Bijbelvertalingen in Nederland (2)
Van het 'begin' tot en met het Humanisme
In de tijd van de Reformatie treedt er een verschuiving op van een kerkelijke naar een persoonlijke vroomheid. Daarnaast verloopt de productie van theologische boeken sneller en goedkoper door de boekdrukkunst. Bij Luther krijgt de boekdrukkunst zelfs een plaats in zijn eschatologische verwachting van het einde der tijden, vanwege het grote belang dat Luther aan deze uitvinding hecht.
De bijbel kan door iedereen gelezen worden; de bijbel biedt de mogelijkheid voor rechtstreeks contact tussen God en mens. De overheid en de kerk proberen een halt toe te roepen aan deze ontwikkelingen. De overheid pakt de drukkers van bijbels en reformatorische geschriften aan. Met name de Nederlandse bijbels met verklaringen, kanttekeningen en prologen worden verboden. Zij vergroten de zelfstandigheid van de lezers en voegen een subjectief element toe aan de bijbeltekst. Formeel wordt het bestaansrecht van de lekenbijbel erkend. Een verbod geldt slechts die uitgaven die voorzien zijn van verdachte voorredes en kanttekeningen en die uitgaven die geen zuivere weerspiegeling geven van de Vulgaat. In de praktijk zijn er maar weinig uitgaven die aan deze strenge eisen voldoen, zodat vrijwel alle bijbeledities van na 1522 worden afgekeurd.
De verboden hebben echter een averechtse uitwerking. De drukkers gebruiken schuiladressen en pseudoniemen, om aan de inquisiteurs te ontkomen.
Luther
Van zeer grote betekenis in de ontwikkeling van de bijbelvertalingen is Maarten Luther (1483-1546). Hij ziet de Schrift als het enige, onfeilbare richtsnoer voor het geloof. De Kerk verliest haar betekenis als genade-instituut. Ook stelt hij dat de leer van 'de duisternis der Schrift' onhoudbaar is. De heilige Schrift is 'sui ipsius interpres', dat wil zeggen: de Schrift legt zichzelf uit, zonder hulp van buitenaf Luther streeft ernaar de bijbel te vertalen in een voor ieder te begrijpen taal. Het lezen van de bijbel is immers niet een uitsluitend voorrecht van de priesters. Op de rijksdag van Worms wordt Luther vanwege zijn opvattingen veroordeeld met de ban. In feite wordt hij vogelvrij verklaard. Tijdens zijn terugreis naar Wittenberg wordt hij 'ontvoerd' en naar de Wartburg gebracht. Daar kan hij onderduiken zolang er gevaar dreigt. Met name zijn vriend Philipp Melanchthon moedigt hem aan te beginnen aan een vertaling van het Nieuwe Testament. In ongeveer 3 maanden vertaalt Luther het Nieuwe Testament! Op 21 september 1522 verschijnt deze vertaling. De uitgave vindt een gretige aftrek. De oplage van 3000 exemplaren is binnen 2 maanden uitverkocht. En de prijs die men hiervoor betalen moet komt overeen met de waarde van een paard. Reeds in 1522 verschijnt een tweede uitgave.
Nu het Nieuwe Testament vertaald is moet het Oude Testament volgen. Voor de vertaling van het Oude Testament heeft Luther 12 jaar nodig. Het Oude Testament wordt niet in één keer vertaald en uitgegeven, maar in gedeelten. In 1534 is het werk compleet. In deze bijbel zijn voor het eerst de apocriefe boeken afzonderlijk opgenomen. De uitgave van zijn vertaling van 1546 kan als de definitieve Lutherbijbel worden beschouwd.
Luthers vertaalwerk is een geloofszaak. Zijn afschuw van een letterlijke vertaling is groot. Door een vrije vertaling probeert hij de ware bedoeling van een bijbeltekst aan het licht te brengen. Luther heeft geen nieuwe taal geschapen. Dit zou de snelle verspreiding van de volksbijbel niet ten goede zijn gekomen. Hij kiest de Keursaksische kanselarijtaal. Hiermee is de taal van zijn bijbel geworteld in de volkstaal die hij als jongen heeft geleerd.
Van Luthers vertaling verschijnen al snel Nederlandse vertalingen. Veel bijbels uit de beginperiode van de Reformatie berusten geheel of gedeeltellijk op de uitgave van Luther.
In de 16e eeuw spelen de drukkers een grote rol bij de verspreiding van de bijbel. Hun motieven zijn niet altijd religieus; economische belangen zijn minstens zo belangrijk, Regelmatig combineren de drukkers hun werk met het vak van boekverkoper. Het reformatorisch karakter van de bijlbels die zij drukken blijkt voornamelijk uit het titelblad en de kanttekeningen. Ook verschijnen er bijbels met het voorwoord van Luther. Een belangrijk reformatorisch signaal wordt gegeven door de vertaling van Romeinen 3 :28: 'allene doer tgelove'. De drukkers kunnen vanwege hun werkzaamheden regelmatig in aanraking met de justitie. Een enkele wordt zelfs ter dood veroordeeld.
