Joodse humor: De kunst van het overleven (Joodse humor 1)
In drie artikelen wil ik met u nadenken over joodse humor. Het blijkt heel zinvol om daar bij stil te staan. Want daardoor leren we het joodse volk kennen en leren we hen - onze oudste broeder - ook serieus te nemen (!). Bovendien kan het ons leren dat humor soms van een wat al te grote gewichtigheid kan bevrijden voor Gods aangezicht. Jodendom en humor lijken iets met elkaar te hebben. Wereldwijd staan de joodse moppen in hoog aanzien. Zomaar moppen om eens flink om te lachen zijn het niet, ze vormen een mengsel van humor, tragiek en wijsheid. Een goede joodse Witz, want zo worden deze moppen vaak genoemd, toont ons iets van het veelbewogen joodse leven. In een drietal artikelen zal hier aandacht aan besteed worden. Het eerste artikel beschrijft de historische ontwikkeling van de joodse humor, terwijl het tweede artikel de vraag stelt of joodse humor na „Auschwitz" eigenlijk nog wel mogelijk is. Tot slot zullen we ingaan op de betekenis die humor binnen het jodendom als religie heeft gekregen.
Humor lijkt wel versmolten te zijn met het joodse volk. Hoewel de joden in de Verenigde Staten slechts 2,7% van de bevolking uitmaken, is maar liefst tachtig procent van alle beroepshumoristen joods! En in Nederland heeft jarenlang Max Tailleur zijn grappen rondgestrooid, terwijl tegenwoordig joden als Raoel Heertje in het vak zitten. Hoe is deze verbondenheid tussen jodendom en humor te verklaren? Welke functie had humor in het joodse leven?
Eerst moeten we ons nog afvragen of we eigenlijk wel mogen spreken van specifiek joodse humor. Is het niet zo dat als wij de joodse namen nu eens door Nederlandse zouden vervangen, dat ze dan niets typisch joods meer hebben? Deze vraag kunnen wij ontkennend beantwoorden. De goede Witz is juist die, waarin nergens aan joodse toestanden wordt gerefereerd, maar je toch denkt: „Dit had joods kunnen zijn". Hoe het universeel menselijke verschijnsel „humor" precies ingevuld wordt, hangt nauw samen met de omstandigheden waarmee mensen of een volk te maken hebben. De geschiedenis van de joden is zondermeer bijzonder te noemen. Deze geschiedenis heeft, samen met de religieuze en culturele eigenheid, de humor van het joodse volk zo gestempeld, dat het zinvol is om over een aparte categorie „joodse humor" te spreken.
Bijbel en Talmoed
In de joodse traditie nemen het Oude Testament (Tenach) en de Talmoed een centrale plaats in. In het oudste joodse geschrift treffen wij niet veel humor aan. Okke Jager heeft in een bekend boekje iets van de bijbelse humor laten zien. Een bekend voorbeeld is de vergelijking in Amos 4 van de vrouwen van Samaria met koeien van Basan, waarin we een scherpe satirische ondertoon proeven. In de Talmoed, een uitbreiding van en commentaar op Tenach en de mondelinge leer, komen af en toe grappen voor. Vaak zijn deze echter alleen te begrijpen voor degenen die goed vertrouwd zijn met het rabbijnse denken. Een opvallend figuur in de Babylonische Talmoed is de Rabba bar-bar-Chana, een joodse dubbelganger van de baron van Münchhausen. Hoewel we in de Bijbel en de Talmoed niet veel humor aantreffen, toch hebben beide een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de joodse humor. Bijbelse uitdrukkingen en talmoedische redeneringen werden later een bron voor humoristische opmerkingen.
