Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toespraak tot de generale synode van Leusden van de Gereformeerde Kerken in Nederland, 29 juni 1999, door Prof. dr. J.W. Maris

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toespraak tot de generale synode van Leusden van de Gereformeerde Kerken in Nederland, 29 juni 1999, door Prof. dr. J.W. Maris

Preses, broeders in onze Here Jezus Christus,

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met dankbaarheid en met vreugde heb ik de uitnodiging aanvaard, met een delegatie deputaten van de christelijke gereformeerde synode, op deze zitting van uw generale synode aanwezig te zijn en tot u te spreken. Misschien moet ik - wijs geworden door enige ervaring in onze relaties als kerken - voor het woord vreugde de toevoeging „ingehouden" plaatsen. Toch is het woord vreugde geheel op zijn plaats.

Een mijlpaal
Bij de samensprekingen waar gedurende de laatste halve eeuw diverse generaties bij betrokken zijn geweest, is de overeenstemming tussen onze beide kerkverbanden niet eerder zo groot geweest als die welke aan de synoden van Haarlem-Noord 1998 en van Leusden 1999 kon worden gerapporteerd. Die samensprekingen vonden natuurlijk plaats in tamelijk kleine kring, maar ze werden in opdracht van de kerken in hun breedte gevoerd en vanuit een hoge roeping. Ja, zo hoog dat we hebben beseft voor het aangezicht van de Koning van de kerk te staan. Het is als een zegen van de Here beleefd, dat we bij de indringende gesprekken rond de thema's van de toe-eigening van het heil en van de visie op de kerk, en ook bij vragen als die het omgaan met het gezag van de Schrift betreffen, elkaars hart konden proeven toen we - ook op onderdelen doorvragend - mochten vaststellen: We hebben elkaar begrepen; en we hebben elkaar gevonden.

Gegroeid begrip en gegroeid perspectief
Dat begrijpen is een deel geweest van het verhaal. Pas gedurende de samensprekingen is mij bijvoorbeeld duidelijk geworden hoe „vrijgemaakten" vanuit een heel andere vraagstelling tot een hartgrondige afwijzing gekomen zijn van de leer van de „veronderstelde wedergeboorte" dan bij christelijke gereformeerden het geval was. In het verleden heeft het gesprek nogal eens gestokt uit onbegrip voor de achtergrond van de gesprekspartner, Nu zijn wij, na het beter begrijpen van elkaars motieven, ook verder gekomen. In een sfeer van vertrouwen kon er ook worden geleerd van elkaar, en werd een perspectief geopend van een wederzijdse verrijking bij een open Bijbel. Dat mag ook worden verwacht wanneer wij als vrijgemaakte en als christelijke gereformeerden samen ons buigen over de dingen die de Here ons geschonken heeft in zijn Woord, en die we samen met al de heiligen hebben ontvangen, ook via de ons toevertrouwde erfenis van onze vaderen.

De synode van Haarlem-Noord heeft op enkele punten uitgesproken, dat nadere bezinning nodig is, o.a. op de weg die verder te gaan is om deze dingen ook op het niveau van de plaatselijke gemeenten vruchtbaar aan de orde te stellen. Daar is uitdrukkelijk bij gezegd - als een teken van de gegroeide verstandhouding - dat zulke bezinning gezamenlijk kan plaatshebben met de gereformeerde deputaten. Er is een weg gezien waarop het niet best mogelijk is alleen te gaan.

Geen korte termijn - ook niet „op de lange baan"
Broeders, ik vraag er uw aandacht voor dat deze situatie reden geeft tot hartelijke dankbaarheid jegens onze goede God, maar dat we niet overmoedig moeten worden. Vandaar het woord „ingehouden" dat ik eerder gebruikte.