De eerste volledige bijbeluitgave van de Reformatie verschijnt in september 1526 bij Jacob van Liesvelt (geb. 1489 te Antwerpen). Hij drukt de apocriefe boeken in navolging van Luther afzonderlijk af, als aanhangsel bij het Oude Testament. In 1545 wordt Liesvelt vervolgd vanwege de kanttekeningen uit een bijbel van 1542. Het doodvonnis wordt uitgesproken op 27 november 1545 en de volgende dag voltrokken. De Liesveltbijbel blijft tot 1562 bij luthersen en gereformeerden in gebruik als de bijbel.
Een Roomse bijbel
Willem Vorsterman staat op goede voet met de overheid en hij wil dit ook zo houden. Hij kan het zich niet veroorloven een bijbel uit te geven die duidelijk pro of contra de Reformatie is. Om een breed publiek te bereiken drukt Vorsterman verschillende soorten boeken in allerlei talen. Hoe divers zijn uitgaven zijn, blijkt uit het feit dat hij in 1520 de pauselijke bul tegen Luther drukt, terwijl hij in 1531 zes Deense Luthervertalingen uitgeeft. Zoals een reformatorische bijbel vaak reeds aan het titelblad te herkennen is, blijkt uit het titelblad van de 'Vorstermanbijbel' dat dit een goed kerkelijke bijbel is. Een tweede voorrede bij het Oude Testament heeft tot doel de uitgave als onverdacht kerkelijk aan te prijzen. Over de apocriefe boeken wordt gezegd dat ze, zoals de overige bijbelboeken, van God gegeven zijn. Zij krijgen dus dezelfde plaats als in de Vulgaat.
In het ontstaan van een roomse bijbel hebben de hoogleraren van de theologische faculteit van Leuven een belangrijke rol gespeeld. Zij zijn fel tegen de verspreiding van bijbelvertalingen gekant, behalve wanneer het om een bijbel gaat die de Vulgaattekst weergeeft. Met grote ijver zetten de Leuvense hoogleraren zich in voor een zuivere Vulgaattekst. In 1548 wordt een Leuvense bijbel van Van Winghe uitgegeven. Lange tijd is deze uitgave de roomse bijbel geweest.
Nederlandse doopsgezinden en luthersen
Vanaf 1544 worden de vervolgingen heftiger. Veel reformatorisch gezinden zoeken hun toevlucht tot veilige gebieden, met name Londen, Emden en het Rijnland. Pas wanneer de meegevluchte drukkers zich geïnstalleerd hebben, verschijnen er ook vanuit deze gebieden nieuwe bijbeluitgaven.
De doopsgezinden hebben hun toevlucht genomen tot het Rijnland of Emden. Zij worden echter ook hier met .argwaan bekeken vanwege de bezetting van Munster door wederdopers. Tijdens het verblijf in ballingschap hebben de dopersen nauwelijks de gelegenheid de grondtekst te bestuderen en zelfstandig een vertaling te maken. Zij gebruiken daarom de bijbels van Luther en Liesvelt. Het doopsgezinde karakter van hun bijbeluitgaven komt dan ook niet zozeer uit in de tekst, als wel in de registers. In 1558 geven de drukkers Steven Mierdmans en Jan Gheylliaert een volledige bijbel uit. Nicolaes Biestkens verandert het een en ander in deze uitgave, met name in het register. Dan geeft hij in 1560 een herdruk uit. Het register voldoet nu aan de eisen die de doopsgezinden stellen. Deze bijbeluitgave wordt aangeduid met de naam 'Biestkensbijbel'.
Ook de Lutheranen maken aanvankelijk gebruik van de Biestkensbijbel. Toch is men hier niet tevreden over. In 1645 besluit de Lutherse synode een eigen nieuwe vertaling te maken. In deze zelfde tijd komt ook de Statenvertaling uit. De lutheranen doen echter alsof deze niet bestaat. Het accepteren van de Statenvertaling zou voor de lutheranen het aanvaarden van een Nederlandse taal betekenen, die ver af staat van wat men gewend is. Bovendien laat men met het accepteren van de Statenvertaling Luther als begenadigd vertaler vallen.
In 1648 wordt het werk aan een nieuwe lutherse vertaling afgerond. De bijbeluitgave is geen oorspronkelijke vertaling. Een bestaande Biestkensbijbel is gecorrigeerd naar een goede Duitse Luthertekst. Deze bijbel wordt in de loop van de tijd aan de moderne eisen aangepast, maar blijft toch de Lutherse standaardbijbel. In 1952 ruilen de lutheranen deze bijbel in voor de Vertaling-1951 van het NBG. Daarmee komt een definitief einde aan Luthers vertaaltraditie in Nederland.
