Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Losmaking: met een dominee verlegen? (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Losmaking: met een dominee verlegen? (1)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een stukje geschiedenis
We horen er in onze kerken (en in andere kerken) steeds vaker van: een dominee die wordt "losgemaakt". Het is een zaak die pakweg twintig jaar geleden nog uiterst zeldzaam was. Je hoorde wel van schorsing en afzetting (gelukkig ook niet iedere week), maar losmaking? Dat was toch een beetje buiten beeld.
In 1985 kwam het in onze kerken tot de losmaking van een predikant na vele jaren stilte op dat gebied. Tekenend voor de manier waarop we daar toen als kerken tegenaan keken is het volgende: de particuliere synode van het Noorden (het ressort dat met deze zaak te maken had gekregen) diende op de generale synode van 1986 een instructie (voorstel) in om te komen tot een landelijke financiële regeling in dergelijke situaties. De synode besloot dit voorstel niet te aanvaarden. Ze deed dit op grond van een rapport van haar commissie, die stelde 'dat een eenmalig probleem nog geen richtlijnen noodzakelijk maakt' (zie Acta blz. 229). Er klonk wel een - zij het zwak - gesputter uit de rijen van het Noorden (Acta blz. 42), maar dat mocht niet baten. Tekenend voor de manier waarop we er op dat moment als kerken tegenaan keken, is wel het feit dat de synode even tevoren voor afgezette predikanten wèl een financiële regeling aanvaardde.

Zo ziet men hoe in 15 jaar de inzichten kunnen verschuiven, want een dergelijke behandeling zou in 2001 op de synode ondenkbaar zijn geweest. Dat blijkt wel uit het besluit van de laatste synode om een apart deputaatschap "voortijdige beëindiging ambtsbediening" in te stellen. Dit deputaatschap heeft o.a. als opdracht om landelijke financiële regelingen voor te bereiden voor predikanten die vóór hun emeritaat hun dienstwerk moeten beëindigen. Dat kan zijn door schorsing gevolgd door afzetting, door losmaking, door repatriëring uit het buitenland zonder dat er een beroep uit de kerken volgt enz.

Het voorbeeld dat ik gaf, betekent overigens niet dat de synode van 1986 kortzichtig zou zijn geweest. Het geeft slechts aan hoezeer in een bestek van 15 jaar de problematiek rond "losmaking" toegenomen is.

Een luchtje?
Daarom is er alle reden er in ons kerkelijk orgaan eens aandacht voor te vragen. Er is nóg wel een reden: de afgelopen jaren is gebleken dat, wanneer van een losmaking van een predikant van een bepaalde gemeente sprake was, het heel moeilijk was om deze via een beroep opnieuw in een andere gemeente zijn werk te laten doen. Het lijkt erop dat losmaking omgeven is met een waas van geheimzinnigheid: 'Er zal wel iets met hem wezen...' Kort gezegd: er zit een "luchtje" aan losmaking. Dit, gevoegd bij het gegeven dat gemeenten toch al voorzichtig zijn in het beroepingswerk - een gevolg van de toenemende onrust rond het predikantswerk, ook alweer in onze èn in andere kerken - maakt dat het overgaan tot losmaking een steeds lastiger traject dreigt te worden. We zijn met zo'n dominee verlegen...

De vraag is of dat altijd terecht is. Daarom willen we kijken naar de bedoeling van het artikel van de kerkorde, waarin deze zaken geregeld worden.

Wat is losmaking eigenlijk?
De eerste vraag die we daarbij onder ogen zien, is de vraag wat losmaking van een predikant eigenlijk is. Het is iets geheel anders dan afzetting (na schorsing). Dan is er sprake van ernstige misstappen van de betrokken predikant, die er oorzaak van zijn dat hij niet meer geestelijk leiding mag geven aan zijn gemeente. In onze kerkorde, artikelen 79 en 80, staat er het een en ander over. Kort samengevat kan men zeggen dat afzetting aan de orde is wanneer er sprake is van overtreding van Gods geboden. Het zijn zonder enige uitzondering verdrietige zaken, die diep ingrijpen zowel in het persoonlijk leven van de predikant en zijn gezin als in de gemeente waar dat gezin tot op dat moment woont en werkt. Hem wordt het predikantschap ontnomen. Hij mag zijn werk niet meer doen in de kerken.

Bij losmaking zijn andere zaken in geding: de predikant wordt van zijn werk in de gemeente waaraan hij verbonden is, ontheven en wordt beroepbaar gesteld in de kerken. Hij kan dus officieel zonder bezwaar in een andere gemeente beroepen worden. Hij mag overal preken, de sacramenten bedienen, catechisaties verzorgen in vacante gemeenten; hem wordt niets in de weg gelegd.

Officieel... want de praktijk, zoals bekend, is toch een enigszins andere: er is verlegenheid. Daarom is het goed om het te benadrukken: Een predikant die losgemaakt wordt is niet meer als zodanig aan zijn kerkenraad, c.q. gemeente verbonden, maar blijft predikant in volle rechten en plichten. Het is een maatregel die geheel los moet worden gezien van die andere: afzetting. Onze kerken hebben dat ook duidelijk uitgesproken en wel in 1934: 'Als de maatregel der schorsing verdiend is, mag losmaking niet plaatsvinden.'

