Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en schuldbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en schuldbelijdenis

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nederlandse christenen zijn zich in het algemeen sterk bewust van hun betrokkenheid bij het land en de volkeren van Zuid-Afrika. De apartheidsideologie heeft gedurende vele jaren niet alleen verdeeldheid onder de volkeren èn tussen de christenen in Zuid-Afrika gebracht, maar ook onder Nederlanders. Fervente verdedigers van de apartheid waren er ook onder orthodoxe, bijbelgetrouwe gereformeerden. Soms klonk in Nederland de pro-apartheid overtuiging nog feller dan in Zuid-Afrika!

CGK, GKSA en de apartheid
In onze eigen kerkelijke betrokkenheid bij Die Gereformeerde Kerke van Suid-Afrika (GKSA) is onze opstelling altijd nogal voorzichtig geweest. Bij de regelmatige bezoeken die namens ons aan de synode van de GKSA werden gebracht is soms - bijvoorbeeld door prof. dr. J.P. Versteeg - ernstig gewaarschuwd tegen de theologische dwaling van de apartheid. Onder Zuid-Afrikaanse gereformeerden werd immers de apartheid nogal eens met bijbelse argumenten verdedigd. De gescheiden ontwikkeling van volkeren (rassen) werd dan als bijbelse opdracht gezien. De waarschuwing daartegen werd aan onze kant niet door iedereen gedragen. Degenen die met de neus op de zonde van de apartheid werden gedrukt waren vooral zij die met onze zending in Zuid-Afrika te maken hadden: de zendelingen in Venda en in KwaNdebele, en de zendingsdeputaten in Nederland. Zij namen waar dat er ook kerkelijk zonder meer van discriminatie sprake was, al behoorden de zwarte broeders en zusters in de zendingskerken formeel tot hetzelfde kerkverband als de GKSA.
Wij namen ook waar dat binnen de (blanke) GKSA hiermee een worsteling gaande was. Velen zagen dat het anders moest. Harten gingen open voor een werkelijk broederlijke omgang met de zwarte broeders en zusters. Je kon soms waarnemen dat er sprake was van een diep doorleefde bekering. Anderen bleven (en blijven!) zich schrap zetten in wat moeilijk anders genoemd kan worden dan een blank superioriteitsgevoel, niet bereid in land en kerk de verantwoordelijkheid echt te gaan delen. Wij hebben ons er voor gewacht openlijk grote woorden te spreken, zoals wel gedaan werd door anderen in Nederland. Wij beseften misschien wel, dat wij niet zoveel reden hadden ons te verheffen boven de broeders in Zuid- Afrika. En de band op grond van Schrift en belijdenis met de GKSA was hecht. Toch is er wel het een en ander gedaan. In een gezamenlijke onderneming van onze zendingsdeputaten en deputaten voor correspondentie met buitenlandse kerken is aan het eind van de jaren tachtig een uitvoerig schrijven aan de synode van de GKSA gericht. In een principieel pleidooi werd daarin aangegeven dat de verdediging van apartheid door de kerk niet kòn. Uitdrukkelijk kon daarbij verwezen worden naar een studie van de Synode Soutpansberg - de Venda-synode dus - die degelijk aantoonde hoe in het licht van Gods Woord hierover moest worden gesproken. In 1990 werd namens beide deputaatschappen door ds. K. Boersma en ondergetekende een reis naar Zuid-Afrika gemaakt waarbij met zeer velen gesproken is, en waarbij duidelijk kon worden gemaakt hoe de spanningen tussen de zwarte en de blanke delen van de ene kerk ook ons aangingen.

De worsteling van een kerk: schuld belijden of niet?
In de jaren daarna zijn wij blijven volgen hoe in het „andere" Zuid-Afrika de verhoudingen ook kerkelijk zich ontwikkelden. President F.W. de Klerk luidde in februari 1990 het afscheid van de apartheidspolitiek in. In de blanke kerken van gereformeerde belijden - ook in de GKSA waartoe hij zelf behoorde - werd hem dit niet door allen in dank afgenomen...
Bij verschillende bezoeken aan Zuid- Afrika heb ik kunnen waarnemen hoe een verandering van denken en houding over blank en zwart in het leven van een aantal gereformeerde broeders en zusters het karakter had van een werkelijke bekering voor Gods aangezicht. Ik heb ook kunnen waarnemen, onder andere tijdens de vergaderingen van de synode van de GKSA in Potchefstroom, die ik zowel in 1994 als in 1997 bijwoonde, dat er ook zijn die van geen verandering willen weten. Enkelen zouden het liefst met hand en tand de deuren van de „blanke" kerk voor zwarten gesloten houden.
Op de synode van 1997 was een instructie ter tafel om als kerk schuldbelijdenis te doen over de steun die aan het apartheidssysteem gegeven is. Op een bewogen manier werd dit voorstel verdedigd door enkele broeders. Hier klonk de taal van een oprecht willen buigen voor de Here. Op nogal formele gronden werd het voorstel verworpen. In de instructie was namelijk niet duidelijk gemaakt van welke kerkelijke uitspraken schuld diende te worden beleden. Op dat moment was het niet onmogelijk geweest de intentie van het voorstel te aanvaarden en er aan te werken dat de invulling concreter gestalte kreeg. De weerstand van sommigen ertegen was echter te tasten, en daarom was met de verwerping een pijnlijk thema nog even van tafel gehouden. Een treurig moment, hoe herkenbaar misschien ook...