In de Middeleeuwen leefde het joodse volk dicht bij het traditionele erfgoed van Tenach en Talmoed, wat het behoud van de eigen cultuur betekende. In de talloze vervolgingen en rampen die het volk overkwamen, zag men Gods besturende hand. Berusting in dit lot overheerste. Op een humoristische wijze omgaan met de moeilijkheden werd niet toegestaan. Dat zou een vorm van opstand zijn tegen Gods beschikking. De verhouding met de niet-joodse wereld, de tweederangspositie en de eigen traditie bleven om deze reden over het algemeen buiten het humoristische circuit. Wel verschenen er humoristische boeken, waarin vooral taalkundige grappen werden uitgehaald. Zo schreef de dertiende-eeuwse Spaans-joodse dichter Juda al-Charizi een verhaal dat uiterst lovend was als men het van voor naar achter las, maar uiterst beledigend als het in omgekeerde volgorde werd gelezen! Trouw aan de traditie was het motto in deze tijd. Het zal daarom geen verbazing wekken dat er in deze tijd vooral grappen werden gemaakt over onwetende joden, die de religieuze voorschriften niet goed begrepen of uitvoerden.
Verlichting
Het Verlichtingsdenken zette niet alleen heel Europa op z'n kop, het veranderde ook de joodse wereld ingrijpend.
„Vrijheid, gelijkheid en broederschap" kwam er in West-Europa ook voor de joden. Zij waren nu formeel gelijkberechtigde burgers geworden. Dit gebeurde niet in Midden- en Oost-Europa; daar duurden de ondraaglijke toestanden voort. Niettemin raakten de Oost-Europese joden ook bekend met de nieuwe moderne denkbeelden. Zij schudden de berusting van zich af en gingen de worsteling met het antisemitisme aan. De discriminatie werd nu niet meer als een goddelijke beschikking gezien, maar als een onrechtvaardige zaak. Deze omstandigheden creëerden de voedingsbodem voor de bloeitijd van de joodse humor. Voor de Oost-Europese joden stond slechts het wapen van de humor open als protest tegen de discriminatie, omdat wereldlijke macht geheel ontbrak. In de moppen kon worden geprotesteerd tegen de onrechtvaardige behandeling en konden de rollen eens worden omgedraaid. Tevens school er een stuk acceptatie in deze protestmoppen. Alleen op deze wijze kon men de moeilijke situatie min of meer accepteren. Een voorbeeld:
In het tsaristische Rusland mochten joden in veel steden niet zonder verblijfsvergunning komen. Nu lopen er twee joden in zo'n stad. In de verte ontdekken ze twee politieagenten. „Weet je wat", zegt de een tegen de ander, „jij hebt een verblijfsvergunning bij je. Hol jij weg, dan zullen de agenten jou nalopen en kan ik me intussen verstoppen." De ene jood holt dus weg en de agenten achtervolgen hem. Eindelijk hebben ze hem ingehaald. Hij laat hun zijn geldige papieren zien. De agenten zijn verbluft. „Waarom bent u dan gevlucht?"
„Ik ben niet gevlucht", beweert de jood, „de dokter heeft me bitterwater voorgeschreven en gezegd, dat ik daarna flink moest hollen. Daarom rende ik weg." „Maar u hebt toch gezien dat wij achter u aan holden. Waarom bent u dan niet blijven staan?"
„Nou ja - ik dacht dat de dokter u ook bitterwater had voorgeschreven."
In deze Witz klinkt het protest door tegen het bestaan van „verboden steden". Door er op een humoristische manier mee om te gaan, kon men de eigen „ongewenste" positie min of meer accepteren. Het feit dat er „verboden steden" bestonden, werd uiteraard niet geaccepteerd.
Humor raakte op deze manier helemaal verbonden met de joodse kunst van het overleven in een vijandige omgeving. Ze verzacht de bitterheid in het hart van de mens en relativeert het formaat van koningen, keizers en dictators. In de humor kon men het hart luchten en de autoriteiten of niet-joodse inwoners op hun plaats zetten. Tot de tsaar toe:
Een jood stond voor de rechtbank omdat hij de tsaar een ezel genoemd zou hebben.
„Ik had 't toch over de Duitse keizer Wilhelm II!" beweert de geschrokken jood.
„Nee," zegt de rechter streng, „mij leid je niet om de tuin. Met ezel kan alleen onze Nicolaas bedoeld zijn."
Amsterdam, Bart Wallet
(Bart Wallet is lid van onze kerken en studeert geschiedenis en Hebreeuws aan de Universiteit van Amsterdam. Gedurende een jaar was hij preses van het Amsterdamse CSFR-dispuut; vanaf januari 2000 is hij landelijk preses van deze christelijke studentenvereniging.)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 september 1999
De Wekker | 16 Pagina's