Gereformeerden
De gereformeerden nemen langzaam maar zeker een steeds belangrijkere plaats in in de Nederlanden. Er treedt een opmerkelijke en belangrijke verschuiving op in de visie op Schrift. Terwijl Luther steeds geprobeerd heeft het Woord bij de mensen te brengen, proberen de gereformeerde hervormers de mensen bij het Woord te brengen. Belangrijk voor de kerkelijke organisatie is een eigen bijbelvertaling. Men heeft geen vrede met de vertaling van Liesvelt die slechts een nabootsing is van de Lutherbijbel. Bovendien veroorlooft Luther zich een grote vrijheid ten opzichte van het Hebreeuws en Grieks. De vraag naar een eigen bijbelvertaling komt niet op uit de gemeente zelf. De gemeenteleden hebben aan de bestaande bijbelvertalingen grote steun ondervonden en zijn daaraan gehecht geraakt. De eerste gereformeerde bijbel uit 1556 is een particuliere onderneming van Steven Mierdmans en Jan Gheylliaert. Deze uitgave biedt geen vertaling rechtstreeks vanuit de grondtalen, maar een bewerking van een Zwitserse bijbel. Deze eerste gereformeerde bijbel is niet erg populair geworden. De grote afwijking van de Liesveltbijbel zal hiertoe mede hebben bijgedragen.
Het eerste Nederlandse Nieuwe Testament dat rechtstreeks vanuit het Grieks is vertaald, staat op naam van Jan Utenhove en komt uit in 1556 bij Gillis van der Erven. Deze vertaling is geheel onafhankelijk van alle voorafgaande vertalingen in Nederland. Utenhove gebruikt bij zijn vertaling de meest moderne hulpmiddelen. Zijn vertaling is de eerste met een versindeling. Daardoor kunnen de lezers de tekst sneller in zich opnemen.
Utenhove huldigt het principe dat de vertaling het Hebreeuwse en Griekse origineel woord voor woord moet weerspiegelen. De taal van de Schrift is de taal van de Heilige Geest. De grondtekst moet daarom zoveel mogelijk ongerept blijven. De volgorde van de woorden is dan ook die van de grondtekst. Daarnaast wil Utenhove van alle verschillende dialecten kunstmatig een eenheidstaal smeden. Als gevolg hiervan komen er in de vertaling veel ongewone woorden voor, die wel in een woordenlijst achterin worden verklaard.
Utenhove rekent stellig op een goed onthaal van zijn vertaling. De feiten zijn echter anders. Belangrijkste reden hiervoor is de gezochte taal van de vertaling. De tweede poging het Nieuwe Testament vanuit het Grieks in het Nederlands over te zetten wordt gedaan door Johannes Dyrkinus. Hij beschouwt de grondtekst als meest duidelijk en eenvoudig, maar hij maakt ook gebruik van moderne vertalingen. De vertaling krijgt een gunstige beoordeling. In feite is deze nieuwe vertaling een grondige herziening van het Nieuwe Testament van Utenhove.
De Deux-Aesbijbel
In 1561-1562 wordt de 'Deux-Aesbijbel' gedrukt door Gillis van der Erven. Deze bestaat uit het Oude Testament van Godfried van Wingen (een herziening van de Liesveltbijbel) en het Nieuwe Testament van Johannes Dyrkinus. Deze bijbel heeft zijn bijnaam te danken aan de kanttekening die is opgenomen bij Nehemia 3:5. "De armen moeten het cruyce draghen, de rijcke en geven niets. Deux aes en heeft niet, Six cinque en geeft niet. Quater dry, die helpen vry." De termen van de laatste zin komen uit het dobbelspel. 'Deux aes' (twee en een) is de laagste worp, terwijl 'six cinque' (zes en vijf) de hoogste worp aanduidt. Het laatste deel van de kanttekening betekent ongeveer: 'de armen hebben niets, de rijken geven niets, maar de middenstand, die betaalt wel'. Deze kanttekening komt zo al voor in de bijbel van Luther. Een andere benaming van deze bijbel is: 'Uilenspiegelbijbel'.
De invloed van de 'Deux-Aesbijbel' is ongekend. Van 1562 tot 1637 en nog lang daarna is het de bijbel geweest. Deze bijbel is herhaaldelijk herdrukt.
De Staten van Holland verlenen op 21 mei 1579 octrooi voor de uitgave van de Deux-Aesbijbel. Dit octrooi is een illustratie van de gewijzigde houding van de overheid. Er volgen nog meer privileges, waaruit de belangstelling van de overheid voor bijbelvertalingen blijkt. Het is deze bijbel die de voorloper van de Statenvertaling genoemd kan worden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 2001
De Wekker | 24 Pagina's