De tekst van het artikel in de kerkorde
De regeling rond een dergelijke losmaking vindt men in art. 11 van onze kerkorde. In de nieuwe tekst (zoals door de generale synode-2001 vastgesteld) luidt dit artikel:
'De kerkenraad is op zijn beurt als vertegenwoordiger van de gemeente verplicht zijn dienaar c.q. dienaren naar behoren overeenkomstig de richtlijnen van deputaten financiële zaken te onderhouden.
De kerkenraad is verplicht zijn dienaar c.q. dienaren niet uit de dienst te ontslaan zonder kennisgeving aan en goedkeuring van de classis en van de deputaten van de particuliere synode. De classis heeft in bijzondere situaties te beoordelen of een betrokken dienaar c.q. dienaren verplaatst moet(en) worden.'
(besluitenboekje generale synode 2001, blz. 4).

U ziet dat deze tekst eigenlijk in twee stukken uiteen valt: de financiële verplichtingen van de kerkenraad en de wijze waarop kerkenraad en predikant eventueel uit elkaar gaan. Uit de waarborgen die bij dat laatste aangebracht zijn {classis, particuliere synode) blijkt nu al dat men daarbij niet over één nacht ijs mag gaan: de positie van de predikant mag niet afhankelijk worden gesteld van een vlaag van boosheid van een kerkenraad. Daarvoor is zijn werk te kwetsbaar.

Verdere geschiedenis
We duiken nu opnieuw in de geschiedenis, maar een stuk dieper dan in het begin van dit artikel. U weet waarschijnlijk dat onze kerkorde zijn oorspronkelijke tekst heeft gekregen tijdens de synode van Dordrecht 1618-1619, met voorlopers in het Convent van Wezel 1568 en de synode van Embden 1571. Er is wat aan gesleuteld in de loop van de eeuwen, tot in 2001 toe, maar de kern is dezelfde gebleven. Die kern komt neer op de overtuiging dat kerkenraden (gemeenten) goed voor de predikanten en hun gezinnen hebben te zorgen. De wortel van artikel 11 is dus een financiële. De aanleiding om daar apart over te spreken, ligt in de gebeurtenissen in de 16e eeuw; het was de tijd van de Reformatie. De gereformeerde traditie trok haar spoor in de Nederlanden; er ontstonden gereformeerde plaatselijke gemeenten. Dat betekende een omslag in geestelijk principe; het betekende ook een omslag in de verantwoordelijkheden voor de predikanten die aan die gemeenten verbonden waren. In de Rooms-Katholieke Kerk had de plaatselijke gemeente daar immers geen omkijken naar! "Rome" zorgde ervoor. Nu kwam dat anders te liggen. De plaatselijke kerkenraad droeg de verantwoording voor het levensonderhoud van de predikant én van zijn gezin.

In de beroepsbrieven die dominees van hun kerkenraden ontvangen, staat nog steeds die zinsnede: 'Opdat gij, in het evangelie arbeidende, ook zonder zorg van het evangelie leven kunt, en omdat de arbeider zijn loon waardig is, zegt de kerkenraad u toe...' en dan volgen de cijfertjes. In onze kerken keurig geregeld - al decennia lang - door een minimum-niveau vast te leggen via de deputaten voor financiële zaken. Minder mag echt niet, meer mag altijd - afhankelijk van de grootte van de gemeente en de levensfase waarin de predikant zich bevindt (gezinssamenstelling bijv). Nu is dat vanzelfsprekend, toen nog lang niet.
Het heeft een tijd geduurd, voordat de financiële verplichtingen geregeld waren èn goed nagekomen werden. Er is ook nog wel eens met een schuin oog naar de overheid gekeken (de "magistraten"): konden de gelden niet uit hun zak betaald worden? Eigenlijk pas rond de Afscheiding in 1834, toen de afgescheiden kerken van de grond af weer moesten beginnen, is het besef levendig geworden dat dit principiële en ook bijbelse beginsel echt door de kerken zelf uitgevoerd dient te worden.

Een eerste conclusie
Op dit moment trek ik met u een eerste conclusie: wanneer een kerkenraad een predikant niet meer naar behoren financieel kan onderhouden, kan dit een reden zijn om de weg van losmaking te gaan. Snel zal dit, zeker in onze kerken, niet meer gebeuren. Er zal dan sprake zijn van een gemeente die zo klein is geworden dat ze de financiële lasten die bij het onderhouden van het predikantsgezin, niet meer kan dragen. Wij hebben daarvoor een landelijke regeling: men kan aankloppen bij deputaten onderlinge bijstand en advies. Dezen geven financiële steun, afhankelijk van de grootte van de gemeente. En in verreweg de meeste gevallen is dat genoeg om toch samen verder te kunnen. We stellen daar als kerken ook een eer in! Maar... ook deze deputaten hebben hun grenzen. Wanneer die bereikt zijn, moeten er andere bronnen worden aangeboord. Bijvoorbeeld een deeltijd-functie in de buurt. Verschillende predikanten werken op die manier. Dat is helemaal niet erg. Als hun gemeente erg klein is geworden, kan moeilijk volgehouden worden dat men er de volle werkweek in bezig hoeft te zijn.
Het laat zich aanzien, gezien de situatie van ons kerkelijk leven dat er in de nabije toekomst wel eens gemeenten zullen zijn die in een dergelijke situatie raad moeten schaffen. Men kijkt eerst om zich heen: is samenwerking mogelijk? Zijn andere inkomsten haalbaar? Maar in het uiterste geval kan artikel 11 in zicht komen. Niet al te snel, maar onmogelijk is het zeker niet.

D. Quant

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 april 2002

De Wekker | 16 Pagina's

Losmaking: met een dominee verlegen? (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 april 2002

De Wekker | 16 Pagina's