Een dergelijke situatie maakt immers ook voor ons duidelijk hoe moeilijk schuld belijden is. Niet het belijden van schuld in algemene zin. Dat wij zondaren zijn wordt - terecht - meermalen beleden. Dat is iets wat persoonlijk, en in onze gezinnen, en in onze erediensten in onze gebeden niet gemist moet worden. Maar wanneer het om concrete dingen gaat die voor het aangezicht van God en tegenover mensen moeten worden beleden als zonde, dan hebben we wel een drempel over te gaan. Schuld belijden is vernederend. Het is één van de kenmerken waarin het christelijk geloof anders is dan afgoderij. Afgoden vragen nooit schuldbelijdenis. De Here vraagt het wel. Hij leert het ons door Zijn Geest en Woord. En dat is nooit gemakkelijk.
Nu is de Zuid-Afrikaanse situatie redelijk ver van ons bed. Een bezinning bij ons kan dan ook nooit alleen over hen gaan. Ook bij ons kan de vraag worden gesteld of er geen reden is ons te verootmoedigen over nalatigheid of zonde die we kerkelijk als schuld meedragen. Ik laat het nu maar even bij een paar globale suggesties. En dan moeten we het niet hebben over de kruistochten. Misschien ook niet meteen over de schandelijke slavenhandel waar door onze gereformeerde vaderen aan is meegewerkt of in elk geval van geprofiteerd, al komt dat wel iets dichter bij. Nóg dichterbij komt de wijze waarop ook ons gereformeerde volksdeel in ons Nederlandse koloniale verleden, ondanks zoveel goeds in het zendingswerk, een houding van superioriteit heeft aangenomen tegenover „inlanders". Dicht op onze huid komt ook de vraag of wij tijdens de bezetting van 1940-45 als kerk werkelijk alles hebben gedaan wat had gemoeten toen onze joodse landgenoten stelselmatig werden weggevoerd en vermoord. Op een later tijdstip hoop ik de draad van die vragen weer op te nemen. Ze mogen wel in onze gedachten zijn als we kennis nemen van een concrete schuldbelijdenis in Zuid-Afrika.

Een openbare belijdenis (uit Potchefstroom)
Als op deze manier de zaak van schuldbelijdenis wat dichter bij huis gebracht is, geef ik graag enkele fragmenten door van een schuldbelijdenis die in de kring van onze zusterkerk in Zuid-Afrika eind 1997 verscheen. In het theologische tijdschrift In die Skriflig werd er deze zomer opnieuw wat diepgaander op ingegaan, zodoende kwam de zaak mij weer onder ogen. Ondertekend door vier broeders, waaronder de indieners van de bovenvermelde instructie aan de synode, staat daar in te lezen (ik vertaal fragmenten uit het Afrikaans, enigszins ingekort):
- Wij belijden hiermee voor God en onze naaste dat wij in woord en daad, in de kerk en in de samenleving, privé en in het openbaar in gebreke zijn gebleven om genoegzaam en ondubbelzinnig te getuigen tegen de ontwikkeling en uitvoering van de ideologie van apartheid die het leven van zoveel van onze medegelovigen benadeeld heeft en belemmerd, ja zelfs geruïneerd. Samen met Daniël belijden wij voor de Here: Wij hebben gezondigd en misdreven, wij hebben goddeloos gehandeld en zijn wederspannig geweest; wij zijn afgeweken van uw geboden en van uw verordeningen. (Dan. 9:5)
- Wij belijden dat wij diep schuldig staan voor God en onze naaste en dat deze grote nalatigheid en traagheid aan onze kant slechts door genade, vergeving en verzoening kan worden weggenomen.
- Wij zoeken bij God vergeving in het offer van Jezus Christus (1 Joh. 1:9), maar wij vragen hiermee ook aan onze benadeelde en ontrechte medegelovigen om vergeving voor wat wij hun hebben aangedaan. Van onze kant nemen wij ons voor om zoveel als menselijk mogelijk is in woord en daad te vergoeden voor de schade die wij hun hebben aangedaan door het oneerlijke systeem van discriminatie.
Het zijn woorden om met respect tot ons te laten doordringen. Om er tegelijk ook zelf voor het aangezicht van God mee bezig te zijn.

J.W. Maris

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 oktober 1999

De Wekker | 16 Pagina's

Kerk en schuldbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 oktober 1999

De Wekker | 16 Pagina's