Noodzakelijk protest. Een nieuw boek van Blaauwendraad
Enige tijd geleden schreef ik over een poging de veroordeling van ds. R. Kok in de jaren vijftig, door de generale synode van de Gereformeerde Gemeenten, weer opnieuw op de synode-agenda van deze kerken te zetten. Ik moest toen constateren dat het met die poging niet zou lukken. De zaak waarom het ging, het waarachtige aanbod van Gods genade in de prediking, was het intussen wel waard er in de publiciteit aandacht aan te besteden. Dat is ook mijn voornaamste argument er thans opnieuw over te schrijven. De Gereformeerde Gemeenten behoren tot de kerken van gereformeerde belijdenis. Alleen al daarom kan er niet een automatisch en stilzwijgend berusten zijn in het feit, dat er nauwelijks of geen kerkelijk gesprek mogelijk is tussen de Gereformeerde Gemeenten en andere kerken van gereformeerd belijden. In een platform als het COGG (het Contact Orgaan Gereformeerde Gezindte) is de Ger. Gem. niet officieel vertegenwoordigd. Een tweede argument om over de Gereformeerde Gemeenten te schrijven ligt in een nieuw boek van de Delftse hoogleraar Johan Blaauwendraad. Als lid van de Ger. Gem. stelt hij de zaak van de prediking indringend aan de orde in De leer tegen het licht.¹
'Het is ingewikkeld geworden'
Het nu verschenen boek is een vervolg op het eerdere boek, dat twee jaar geleden verscheen getiteld Het is ingewikkeld geworden. Die titel bevatte een toespeling op het feit, dat in de Ger. Gem. de toonaangevende geestelijke leiding van een aantal predikanten met zich meebracht, dat wat in Gods Woord staat, en in de belijdenis van de kerk, alleen maar mag worden gehoord via een interpretatie die het aanbod van Gods genade inperkt in een aantal voorwaarden. Eigenlijk net als de leer van de Rooms kerk die leerde, dat gewone kerkleden zich maar moeten houden aan wat de priester zei. In hun eenvoudige vertrouwen op de geestelijken lag de waarheid van het heil dan wel 'ingewikkeld'. Die titel was dus wel heel pijnlijk. Maar het werd wel onderbouwd. De predikanten leggen immers uit, dat de beloften van het evangelie niet hetzelfde zijn als het aanbod van genade, en dat op grond van het genadeverbond, en van de doop als teken van het verbond, nog geen vrijmoedigheid verkregen kan worden om te pleiten op Gods genade. Het genadeverbond is er nog niet als het er lijkt te zijn; het staat onder de beheersing van de uitverkiezing. Alleen de uitverkorenen zijn wezenlijk in het verbond begrepen. En als je niet weet uitverkoren te zijn staan de beloften nog niet op jouw naam... Daar is voorts in toenemende mate bij gekomen een nieuwe leer omtrent de standen in het geestelijk leven, waardoor onder andere roeping en wedergeboorte, wedergeboorte en geloof, geloof en rechtvaardiging zo uit elkaar zijn getrokken, dat er een bijzonder, rechtstreeks, werk van de Heilige Geest voor nodig is om bevindelijk van de ene naar de andere stand te geraken. Dat in Christus al Gods weldaden de gelovige geschonken zijn, en daadwerkelijk - door de toegezegde genade van Gods Heilige Geest - gelovig toegeëigend mogen worden, zoals bij Calvijn te lezen is, net als in de gereformeerde belijdenisgeschriften, en niet minder in het doopsformulier en het avondmaalsformulier, dat is in deze geestelijke systematiek niet meer zo. Het is inderdaad ingewikkeld geworden. Ook in de dubbele zin van: voor het gros van de gewone gemeenteleden onbereikbaar om te begrijpen, èn onbereikbaar om te verkrijgen.
'De leer tegen het licht'
Dat de aanklachten van Blaauwendraad hem niet in dank zijn afgenomen is wel begrijpelijk. De beschuldigingen die zijn boek in feite bevatte hebben onrust gebracht. Noodzakelijke onrust. In het zopas uitgekomen nieuwe boek geeft hij weer, hoe zijn boek voor een deel is genegeerd, en voor een ander deel, met oneigenlijke argumenten is afgedaan. Men heeft zich ervan afgemaakt met vooral de argumentatie dat er een gevaar is van zich te snel in een verondersteld geloof Gods genade toeëigenen. Dat Blaauwendraad juist een tegengestelde eenzijdigheid aansneed, dat namelijk het spreken van de heilige God Zelf tekort kwam in een geremde prediking, daar is men nauwelijks op ingegaan.
