Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Joodse humor na Auschwitz? (Joodse humor 2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Joodse humor na Auschwitz? (Joodse humor 2)

5 minuten leestijd

Door het moderne denken werd de joodse humor in Oost-Europa tot een wapen tegen de vijandige omgeving. Het gelijkheidsideaal opende de ogen van veel joden voor de onrechtvaardigheid van de achtergestelde positie die zij genoten. Met de bril van hetzelfde moderne denken werd echter ook zelfkritiek betracht. Misstanden en eigenaardigheden binnen de eigen joodse wereld moesten het evenzeer ontgelden. Ook nu speelde de humor een belangrijke rol. De moderne levenswijze vocht zich een weg naar het joodse hart via de humor!

In eerste instantie zijn het vooral de typisch joodse beroepen die het moeten ontgelden, en het zal niet verbazen dat het handelsmilieu veelvuldig het decorum vormt. Door de overheidsmaatregelen die bepaalde beroepen voor joden verbood, waren veel joden in dezelfde beroepen terechtgekomen: handelaar, marskramer, geldschieter of kosjer slager. Een voorbeeld:

Bij de handelaar in tweedehands kleren: „In die bontjas die u me gisteren hebt verkocht, daar zaten luizen in!" „Nou nee - voor die prijs zal ik 'r 'n paradijsvogel inzetten!"

Al spoedig bleef het echter niet bij Witze die de dagelijkse werkzaamheden als voorwerp van spot namen. Religieuze beroepen, instellingen en tradities werden kritisch geanalyseerd. Rabbijnen en hun talmoedische spreekwijze, hun dubbelzinnige uitspraken of gebrekkige schriftgeleerdheid werden in de Witze onder vuur genomen. Ook de chassidische wonderrebbe's moesten het ontgelden. Hun volgelingen dichtten hun grote wonderen toe, maar in de Witze komen zij er minder goed af.

„Op een dag," vertelt een chassied, „vroeg onze rebbe op reis een dorpsherbergier om een kamer. De herbergier weigerde grof. Toen sprak de rebbe: „De muren van dit huis zullen nog heden instorten!" De herbergier werd bang, vroeg om vergiffenis en stelde de rebbe zijn eigen slaapkamer ter beschikking. De rebbe vergaf hem - en wat zeggen jullie van 't wonder? Het huis bleef werkelijk staan! Ik heb 't met eigen ogen gezien!"

Door dit soort moppen werd de autoriteit van de chassidische rebbe's aangetast en raakten moderne gedachten verspreid onder het volk. Ook de talmoedische redeneertrant bood stof voor geslaagde grappen. Omdat in de Talmoed interpunctie ontbreekt, weet men niet of iets positief, negatief, vragend of anderszins is bedoeld. Prachtig voor Witze:

Sergeant-majoor: „Katz, waarom mag een soldaat niet met een brandende sigaret over de binnenplaats van de kazerne lopen?"
Aspirant-vaandrig Katz: „U hebt volkomen gelijk, sergeant, waarom mag hij dat inderdaad niet?"

Hoe meer men vertrouwd raakte met de moderne wereld des te dieper en flitsender werden de Witze over het kruispunt van jodendom en modernisme. Geassimileerde en gedoopte joden werden geliefde onderwerpen voor moppen:

Lange tijd kreeg men in Oostenrijk als men rooms-katholiek werd een kleine financiële premie van de kerk. Nu had ook de oude Kaplan, een arme man, zich plotseling laten dopen. Het regent van alle kanten verwijten. „Kan een van jullie me soms vertellen", antwoordde Kaplan verbitterd, „waar ik anders het geld voor de matze vandaan had moeten halen?"

De Sjo'ah
De Sjo'ah, holocaust, heeft een breuk geslagen in het joodse leven en trekt haar sporen tot in het heden. De bloeiende en levendige Oost-Europees-joodse wereld is vernietigd en met haar ging een wereld van humor onder. Uiteindelijk heeft dit wapen het volk niet geholpen. De generatie die de Sjo'ah overleefde kwam terecht in de Verenigde Staten en in de nieuwe, eigen staat Israël. Ook na de Sjo'ah bleef humor naast het wenen een plaats in het joodse leven houden. Haar functie veranderde echter wel, omdat het door de stichting van de staat Israël niet meer als wapen gehanteerd hoeft te worden. De specifiek Oost-Europees-joodse humor heeft echter een slag gekregen, die zij niet meer te boven is gekomen. De mensen die elkaar met deze humor opbeurden om te blijven overleven, zijn vermoord. De overlevenden hebben Oost-Europa, het decor van zoveel Witze, achter zich gelaten.
In Israël ontstaan weer nieuwe moppen. De religieuze jood temidden van de moderne Israëlische samenleving is zo een voorwerp van humor. Ook nieuwe immigranten, die de taal nog maar nauwelijks verstaan, of uit een heel andere cultuur komen (bijv. de Ethiopische joden), zijn een geliefd onderwerp. De diverse oorlogen die gevoerd zijn en de militaire kracht van Israël leveren eveneens veel aanleiding tot humoristische opmerkingen op. Eén zo'n Israëlische grap:

Direct na het einde van de tweede wereldoorlog emigreerde het grootste deel van de Joegoslavisch-joodse gemeenschap naar Israël. Eén van hen wilde echter eerst proberen hoe het nieuwe regime zou uitpakken. Een jaar later komt hij echter eveneens in Israël aan. Zijn vrienden vragen hem nieuwsgierig:
„Hoe was 't?"
„Ik mocht niet klagen."
„Waarom ben je dan toch hierheen gekomen?"
„Nou - omdat ik niet mocht klagen."

Het kan verbazing wekken dát er weer joodse moppen zijn. Julian Green schreef dat na Auschwitz alleen tranen nog maar betekenis hebben. Wie zal hem tegenspreken? Eli Wiesel wijst er in zijn roman Testament van een vermoorde joodse dichter echter al op dat droefheid en humor elkaar niet hoeven uit te sluiten. Aan het einde van het boek zegt de romanfiguur Viktor Zupanev: „Mijn hart is gebroken maar ik weet dat ik weer zal lachen. En plotseling gebeurt het: ik lach, uiteindelijk lach ik weer". In feite is het joodse volk blijven lachen, door alle vervolgingen heen en dat heeft mede haar vitaliteit bepaald.
In de bijbel treffen wij deze verwevenheid al aan: in het aangrijpende Genesis 22 lezen wij van de holocaust (lett. brandoffer) van Jitschak (Izak). Jitschak betekent: hij die lacht, hij die zal lachen. Ook door de verschrikking van de offerplechtigheid heen kon Jitschak blijven wie hij was: hij die lacht. Zo is het volk Israël, als haar voorvader de patriarch Jitschak, door iedere holocaust heen blijven lachen, vaak gelijk op met het huilen. Na Auschwitz zijn er zes miljoen redenen om niet meer te lachen, en zes miljoen redenen om het weer te proberen en opnieuw te lachen. En dan maar niet zomaar oppervlakkig lachen, maar een diepe lach, waarin droefenis, wijsheid en humor zich vermengen.

Amsterdam, Bart Wallet

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1999

De Wekker | 16 Pagina's

Joodse humor na Auschwitz? (Joodse humor 2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1999

De Wekker | 16 Pagina's