Vruchten van het geloof
Aan elke boom groeien vruchten. We spreken van diverse vruchtbomen. Niet in elk jaargetijde is er vrucht waarneembaar en niet altijd kan er geplukt worden. Maar wel levert een levende boom vrucht op. Zo is het ook in het geestelijk leven. Waar geloof is, is vrucht. Aan de vrucht kent men de boom, is een bijbelse uitdrukking. De vrucht van de omgang met de HEERE kan niet verborgen blijven.
Zo zie je in het leven van Gods kinderen onfeilbare vruchten van hun verkiezing tot zaligheid.
Nu moeten we er voor oppassen dat wij de vruchten aangeven naar ónze smaak en naar óns model. Want dan zouden we wel eens verkeerd uit kunnen komen.
In het Woord
Wat deze vruchten betreft dienen we uit te gaan van het Woord van God, want God, de Werker van het geloof, zal Zelf ook wel aangeven wat de vrucht van dit geloof is. Hij alleen kan het beoordelen. Daarom moeten we altijd weer naar het Woord van God.
In Psalm 1 zie je dat deze vrucht groeit, wanneer het leven van Gods kinderen is als een boom, die geplant is bij het water. Dan komt er voeding en is er een voedingsbodem voor vruchtbaar leven. Hoe dichter bij het Woord, des te meer „gelegenheid" is er voor geestelijke groei. In Psalm 92 zien we dat naarmate een mens ouder wordt en groeit in de vreze des HEEREN, de vrucht niet uitblijft. Want wat is deze vrucht anders dan goed spreken van God? De HEERE is recht, zo wordt beleden. In het Nieuwe Testament gaat deze lijn door. De Heere Jezus geeft in Johannes 15 aan dat we zonder Hem niets kunnen doen en dat de Vader verheerlijkt wordt wanneer we veel vrucht dragen. We hebben dan de „sappen" uit de Wijnstok te ontvangen en te betrekken om werkelijk vruchtbaar te zijn. „Laat me in U blijven, groeien, bloeien, o Heiland, die de Wijnstok zijt".
Paulus geeft in Galaten 5 aan dat daar vrucht is, waar we leven uit de Heilige Geest. Hij somt deze vrucht op (in het enkelvoud) en geeft aan dat de eerste vrucht de liefde is, die heel wezenlijk is in het leven van hen, in wie de Heilige Geest werkzaam is.
In Gods Woord worden „woordelijke" vruchten aangewezen, die overal in de wereld en in elke periode van de wereldgeschiedenis gevonden worden. Het maakt daarbij niet uit of je jong bent of oud, waar je geboren bent en hoe je opvoeding is. Uw vrucht is uit Mij gevonden, zo lezen we in Gods Woord. De HEERE werkt door Zijn Woord deze vrucht in de Zijnen, overal en altijd
Echt geloof in Christus
Vrucht die het Woord van God vrijwel overal aanwijst, is het echte geloof in Christus. Bij schijngeloof kun je doen alsof en „vruchten" opplakken, die op een afstand zo levensecht lijken, dat je geen onderscheid ziet.
Maar echt geloof is iets anders. Dan is er het wezenlijk kennen van de Heere en meteen het vertrouwen op Hem.
Ook al is dit in het begin maar gering, het groeit en wordt sterker. Er komt een almeer kennen van de Heere en naarmate dit kennen groeit, neemt het vertrouwen (daarover spreekt het Oude Testament meer) toe. Zo zijn we meteen bij zondag 7 van de Catechismus en zijn we midden in de werkelijkheid van Gods Woord. Want wie de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven. En waar dit geloof in de Heere is, daar is ook steeds meer de zekerheid dat je kind van God mag zijn, dat je door Hem bent aangenomen, dat je door Hem bent uitverkoren. We lezen toch in Gods Woord dat zovelen geloofden, die tot het eeuwige leven zijn uitverkoren? Handelingen 13:48.
Kinderlijke vreze Gods
Als je vraagt naar de vrucht van het geloof, is deze daar aan te treffen waar mensen de HEERE gaan vrezen. Dan komt er in hun leven een diep ontzag voor God. Ze achten de HEERE zo hoog, dat ze niet zomaar tot Hem durven spreken. En anderzijds kunnen ze het beslist niet laten, want hun hart trekt naar de HEERE. Ze durven heel hun hart voor Hem uitstorten en zijn blij dat dit mag en kan.
Dan heb je geen angst voor God, al word je wel bang om te zondigen en de HEERE verdriet te doen. Want dat wil je niet. In wezen heb je de HEERE lief, terwijl jezelf daar nog aan kunt twijfelen of het wel waar is, want dan... Wanneer gevraagd wordt (met Psalm 25): wie heeft lust de HEERE te vrezen, dan zou je meteen en volmondig „ja" zeggen. Zo gebeurde het eens in een kerkdienst, toen een voorganger dit vroeg en even stilhield. Het was een onvergetelijk moment in deze kerkdienst. Het zou geen kwaad kunnen wanneer dit vaker voorkwam!
