en jongeren, ja zelfs tussen de jongeren onderling? Waar is toch het kerkelijk besef gebleven, dat vroeger wél gevonden werd? En hoe komt het dat men zo spoedig kritiek heeft en dan maar elders gaat kerken? Gaan de ouders nog wel met hun kinderen tot Jezus, zodat de kinderen thuis leren wat dit betekent?
Deze en dergelijke vragen hebben iets van een spiegel van de ziel van 't kerkelijke leven! En dan een aantal vragen over de prediking. Wanneer Christus als Hoofd van de gemeente openbaar wordt in de prediking, hoe komt het dat er zo weinig diepgang is in de prediking, waardoor bevindelijke zaken vrijwel geen aandacht krijgen? Is er sprake van een verschuiving en zo ja, wanneer is die dan begonnen en hoe is daarover te oordelen? Hoe komt het ook dat de prediking van zonde en genade hier en daar in diskrediet is gekomen? Overigens: hebben we ook niet te veel dogma en te weinig praktische beleving? We moeten niet alleen iets weten van de verborgen omgang met de Here, maar er moet ook sprake zijn van een geopenbaarde omgang. Aan uw vruchten zal men u kennen. Concreet: Hoe staat het met het renteloze geld? Is rente nemen, en ontvangen geen vorm van diefstal, door de bijbel veroordeeld? Hoe bereiken we de mensen werkelijk? Door preken, door schrijven, door onderricht? Maar staan zij daar nog wel voor open? En dan: „als die mensen zo graag met de Nederlands Gereformeerden optrekken en met anderen, waarom gaan ze dan niet heen en laten ze ons met rust": wat moet je dan zeggen? Een ander: „We hebben een samenwerkingsgemeente en wij ervaren het als een enorme verrijking, omdat we nu enigszins de betekenis van het evangelie kunnen manifesteren".
Ik zie, dat ik met een selectie uit de vele vragen de ruimte van een artikel al weer gevuld heb. En u ziet het: variatie van denken en spreken genoeg! Hoe kan men hier nog in mee komen? Hoe kunnen we in deze verscheidenheid van beseffen en begrippen, van aanvoelen en waarderen, een vorm van wezenlijke eenheid ontdekken? Of moeten we de hoop, om werkelijk kerk te zijn maar opgeven en een geheel andere manier bedenken om nog te kunnen spreken over de eenheid van het Lichaam van Christus? Prof. Maris was met ons allen wel voorbij aan het verleden, waarin eens gold: Veel vragen, één antwoord. Ieder begrijpt dat er vragen zijn blijven liggen. Maar hij had wel iets te zeggen. En daarover wil ik dan een volgende keer nog iets rapporteren.

Apeldoorn, W. van 't Spijker

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1999

De Wekker | 16 Pagina's

Kerk en toekomst: ambtsdragers in Amersfoort (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1999

De Wekker | 16 Pagina's