Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Losmaking: met een dominee verlegen? (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Losmaking: met een dominee verlegen? (2)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Alleen een financieel verhaal?
In het vorige artikel vertelde ik u iets over de financiële achtergrond van art. 11 van onze kerkorde, het artikel dat waakt over de financiële verzorging van onze predikanten en hun gezinnen. Het kan zover komen dat een kerkenraad deze financiële last niet meer kan dragen en dat tot losmaking moet worden overgegaan.

Nu is dit nog maar een eerste stukje van de achtergrond van art. 11. De vraag laat zich stellen: hoe komt het toch dat zo'n gemeente zover komt? En zeker vandaag de dag laat de vraag zich niet onderdrukken: als een dominee zijn werk "gewoon" goed doet, dan zal het toch niet tot losmaking komen? Op een gegeven moment krijgt hij wel een beroep en dat is het einde van de moeilijke situatie waarin hij in zijn eigen gemeente betrokken is geraakt.

Dat is een legitieme vraag. Losmaking heeft, zeker in de praktijk van ons kerkelijk leven, bijna altijd te maken met een diepere achtergrond. Men moet zelfs stellen dat in sommige gevallen de kerkenraad nog best in staat is om de dominee te betalen, maar dat er duidelijk andere zaken in geding zijn.

Verlegenheid
Het is met de predikanten niet anders dan met andere beroepen: in het overgrote deel gaat het goed tussen hen en hun kerkenraad en gemeente; bij een klein deel is er echter sprake van minder goed "met elkaar overweg kunnen". Dat is een zaak die overal in de maatschappij voorkomt; het behoeft ons dus niet te verwonderen dat het met het predikantschap ook zo gesteld is.

Natuurlijk zit er in die sector een extra pijnlijk punt aan, en ik wil dat niet verzwijgen. De verbintenis tussen een predikant en een gemeente komt tot stand via een beroep dat door de kerkenraad wordt uitgebracht en dat vervolgens door de betrokken predikant wordt aanvaard. En in de aanvaarding daarvan schuilt de belijdenis dat deze predikant oprecht overtuigd is van de roeping die via deze kerkenraad door de Here op hem af komt.
Soms leest men van enige twijfel in den lande over deze tere zaak; en ik kan natuurlijk niet in het hart van mijn ambtsbroeders kijken. Maar het is nog steeds mijn hartelijke, innerlijke overtuiging.
Het komen in een situatie van "minder goed functioneren" betekent dan voor de betrokkene zonder enige uitzondering een geestelijke crisis: 'Heb ik mij dan vergist in mijn overtuiging?' En men doet er goed aan om bij gelegenheid op dergelijke vragen attent te zijn en met die dominee in contact te treden (bijv. als genabuurde collega).

Opnieuw een stukje geschiedenis
En toch kan het heilzaam en verfrissend werken om ook hierin de geschiedenis van artikel 11 nog eens te bekijken. Dan blijkt namelijk dat onze vaderen een verrassende nuchterheid wisten te betrachten in het omgaan met dergelijke - geestelijke én praktische - vragen. Al in de tijd van Reformatie kwam het voor - het is echt van alle tijden - dat dominee en gemeente niet (meer) goed bij elkaar pasten. En het kwam ook voor dat een kerkenraad zo'n dominee dan maar ontsloeg. Het laat zich denken wat dit betekende voor diens dagelijks levensonderhoud...
Toen heeft de kerk gezegd: er moeten goede waarborgen komen. Kerkenraden moeten zich niet zo gemakkelijk van hun dienaren kunnen "ontdoen". Daar zal de classis in gemengd moeten worden; en ook de deputaten naar art. 49 K.O. zullen daar een advies in moeten uitbrengen. Voorkomen moest worden dat de dominee vogelvrij zou worden!
Soms moest dan vastgesteld worden dat de redenen die de kerkenraad aanvoerde, niet stand konden houden. De verhoudingen moesten dan weer genormaliseerd worden. Maar in andere gevallen stelde de classis inderdaad vast dat het beter zou zijn wanneer de band tussen kerkenraad en predikant losgemaakt werd. Niet omdat er bepaalde zonden in het geding waren (dan komt immers schorsing c.q. af zetting in beeld), maar omdat er sprake was van 'een niet meer met zegen kunnen arbeiden'. In de 16e en 17e eeuw verplaatste een classis dan zo'n dominee naar een andere gemeente; men hielp hem aan een ander beroep.
En dan ging het soms weer heel goed! Zo hield men het geestelijke midden tussen het vogelvrij zijn van de dominee en het vogelvrij zijn van de gemeente!

Beter om verlegen dan mee verlegen
Er zit in een dergelijke maatregel een stuk verlegenheid. Men gaat er niet zomaar toe over. Toch dient er ook een stuk geestelijke nuchterheid in betracht te worden. De geschiedenis laat zien dat er bij toepassing van art. 11 lang niet altijd sprake hoefde te zijn van hoog oplopende onderlinge onenigheden. Het was soms eenvoudig een kwestie van: wel de gave hebben om een gemeente voor een bepaalde tijd met stichting te kunnen dienen, maar niet de gave hebben om dat met vele jaren te kunnen doen. Soms pasten de karakters van de predikant en de gemeente niet bij elkaar; het was oorzaak van allerlei misverstanden die steeds dieper ingrepen. En ja... soms was er ook sprake van een hoogopgelopen conflict, waarbij zowel van de zijde van de dienaar als van de kerkenraad grote woorden waren gevallen, en soms ook nog op hoge toon. Het was wel weer gekomen tot een verzoening, maar de gevolgen waren toch dermate ingrijpend dat men het erover eens was: het is beter uit elkaar te gaan. De basis die voor het ambtswerk noodzakelijk is, is te broos geworden. En dan kon je beter óm een dominee verlegen zijn, dan dat je mét een dominee verlegen was. Is dat niet een gezegde dat men door de jaren heen in de kerken is tegengekomen?