Een van de dingen die vergeleken met vroegere tijden aan uw kant veranderd zijn - misschien kunt u beter zeggen waar bij ons de ontwikkelingen zaten! - is, dat niet meer gezegd is: als we dezelfde papieren hebben als gereformeerde kerken, en als wij dat bij elkaar erkennen, dan dienen we onverwijld te verenigen. Dat heeft ons wel eens kopschuw gemaakt. We beseffen nu beiden nog een weg met elkaar te moeten gaan. Een blauwdruk voor vereniging op korte termijn is nog niet in productie. Ik voeg er oprecht aan toe, dat wij beseffen in het licht van de inzet die er de afgelopen jaren voor Gods aangezicht van beide kanten is geweest, dat van een vaag „op de lange baan" beleid geen sprake kan zijn.
Er zijn nog enkele dingen die niet eenvoudig zijn. Ik hoef niet alles te noemen. De rapportage op uw tafel geeft het wel aan. Er is het feit dat we staan voor twee kerkverbanden van gereformeerd belijden, en van vrijwel identieke kerkorde. Die kerkorde is echter niet voor een gebroken kerk gemaakt zoals die waarmee wij te maken hebben. Het door de GS van Haarlem-Noord aanvaarde voorstel tot gezamenlijke bezinning op de mogelijkheden van een federatie - waartoe uw vergadering hopelijk ook zal besluiten - zal heilige creativiteit vragen.

Wij zullen ons allen moeten oefenen in bescheidenheid. Wij spreken soms van „onze" kerken, en van „uw" kerken. Dat bezittelijk voornaamwoord ontsnapt ons echter ten onrechte. Slechts Één heeft het recht zo over de kerk te spreken. Ze is van Hem. Juist wat daaraan van ons is, moet bescheiden maken. Ook onze geschiedenis. Was in 1892 „onze" christelijke gereformeerde positie - hoezeer ik daaraan hecht - alleen maar heilig? Was in 1944 en in 1967 alles alleen maar van de Here? Komen wij er zonder schuld en gebreken uit? De groten uit de kerk van Oud en Nieuw Testament niet: Mozes niet. Petrus niet, Paulus niet. Wij ook niet, en onze vaderen niet. Wellicht hebben we die oefening nodig, niet om ons verleden oeverloos te relativeren. Nee, maar onze gehoorzaamheid is nooit onfeilbaarheid geweest.

Ootmoed
Op onze gezamenlijke agenda staan zwakheden en zonden in ons christelijke gereformeerde kerkelijk leven. Wij hebben daarover ook met u willen spreken, in het besef dat we met die dingen ootmoedig voor Gods aangezicht hebben te verschijnen. Juist dan, en op die manier, kunnen we elkaars gesprekspartners zijn. Niet de één onder het juk van de ander, maar samen onder het juk van de Here.

In dit verband wijs ik op een opdracht die de synode van Haarlem-Noord gegeven heeft, namelijk tot nadere bezinning op de vraag welk gewicht aan zaken als eigen kerkelijke cultuur, eigen kerkelijke identiteit en de bewaring van interne kerkelijke eenheid gegeven mag worden, en hoe deze dingen zich verhouden tot het gebed van Christus om de eenheid van zijn kerk.
De principiële bespreekbaarheid van deze dingen geeft ons de gelegenheid ons er gezamenlijk in te oefenen en zorg te dragen voor de zwakheden van onszelf en van de ander. Het stadium waarin we met elkaar gekomen zijn heeft die mogelijkheid ons geschonken. Op dezelfde manier is er ruimte gekomen voor de bespreking van de functionering van onze overeenstemming aangaande de toe-eigening des heils. Dat woord functionering - met het oog op de prediking en de overige bearbeiding van de gemeente - heeft in het verleden wel de kracht gehad van elkaar nog eens de maat nemen, met de heimelijke verdenking bij sommigen dat in die operatie de boot van het samengaan altijd nog kan worden afgehouden. Dat gaat niet meer zo. In het traject dat voor ons ligt is het zaak - als er al sprake is van het aanleggen van een maat: namelijk die van Schrift en confessie - dat elke vraag in dat opzicht altijd ook aan onszelf gericht is. We hebben het zo ook van elkaar begrepen. Dat geeft mij het vertrouwen dat in onze ontmoeting ons door de Here gegeven wordt dat we verder komen. Ieder afzonderlijk, en gezamenlijk. Op die manier is het ook begrijpelijk dat we nog een weg te gaan hebben.

