Vertaalproblemen (Het vertalen van de Bijbel IV)
Welke problemen komen we zoal tegen bij het vertalen? Ik noem wat voorbeelden uit Luk. 22 en 24, dat we onlangs vertaalden.
Voorbeelden
Het meest bekende probleem is, dat je woorden moet zoeken als vertaling voor een bepaald Grieks of Hebreeuws woord. In het algemeen zijn er drie mogelijke oplossingen voor een dergelijk probleem: men kan een omschrijving kiezen, een leenwoord gebruiken, of een culturele vervanging.
In Luk. 24:1 vinden we het woord „aroomata", specerijen. We hebben gekozen voor het woord „tshãá", dat gebruikt wordt voor een soort parfum, of iets dat lekker ruikt (parfum zoals we dat in Nederland hebben, kennen ze hier niet). Probleem is wel, dat ze dat niet gebruiken om doden mee te balsemen, maar dat wordt wel duidelijk uit de tekst.
In vers 11 wordt gesproken over „ijdel geklap" (NBG „zotteklap"). We hebben dat vertaald met: „hun woorden leken voor hen als verhaaltjes". In Luk. 22:36 konden we geen goed woord vinden voor „(opper)kleed" of „mantel". De medewerkers kwamen toen met het woord „koa" (deken). Omdat het „kleed" in die tijd ook wel gebruikt werd om onder te slapen, leek me dat geen gekke mogelijkheid. Bovendien zou hierdoor heel goed duidelijk worden dat er een zeer ernstige situatie op komst was. Een Bosjesman en deken zijn onafscheidelijk. Als je dan ook je deken verkoopt dan moet er wel iets apocalyptisch gaan gebeuren.
Omgekeerd probleem
Het omgekeerde probleem is, dat er voor de vertaling van een woord in de Bijbel juist te veel woorden beschikbaar zijn in het Naro. Zo zijn er in het Naro 22 lidwoorden beschikbaar: die lidwoorden bevatten informatie over persoon (eerste, tweede en derde), aantal (singularis, dualis en pluralis), en geslacht (mannelijk, vrouwelijk of onzijdig). Vooral bij meervoudsvormen moet je dan heel goed bestuderen hoeveel mannen en vrouwen er zijn.
In Luk. 24 komt Jezus in het midden van de discipelen. Uit het verband is duidelijk, dat er ook anderen met hen waren. Vandaar dat we voor „in het midden van hen" een woord gekozen hebben dat aangeeft dat er ook vrouwen bij waren. Maar in vers 50, dat eigenlijk een eenheid lijkt te vormen met het voorgaande, hebben we gekozen voor de mannelijke vorm. In Hand. 1, waar hetzelfde beschreven wordt, krijgen we immers de indruk dat alleen de elf apostelen aanwezig waren.
In Luk. 22:14-23 (instelling van het Heilig Avondmaal) spreekt de Heere Jezus met Zijn discipelen, en moeten we dus de mannelijke meervoudsvorm gebruiken. Maar als Hij zegt „Mijn bloed, hetwelk voor u vergoten wordt", wie zijn dan de „u"? Alleen de discipelen? Of mogen we in de tekst door laten klinken dat de Heere achter de discipelen nog anderen op het oog heeft? Bovendien worden deze woorden ook in de kerkdienst gebruikt. En dan is het toch in ieder geval beter om aan te geven dat de vrouwen er ook helemaal bij horen. We hebben voor „u" daarom de gemengde vorm gebruikt.
Een ander voorbeeld is de vertaling van het woord „broer". In het Naro moet je dan weten of het om een oudere of een jongere broer gaat. Van Laban is niet bekend of hij de oudere of jongere broer van Rebekka was. We hebben gekozen voor „oudere broer".
Retorische vragen
Een ander probleem is dat van retorische vragen. Niet in alle talen is duidelijk dat een retorische vraag eigenlijk geen vraag is, maar een manier om iets uitdrukkelijk te stellen, en om de hoorders er helemaal bij te betrekken. In Luk. 22:27 („Is het niet die aanzit?") komt dit in het Naro niet duidelijk over. We hebben dan ook vertaald met: „Voorwaar, degene die aanzit!"
Het kan ook gebeuren dat het Engels niet helemaal duidelijk is voor de medewerker die iets vertaalt. In Luk. 22:36 staat in het Engels: „and buy one". Dit werd opgevat als „één" in tegenstelling tot meerdere. In het Naro maak je echter onderscheid tussen „een" en „één", en het eerste past beter.
In 22:31 staat: „de satan heeft ulieden zeer begeerd om te ziften...". Niet in alle vertalingen is duidelijk dat het hier om een meervoudsvorm gaat. Zeker omdat de Heere Jezus Zich speciaal op Petrus richt, ligt het dan voor de hand om te denken dat de satan alleen Petrus op het oog heeft. Maar er moet een meervoudsvorm gebruikt worden!
Spreekwoorden en uitdrukkingen
Spreekwoorden vormen een categorie apart. Letterlijk vertaald kunnen die tot heel vreemde conclusies leiden. Ik noem slechts één voorbeeld. In Matt. 1:18 staat dat Maria „en gastri echousa" was. Letterlijk betekent dit: „in maag hebbende". Het is duidelijk beter om dit te vertalen met „zwanger".
Tot besluit
Zo heb ik u meegenomen op een korte reis door het land van het bijbelvertalen. Ik hoop dat u ervan genoten hebt. Maar ook dat u voor dit machtige werk zult bidden. We hebben als vertalers steeds de leiding van de Heilige Geest nodig. Daar bidden we dan ook steeds om als we als team een controle doen. Maar we zouden u graag stimuleren om met ons te strijden in de gebeden tot God.
Verder hoop ik dat er iemand is die er zin in gekregen heeft om dit werk zelf te gaan doen. Er is nog veel werk te doen. Van de meer dan 6000 taalgroepen in de wereld heeft de helft nog helemaal niets van de Bijbel in de eigen taal. Voor meer informatie mag ik wel verwijzen naar Wycliffe Bijbelvertalers, Postbus 150, 3970 AD Driebergen.
En tenslotte hoop ik dat we allemaal in zekere zin bijbelvertalers mogen zijn of worden. In 2 Kor. 3 schrijft Paulus, dat de gemeente een brief van Christus is. Voor velen in deze wereld is ons leven de enige bijbelvertaling die ze ooit zullen lezen. Is deze brief leesbaar? Ziet onze omgeving dat we met Christus zijn? Laten we dan goede bijbelvertalers zijn.
Botswana, Hessel Visser
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juni 1999
De Wekker | 16 Pagina's