Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het fundament van de kerk (III - slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het fundament van de kerk (III - slot)

- Nadenken over Schrift en belijdenis -

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

We hebben verkend wat voor bezwaren er in de loop van de jaren zijn opgeworpen tegen „menselijke" belijdenissen als documenten van gezag in de kerk. Ook hebben we met enige verwondering vastgesteld dat er een redelijke mate van overeenstemming is tussen vrijzinnigen en evangelischen als het over deze bezwaren gaat. Daarbij blijft dan de vraag over hoe we als kerk van gereformeerd belijden omgaan, en om moeten gaan, met onze belijdenisgeschriften. Dat is niet maar een marginale vraag. Het gaat immers over het fundament van de kerk.

De belijdenis in één adem met de Heilige Schrift?
Wanneer een probleem met de belijdenisgeschriften ontstaat is het altijd rond het in één adem noemen van Bijbel en belijdenis. Hoe kunnen we duidelijk maken dat wel degelijk gezag aan de belijdenis toekomt en dat het toch een ander gezag is dan dat van Gods Woord? Ik wil proberen op te helderen hoe dat zit.
In de belijdenis zelf is het zonneklaar. In artikel 5 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis belijdt de kerk over het gezag van de Heilige Schrift: „Wij aanvaarden al deze boeken (nl. de opgesomde bijbelboeken), en deze alleen, als heilig en kanoniek om ons geloof daarnaar te richten, daarop te gronden en daarmee te bevestigen." De gecursiveerde woorden deze alleen maken duidelijk dat de belijdenis niet anders wil doen dan de kerk te laten buigen onder het Woord van God. In de Schrift spreekt de Heilige Geest. In de belijdenis spreekt de kerk.

Wat is dan het karakter van dat belijdend spreken van de kerk? Daarin spreekt de kerk zich uit, met de diepe overtuiging: „Dit is volgens de Schriften. En daarom buigen we ervoor, en daarom zien we erop toe dat de kerk er voor blijft buigen." Bovendien gaat het maar niet om een opinie, maar om geloof. Eerder zagen we al dat in de belijdenis menselijk gesproken wordt, en dat dat ook precies de bedoeling is. Dat vinden we al in de Bijbel. Maar dit menselijk spreken is het uiting geven aan wat wordt geloofd. En het geloof bestaat niet buiten de inhoud van het geloof om. Het woord geloof wordt op twee manieren gebruikt. Als de geloofshouding van een mens, maar ook als de inhoud van dat geloof. Die twee horen in één adem bij elkaar. Ik geloof - dat is wat er door Gods genade in mijn hart is. Maar ik geloof - dat duidt ook aan wat God mij in zijn Woord heeft gezegd. Die twee kanten van het begrip geloof horen altijd bij elkaar. We hebben het immers niet over het geloof van de boze geesten die in God geloven maar sidderen (Jak. 2:19), maar we hebben het over het geloof dat leeft van het horen naar het Woord van Christus (Rom. 10:17).
Op die manier bevat de belijdenis van de kerk de twee kanten van het geloof, de geloofshouding en de geloofsinhoud.
Zo past het bij de geloofsbelijdenis om te zeggen: „Ik geloof in God de Vader" enzovoort. Het persoonlijke „ik" horen we elke zondag niet voor niets. Maar het past er ook bij om te zeggen, met de belijdenis van Nicea-Constantinopel: „Wij geloven in één God, de almachtige Vader" en zo verder. „Wij geloven". Het woordje „wij" duidt op de kerk. De kerk spreekt in de belijdenis, en laat weten dat het op grond van Gods Woord niet anders is dan zo. De geloofsbelijdenis die naar Athanasius is genoemd, en die helemaal over het geloof in de Drie-eenheid gaat, begint heel krachtig: „Alwie behouden wil worden, heeft voor alles nodig, dat hij het katholiek geloof vasthoudt. Wie dit niet geheel en ongeschonden bewaart, zal zonder twijfel voor eeuwig verloren gaan. Het katholiek geloof nu is, dat wij één God in de drieheid en de drieheid in de eenheid aanbidden."
Dit krachtige spreken van de belijdenis heeft geen andere achtergrond dan dat beseft werd dat hier het Woord van God beleden werd.