Vandaar dit vervolg. Het is opnieuw een buitengewoon ernstig boek geworden. De grote ernst van de belofte van God, dat ieder die de Zoon gelooft, genade ontvangt. Dat is in het geding. Men zal hem niet kunnen verwijten dat hij onvoldoende oog heeft voor het feit dat ook het geloof een gave van God is. Hij zegt ergens dat hij het genadekarakter van het geloof er wel in zou willen hameren. Hier spreek en schrijft een zeer overtuigd gereformeerd man, in de lijn van de Reformatie en de Nadere Reformatie. Maar hij is diep bezorgd over het feit dat in de Gereformeerde Gemeenten het woord 'belofte' eigenlijk contrabande geworden is.
Een paar dingen die hij aansnijdt zijn:
• De invloed van de 18e' eeuwse theoloog Comrie, bij wie een rationeel denkschema over geloof en genadeverbond moest dienen om de remonstranten terug te wijzen. Comrie legde het wezen van het verbond in de eeuwige verkiezing. Hem belette het echter niet toch een ruim aanbod van genade te preken. De doorwerking van zijn schematische theologie bij ds. Kersten en dr. Steenblok heeft het aanbod van genade echter bijna geheel doen schuil gaan achter de verkiezing.
• In de leeruitspraken van de Geref. Gemeenten van 1931 is de verbondsopvatting die van de 'smalstroom'; het verbond is eigenlijk alleen voor de uitverkorenen. De schrijver constateert, dat in de taal van het doopsformulier een andere opvatting klinkt, die van de 'breedstroom', waarin de beloften tot allen komen. Hij wijst aan, dat 1931 wel een ruimer aanbod van genade gedoogt, maar dat de wijze waarop dat gebeurt, wel heel aanvechtbaar is. Hij houdt inderdaad de leer van 1931 legen het licht. En de uitkomst is duidelijk. In het licht van Schrift en belijdenis kan het zo niet en mag het zo niet.
• Terloops spreekt hij ook nog over de veroordeling van ds. R. Kok. Naar zijn overtuiging zal een eerlijke bespreking van de zaak waar het over gaat de synode moeten brengen tot schuldbelijdenis en postuum eerherstel van ds. Kok. De manier waarop tegenover Kok is gesteld dat Gods belofte en het aanbod van genade twee verschillende zaken zijn, wat door De Saambinder nog steeds wordt volgehouden, is niet te verantwoorden.
Het is verleidelijk nog meer weer te geven uit het pleidooi van Blaauwendraad, dat ten diepste een hoogst ernstig protest is tegen een prediking die aan de HERE tekort doet. Het is bewonderenswaardig, dat hij steeds een nuchtere en broederlijke toon bewaart, al is de inhoud niet zelden vlijmscherp. Men zou op enkele punten nog wel willen doorpraten met de schrijver, maar in wezen kunnen we, bijvoorbeeld als christelijke gereformeerden die iets van de worsteling van ds. Kok hebben geproefd, alleen maar blij zijn met dit boek.
Kerkelijke vragen
Wat hiermee op tafel ligt is ook een oecumenisch probleem. De 'kleine oecumene' van degenen die door 'de drie formulieren' verbonden zijn is immers minstens van zoveel betekenis als de 'grote oecumene' waar de zorgen dikwijls zijn hoeveel openlijk ongeloof getolereerd kan worden zonder de kerk geheel te verspelen.... In de kleine oecumene liggen de vragen veel nader aan de Schrift en aan het geloof. Daarom is het niet goed zo langs elkaar heen te leven als dikwijls het geval is. In vroeger jaren zijn er polemieken geweest tussen De Wekker en De Saambinder waarbij het over dezelfde vragen ging. We moeten maar niet de kant op van: nu horen jullie dezelfde dingen die Van der Schuit en Jongeleen vroeger hebben gezegd eens uit eigen gelederen. Er zijn belangrijker dingen te zeggen. We zullen ons alleen maar voor Gods aangezicht, en naar Zijn Woord beproefd hebben voor te stellen. En dan moeten we zeggen: De Gereformeerde Gemeenten zullen deze zaken echt moeten gaan bespreken, en niet verdoezelend zoals tot nu toe.
De predikanten die het in wezen met prof. Blaauwendraad eens zijn - en we weten dat die er zijn - zullen zich voor Gods aangezicht de vraag moeten stellen of ze een niet-theoloog nog langer mogen laten 'opdraaien' voor de dingen waar ze in hun eigen geweten ook niet vrij van komen. Er kunnen tijden zijn, dat men zich niet meer in de kring van de eigen gemeente kan opsluiten. Niet om strijd in de kerk te forceren, maar omdat aan een hongerende gemeente het brood van Gods genade onthouden wordt.
J.W. Maris
¹. Dr. Ir. J. Blaauwendraad, De leer tegen het licht. Belofte en verbond in Woord en Reformatie. Uitgeverij Groen, Heerenveen 2000. 157 blz. Prijs ƒ 19,95
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 oktober 2000
De Wekker | 16 Pagina's