Toen en nu
Bezien we de huidige situatie in onze - en nog eens: ook in andere - kerken, dan moet gesteld worden dat de tijden wel veranderd zijn, maar de situaties niet. Nog altijd is het zo dat in sommige situaties een classis moet constateren: het is beter dat deze dienaar en deze gemeente uiteen gaan. Want de geestelijke basis waarop men samen moet kunnen werken - en moet kunnen samenwerken - is goeddeels weggevallen. De classis moet overgaan, na advies van de deputaten van de particuliere synode, tot losmaking. Het betreft zonder enige uitzondering pijnlijke zaken. Er is vaak ook heel wat aan vooraf gegaan: brieven op de classis, classicale commissies van onderzoek, het aantekenen van appèl bij de meerdere vergadering wanneer men het met een genomen beslissing niet eens is... en dat heeft al snel dat "luchtje" tot gevolg, dat in het eerste artikel ter sprake kwam. In ieder geval moet geconstateerd worden dat in onze kerken eenmaal losgemaakte predikanten uiterst moeilijk een beroep van een andere gemeente ontvangen. Bij de enige predikant bij wie dat in het recente verleden gebeurde, moet nota bene gesteld worden dat deze vervolgens overging tot een ander kerkgenootschap. Het kan vreemd lopen. Maar overigens blijft het "lijstje" in het jaarboek aan het eind van de predikantenlijst vrij constant. Binnen de Geref. Kerken (vrijg.) is het niet anders: met regelmaat staat In De Reformatie, hun kerkelijk orgaan een lijstje met beroepbare predikanten, waarvan de namen een vrij constant beeld vertonen...

Met reden verlegen?
Is dat terecht? Soms kan men het goed begrijpen. Er is zoveel aan de losmaking vooraf gegaan, dat andere gemeenten "kopschuw" worden. Of de kerken vragen zich af: kan deze dominee niet beter geheel ander werk gaan doen? In de GKV gaat men zo nu en dan zelfs over tot losmaking zonder hernieuwde beroepbaarstelling; het lijkt me beter om in dergelijke zaken het artikel van de kerkorde ter hand te nemen, dat daar werkelijk over gaat (art. 12). Laat dat ook in eerlijkheid gebeuren; dat schept helderheid en zeker op langere termijn ook een heilzaam nieuw begin!
Anderzijds dienen we ten aanzien van de predikanten waarbij losmaking plaatsvindt, te waken voor stigmatisering. Gezien de stand van zaken t.a.v. deze zaak in onze eigen kerken is dat gevaar werkelijk niet denkbeeldig.
Mag ik iets noemen uit de praktijk? Het is de laatste jaren enkele keren voorgevallen dat een predikant en zijn gemeente tot de overtuiging kwamen - hetzij samen, hetzij één van beide - dat het beter zou zijn in vrede uiteen te gaan voordat er sprake zou zijn van onoverkomelijke moeilijkheden.
Soms kwam het snel tot een beroep; soms ook echter niet. Dan viel wel eens uit verlegenheid het woord "losmaking". De classis kreeg een eerste signaal, visitatoren werden erin gemengd... en dit alles in grote vertrouwelijkheid. En dan... kwam er - als een geschenk van Godswege - toch een beroep. Van die broeders geldt dat ze, vanuit de benauwde situatie van dat ogenblik, vervolgens met zegen in hun volgende gemeente werkzaam mogen zijn. Het komt écht voor dat het in de ene gemeente niet gaat, maar dat het een kwestie is van: niet voor langere tijd bij elkaar passen. Natuurlijk geeft dat aanleiding tot heel moeilijke geestelijke vragen. Naderhand, soms na jaren, kan er dwars door die diepte heen, ook sprake zijn van geestelijke groei, a.h.w. tegen de verdrukking in.

De taak van de classis
Een enkel woord nog over de taak van de classis. Vroeger sprak men van "verplaatsing". Dat was feitelijk nog een oud Rooms "zuurdesem". Terecht is die praktijk verlaten. De classis kan niet verder gaan dan de band tussen dienaar en gemeente los te maken, en hem beroepbaar stellen, met een zo eerlijk mogelijk en hopelijk ook goed getuigenis, én met de bede dat de kerken de mogelijkheid zullen onderzoeken of de betrokken dienaar op deze wijze op hun weg wordt geplaatst. En als wij samen als kerken onze predikanten van gemeente tot gemeente geestelijk dragen, komen we misschien - het is vurig te hopen - bij een aantal van hen een stuk verlegenheid te boven.

D. Quant

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 april 2002

De Wekker | 16 Pagina's

Losmaking: met een dominee verlegen? (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 april 2002

De Wekker | 16 Pagina's