Katholiek en bindend
Vanuit dezelfde overtuiging heeft de kerk van de Reformatie haar geloof beleden. De belijdenis kon niet anders dan bindend zijn omdat het over het geloof ging, en dus over God en over zijn genade. Wanneer de Nederlandse Geloofsbelijdenis in de artikelen 8 en 9 de heilige Drie-eenheid belijdt, wordt beseft dat het gaat om de leer die (zie het slot van art. 9) altijd is „gehandhaafd in de ware kerk, van de tijden der apostelen af tot nu toe. (...) Daarom aanvaarden wij in dit opzicht gaarne de drie geloofsbelijdenissen, namelijk de Apostolische, die van Nicea en van Athanasius, en evenzo wat de vaderen in overeenstemming hiermee vastgesteld hebben." Er is dus sprake van het handhaven van de leer en van het aanvaarden van de belijdenis. En dat in het besef dat het ook in de tijd van de apostelen daar al om ging.
De binding van de belijdenis is geen binding boven en buiten de Schrift om, maar is binding aan de Schrift.
Wat de kerk belijdt is wat katholiek is. Dat betekent: wat altijd en overal door het lichaam van Christus ontvangen en geleerd zal worden. Een mens kan niet in zijn eentje geloven. Dat schreef Paulus al: samen met alle heilige verstaan wij (Ef. 3:18-19). De belijdenis maakt dat op een indrukwekkende manier zichtbaar als iets dat eeuwen omspant. Het is vanwege de aard van het geloof en vanwege de inhoud van de belijdenis ondenkbaar dat die belijdenis niet bindend zou zijn!
Geloven en belijden wat God in zijn Woord ons heeft geopenbaard kan nooit vrijblijvend zijn. Een vrijblijvende belijdenis zou in strijd zijn met het wezen van de openbaring, in strijd met de aard van het geloof dat de Heilige Geest werkt, en in strijd met het karakter van de kerk als gemeente van Christus.

Ondertekening van de belijdenis
Wie in de kerk zijn of haar geloof belijdt stemt in met de belijdenis van de kerk. Die mag daar ook aan worden gehouden. Met nog sterkere binding geldt dat de ambtsdragers in de kerk die immers ook geroepen zijn op de gemeente toe te zien en op haar belijden. Van hen wordt dan ook ondertekening gevraagd, zowel aan de ouderlingen en diakenen als aan de predikanten als aan de theologische hoogleraren. In de formulieren waar zij hun handtekening onder plaatsen gaat het steeds om deze kernzin: „Wij (...) verklaren oprecht en in goede consciëntie voor de Here, dat wij van harte gevoelen en geloven, dat al de artikelen en stukken van de leer, in de Drie Formulieren van enigheid begrepen, in alles met Gods Woord overeenkomen."
In die zin is duidelijk dat de belijdenis onder de Schrift staat. We ondertekenen niet dat de Bijbel in alles met de belijdenis overeenkomt. De Schrift is veel groter dan de belijdenis! De Schrift is Gods Woord, de belijdenis woord van de kerk. De Schrift is de norm, de belijdenis slechts daarop gebaseerd.
Maar het levende geloof van de kerk laat zich op deze manier wel herkennen! Nogmaals - dat past bij de Schrift, dat past bij het geloof, en dat past bij het werk van Gods Geest in de kerk, Die mensen tot belijden brengt.
Daarom is het ook volstrekt logisch dat er een mogelijkheid is van beroep. Wie overtuigd is van iets waarbij door de belijdenis geen recht wordt gedaan aan het Woord, weet zich krachtens zijn belijden en ondertekening geroepen daar met kerkenraad en meerdere vergaderingen over te spreken. Juist het belijden van het geloof kan geen zaak van een individu zijn. De inhoud van het geloof is katholiek. Dat is van de kerk.

Wanneer in de Nederlandse Hervormde Kerk en in de Gereformeerde Kerken in Nederland geen sprake meer is van een handhaven van de leer, wanneer dwaling en leugen evenveel recht hebben als de waarheid van het evangelie, is de grondslag van de kerk gescheurd. Dan dient de kerk rekening te houden met instortingsgevaar.
Wanneer in de Nederlands Gereformeerde Kerken in haar laatste Landelijke Vergadering opnieuw geen vanzelfsprekende plicht tot ondertekening van de belijdenis is aanvaard, dan doet dat ons zeer. Het is mij bekend dat vele Nederlands Gereformeerde broeders van harte de belijdenis ondertekenen, en hoopten dat in het Akkoord van Kerkelijk Samenleving deze regel zou worden opgenomen. Het is eigenlijk onbegrijpelijk dat - terwijl de ontwikkeling naar het ook in dit opzicht compleet kerk van gereformeerd belijden te zijn zo logisch was - de boot van de binding toch werd afgehouden.
Dit was niet de geringste reden tot het verdrietige besluit van de Synode van Haarlem-Noord aangaande de NGK. Wat zou het een vreugde zijn als deze kerk - die onmogelijk op één lijn met de SoW - kerken kan worden gezien, maar die werkelijk kerk van gereformeerd belijden wil zijn - dat ook daadwerkelijk laat zien.
Belijden met een rand van vrijblijvendheid is in strijd met het diepste wezen van het bijbelse geloof. In strijd ook met het enige fundament van de kerk. Daarom hebben we allen ook binnen onze Christelijke Gereformeerde Kerken reden wakker te zijn. De belijdenis is niet eng. De belijdenis geeft ruimte aan de ademhaling van het geloof. Dat is de ruimte van de genade.

J.W. Maris

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 september 1999

De Wekker | 16 Pagina's

Het fundament van de kerk (III - slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 september 1999

De Wekker | 16 Pagina's