Relatie met de Nederlands Gereformeerde Kerken
Over één zaak moet ik expliciet spreken in uw vergadering. Dat betreft onze relatie tot de Nederlands Gereformeerde Kerken. U kent de besluiten die de GS van Haarlem-Noord genomen heeft. De redenen tot het beëindigen van de op eenheid gerichte samensprekingen met de NGK hebben ons moeite en verdriet gegeven. Het besluit is niet terwille van de goede verstandhouding met uw vergadering genomen. Het was een voorlopig besluit, het was een moeilijk besluit, en wij beseffen allen dat het velen in onze kerken zwaar is gevallen.

De situatie van de samenwerkingsgemeenten en de met de NGK samenwerkende gemeenten vraagt bijzondere zorg na dit besluit. De gegroeide situatie is geen wildgroei geweest, maar is ontvangen als een geschenk van de Here. De synode van Haarlem-Noord kon en wilde daar niet achter terug. Nog steeds zou ik willen zeggen: Wat zou het een vreugde en een zegen zijn als er een weg gevonden kon worden waarin GKV, CGK èn NGK gezamenlijk verder konden - ja misschien in nog breder verband dan dat. Ik zeg dat met pijn, omdat ik tegelijk geen mogelijkheid heb om de problemen te relativeren die de synode aanleiding gaven tot het genomen besluit.

Kracht, liefde en bezonnenheid
Preses, broeders, ik besef aan de limieten van mijn spreektijd te geraken.
Het bezig zijn met de eenheid van de kerk heeft iets moeizaams, vanwege onze zonden, ook onze concrete kerkelijke zonden. Christelijke gereformeerden hebben reden daarover schuld te belijden, zelfs over de situatie binnen het kerkverband. Vrijgemaakte gereformeerden misschien ook wel. Maar het bezig zijn met de eenheid van de kerk heeft ook iets buitengewoon vreugdevols, wanneer we ondervinden mogen, dat de kerk van de Here Jezus is, en dat Hij Zelf als het Hoofd, zorg draagt voor zijn lichaam. Dat in het oog houden, ook gezamenlijk, betekent bezig mogen zijn in ootmoed, in de vreze des HEREN. Dan ontdekken we iets van een geestelijk samengroeien met Hem en met elkaar.
De apostel Paulus maant zijn vriend Timotheüs in 2 Timotheüs 1:7 tot bezonnenheid. Die hebben wij ook nodig. Maar als dat alles is zullen wij stranden. Wat Paulus daar zegt hebben we in zijn geheel nodig. „Want God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartigheid, maar van kracht, van liefde en bezonnenheid." Ziende op Hem kan er geen lafhartigheid of vreesachtigheid zijn in het bezig zijn met onze roeping. Wel bezonnenheid - maar dan vanuit de kracht en de liefde van het geloof. Vreugde en zegen zullen ons deel zijn als we zo samen op de HERE afgestemd zullen zijn.

De Here geve uw vergadering de wijsheid en genade van zijn Geest in uw besluitvorming.
Ik dank u.

J.W. Maris
(Voorzitter van het deputaatschap voor de eenheid van de gereformeerde belijders in Nederland)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juli 1999

De Wekker | 16 Pagina's

Toespraak tot de generale synode van Leusden van de Gereformeerde Kerken in Nederland, 29 juni 1999, door Prof. dr. J.W. Maris

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juli 1999

De Wekker | 16 Pagina's