Maximale gehoorzaamheid
(Jeremia 35)
De Rechabieten
In Jeremia 35 stuit de bijbellezer op een merkwaardige groep mensen, die vanouds een plaats heeft ingenomen in de Israëlitische samenleving. Het zijn de zogenaamde Rechabieten, afstammelingen van de Kenieten, een volk waarvan de wortels teruggaan op de familie van Jethro, Mozes' schoonvader. Deze Rechabieten vormen een bijzondere groep binnen het Israëlitische volk, niet alleen omdat ze feitelijk niet tot Israël behoren, maar vooral door hun leefwijze. Eén van hun voorvaderen, Jonadab, komen we in II Kon. 10 tegen als een fervent medestander van Jehu in de strijd tegen de Baälsdienst. Deze Jonadab heeft zijn nakomelingen opgedragen om zich temidden van het volk Israël steeds te blijven onderscheiden op een aantal punten. Zo zullen de Rechabieten zich nooit echt mogen 'settelen' in Israël: ze moeten als nomaden in tenten blijven leven. Ook is het hun niet toegestaan wijn te drinken.
Het is in verband met deze bijzondere levenshouding, dat we de Rechabieten in Jer. 35 tegenkomen. De profeet krijgt namelijk van God de opdracht om de Rechabieten, die tengevolge van hun vlucht voor het leger van Nebucadnezar in Jeruzalem terechtgekomen zijn, mee te nemen naar de tempel en hen daar wijn aan te bieden. Zoals men kon verwachten, weigeren ze die te drinken. Als de Rechabieten daarin hun standvastige gehoorzaamheid aan de regels van vader Jonadab hebben getoond, wordt duidelijk wat de HEERE met Zijn opdracht aan Jeremia voorhad. De profeet moet in Zijn naam het verbondsvolk wijzen op het ongehoorde van hun houding ten opzichte van Gods Woord en wet. De Rechabieten maken ernst met leefregels, die hen door een mens opgelegd zijn. Wat een beschamend voorbeeld voor het volk van Juda, dat weigert te horen naar Gods woorden, die door zo veel profeten tot hen gebracht zijn! En behalve dat de Rechabieten om hun getrouwheid worden geprezen, krijgen ze ook nog eens een belofte van Gods zegen mee, die zelfs dwars door het aanstaande oordeel over Juda heen, zal standhouden.
Hoor, Israël!
De les, die verbondskinderen - en daarmee is Jer. 35 ook voor ons veelzeggend - in het voorbeeld van de Rechabieten krijgen, is duidelijk. Hoe belangrijk is het om van de privileges van Gods verbond ook daadwerkelijk gebruik te maken. Als je het voorrecht ontvangt dat de HEERE herhaaldelijk en indringend tot je spreekt, is gehoorzaamheid aan Zijn Woord geboden. Wie Zijn bedreiging naast zich neerlegt en Zijn beloften, die in Jezus Christus ja en amen zijn, negeert, gedraagt zich niet alleen ongehoorzaam maar ook ongehoord! Het negeren van bevelen of zelfs van adviezen van mensen vinden we doorgaans al ongepast. Het voorbijleven aan Gods Woord gaat veel verder. Dat betekent trouwens niet alleen dat we vóór alles nauwkeurig hebben te luisteren naar de Heilige Schrift.
Het gelovig buigen voor wat God ons zegt, houdt ook in dat onze godsdienst meer moet zijn dan het in stand houden van menselijke tradities. Dat laatste is daarom ook niet de reden waarom Gods zegen aan de Rechabieten wordt toegezegd. In het houden van Jonadabs voorschriften hebben ze laten zien, dat ze zich niet klakkeloos willen laten meevoeren door de cultuur van het volk Israël. Ze hebben begrepen, dat ze - zelfs temidden van het verbondsvolk - op hun hoede moeten zijn voor het gevaar van wereldsgezindheid en materialisme.
Voorbeeldig leven
Zou die achtergrond van de leefwijze van de Rechabieten niet nóg een les voor ons bevatten? Namelijk, dat de nieuwtestamentische gemeente in haar houding temidden van deze wereld iets dergelijks moet uitstralen? Nogmaals, dan gaat het er niet om, dat we onszelf opsluiten en aan de hand van een aantal menselijke gedragsregels een 'zuil' in stand houden, die slechts opvalt door uiterlijke kenmerken. Die vergissing hebben veel joden, die we in het Nieuwe Testament tegenkomen, gemaakt. En de gerechtigheid, die schriftgeleerden en Farizeeën daaraan meenden te kunnen ontlenen, is naar het woord van Christus Zelf niet voldoende. Ondertussen mag een christen in onze tijd wel laten zien wat Paulus schrijft in I Kor. 7: dat gelovigen leven als mensen "die kopen, als niet bezittende: en die deze wereld gebruiken, als niet misbruikende; want de gedaante dezer wereld gaat voorbij."
Kweekt dat geen wetticisme? Wie in onze tijd zijn ogen en oren open heeft, zal beseffen dat er grotere gevaren dreigen dan dat. De contouren van het rijk van de mens der wetteloosheid tekenen zich al duidelijker af. En er is geen kerkganger, die niet onder invloed staat van het waaien van de tijdgeest. Daarom klinkt vanuit Rechabs tenten een dringend appel: drijf niet kritiekloos mee op de golven van wat in deze tijd 'in' is. Laat gezien mogen worden, dat wie het eigendom van Jezus Christus is, zo rijk is in Hem, dat hij voor het overige genoegen kan nemen met een nomadenbestaan. Want dat is het leven van Gods kinderen altijd al geweest. Zo zal het tot de jongste dag ook blijven: gelovigen zijn zwervers, die hier geen blijvende stad hebben. En terwijl ze zich op weg begeven naar de stad die fundamenten heeft, weten ze: het is niet genoeg om met een half oor te luisteren naar de HEERE. En ze zeggen niet: we verdienen toch niets met onze goede werken, dus doen we ze ook maar niet. Maar luisterend naar Gods Woord en wet bidden ze om maximale gehoorzaamheid. Gehoorzaamheid uit dankbaarheid, door 't geloof in Christus.
A. van der Zwan, Tholen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 2001
De Wekker | 16 Pagina's