Deze vreze des HEEREN is, naar een woord uit Psalm 111, het beginsel der wijsheid. Mensen die de HEERE vrezen worden wijs, omdat ze de dingen vanuit God bezien en met Hem overleggen hoe ze leven zullen, in het voorleggen van deze vraag: Heere, wat wilt U dat ik doen zal?
Droefheid naar God
Opvallend is dat mensen, die echt blij kunnen zijn, ook van harte bedroefd zijn. Want oprechte bekering is aan de ene kant een hartelijke vreugde in God en aan de andere kant een echt bedroefd zijn om de zonde. Deze droefheid is niet iets psychisch en heeft ook niet te maken met het karakter van de mens, al zal er wel invloed van op uitgaan. Deze droefheid is een geestelijke droefheid, waar de mensen soms niets van zien, omdat het niet steeds met uiterlijke tranen gepaard gaat. Je kunt van binnen huilen om je zonden en er veel last van hebben in je hart. Je kunt daarbij verdriet hebben over wat je je ouders en je kinderen hebt aangedaan, maar vooral ben je bedroefd over wat je God hebt aangedaan. Een kind dat op z'n plaats is, kan het niet hebben wanneer ouders verdriet hebben. Zo kan een kind van God het niet hebben dat de Heere bedroefd zou zijn om zijn zonden. Vandaar dat deze droefheid, zoals Paulus in 1 Korinthiërs 7 zegt, leidt naar God, met de hartelijke erkentenis: ik belijd voor U mijn zonden, onomwonden, ik bedek voor U die niet. We beleven dan iets van Psalm 38 en weten wat Psalm 6 betekent en kennen uit eigen beleving ook de woorden van Psalm 51, om niet meer te noemen. Je kunt zeggen: hoe meer geloof en hoe meer godsvrucht, des te meer droefheid over de zonde. Een verdriet over het kwaad, dat uitkomt in een vluchten voor de zonde en een strijd ertegen.
Honger en dorst naar gerechtigheid
Jezus spreekt in de Bergrede mensen zalig, die hongeren en dorsten naar gerechtigheid. In de zaligsprekingen treffen we allerlei typerende en kenmerkende trekken van het geestelijk leven aan. Wie kan het beter aangeven dan Jezus Christus?
We gaan ontdekken dat we rechtvaardig voor God moeten zijn en dat dit alleen kan door de Heere Jezus Christus. Hij is gegeven tot rechtvaardigheid, zoals Paulus schrijft in het slot van 1 Korinthiërs 1. Maar als je dan met Paulus deze rechtvaardigheid niet meer zoekt in jezelf, maar in Christus (zoals hij daarover schrijft in Filippensen 3), dan ráákt dat je leven. Want dan honger je niet alleen om Jezus Christus te kennen als de Heere onze gerechtigheid. Je leven wordt ook veranderd, zodat je niet meer kan leven met en in ongerechtigheid en je de strijd aanbindt voor de gerechtigheid in deze wereld, ook al weet je dat er straks pas een nieuwe aarde zal komen, waarop gerechtigheid woont. Maar hier en nu honger en dorst je, dat is verlang je intens naar deze rechtvaardigheid, die God wil en die uit God is.
Zo zouden nog veel meer kenmerkende trekken van het geloof en het geloofsleven genoemd kunnen worden. De Schrift geeft er zovele aan!
Uw vrucht is uit Mij
Bovenstaande en het al eerder genoemde is voldoende om aan te geven dat echt geloof niet zonder vrucht laat. Dat je in het leven van Gods kinderen kunt zien dat het echt is en dat zij ook zelf getroost mogen worden uit de vruchten van hun geloof, dat zij kinderen van God zijn en door God van eeuwigheid zijn uitverkoren. Want anders waren deze kenmerkende trekken er niet in hun leven. Vroeger zei men wel eens: dat is geen vrucht van eigen akker. Men bedoelde: dat heb je niet zelf bewerkt in je leven. Dat is iets dat je van de Heere ontvangen hebt; Hij doet dit groeien in je leven. De Heere is aan het werk en zo is deze vrucht, die je aantreft, uit Hem.
Dat geeft je juist zoveel vreugde en zekerheid: het is helemaal van de Heere. Je ziet Gods werk in je leven en je verwondert je erover. Hoe bestaat het dat God in mijn leven wilde werken. En nog groter wonder wordt het dat God nog steeds in je wil werken.
Zo, dat je gaat belijden:
Uit al de schat van het grote wereldrond is nooit die vreugde in mijn gemoed gerezen die ik in Uw getuigenis vond; door mij betracht en anderen aangeprezen.
Zo is het leven van Gods kinderen werkelijk „vruchtbaar", want er is groei in de genade en kennis van de Heere.
Uit Hem en door Hem en daarom voor Hem.
Van Amstel
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 1999
De Wekker | 16 Pagina's