Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

"Het beste is niet goed genoeg"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

"Het beste is niet goed genoeg"

Predikanten Schenau en Westerink zetten bezinning over prediking voort

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De ambtsdragersconferentie van 19 april heeft enig stof doen opwaaien. Sommige pagina-twee-parasieten (*) hebben lekkerbekkend stevige uitspraken over de prediking in de Chr. Geref. Kerken vet laten drukken. De verschillende verslagen leverden nieuwe stof tot schrijven op. Ds. Schenau vroeg zich in zijn column in het nummer van 3 mei publiekelijk af of de op zichzelf herkenbare uitspraken de bezinning vooruit zouden helpen. Het verslag van de conferentie in het ND had bij hem de indruk achtergelaten dat er op de prediking was 'afgegeven'. Ds. J. Westerink, één van de sprekers op de conferentie, vond dat ds. Schenau de vragenstellende ambtsdragers met deze aanduiding geen recht had gedaan. In een persoonlijk gesprek hervonden de broeders elkaar. In dat gesprek legden ze tegelijk de eerste bouwstenen voor een constructief gesprek over de prediking en het toezicht daarop. Graag willen ze in een tweedelig publiek voortgezet gesprek concreet maken hoe daar huns inziens in de Chr. Geref. Kerken mee omgegaan moet worden. (*)Ter relativering van de karakterisering: deze is geboren uit enige zelfkennis.

Ds. Schenau wil eerst kwijt dat de ongelukkige uitdrukking 'afgegeven' gebaseerd is op een door het krantenverslag gewekt misverstand. "Die uitdrukking wekt de indruk dat op de conferentie vanuit een negatieve houding gesproken is. Graag wil ik echter blijven uitgaan van ieders goede bedoelingen. Ik heb begrepen dat de prediking door de diverse sprekers zo ook ter sprake is gebracht."

Gemeentebeschouwing
Intussen kon de predikant van Dordrecht- Zuid zich niet aan de indruk onttrekken dat wat over de inhoud van de prediking te berde werd gebracht, in de jaren tachtig, ja zelfs in de kanselboodschap van 1953 reeds aan de orde was geweest. Hij wil verder komen, maar zeker de ernst van de huidige situatie niet bagatelliseren.
Op de conferentie stond ds. Westerink o.a. stil bij de gemeente-beschouwing. "De leer van verbond en doop zoals die door A. Kuyper ingang vond, is in 1892 door degenen die de CGK voortzetten terecht niet geaccepteerd", voegt hij toe. Hij kan zich wel iets voorstellen bij de opmerking die ds. P. Roos onlangs maakte op de Noorderkring, dat de predikanten van 1892 vanwege hun prediking op de meeste kansels in het noorden niet meer welkom zouden zijn. "Het gaat me echt niet om liturgie. Inhoudelijk wordt schriftuurlijk-bevindelijke prediking niet overal meer gewaardeerd. In veel gemeenten hebben ze liever niet dat je uitdrukkelijk onderscheid maakt tussen gelovigen en ongelovigen.
Onlangs vertelde ds. J.H. Velema me dat hij vragen rondom de gemeentebeschouwing had behandeld voor de radio. Hij was toen opgebeld door iemand uit het noorden die zei: waarvan u zegt dat het niet christelijk gereformeerd is, dat horen wij zondag aan zondag van gastpredikanten." Tegelijk merkt Westerink regelmatig dat in een groot deel van de kerken een preek naar Schrift en belijdenis echt nog wel overkomt. Hoewel Schenau moeilijk kan beoordelen in hoeverre een veranderde gemeentebeschouwing ingang heeft gevonden, vreest hij dat die meer voorkomt dan gezond mag heten. "Dat is echter niet in de lijn van Schrift en belijdenis. De praktijk van het gemeenteleven zou iedere predikant daarvan ook moeten overtuigen. Dat wil overigens nog niet zeggen, dat je vandaag nog aan kunt komen met een preek uit 1892. In de prediking gaat het immers ook om een woord op zijn tijd." Ds. Schenau hoopt intussen dat de Noorderkring zich net zo druk maakt over de vraag, of alle Chr. Geref. predikanten van nu op alle kansels in het Noorden mogen.
De dominees aarzelen bij het aangeven van oorzaken voor de verandering in gemeentebeschouwing. "Na de Tweede Wereldoorlog heeft er een goede ontwikkeling plaatsgevonden van sterk anti-dolerend preken naar een meer evenwichtig geluid", aldus Westerink. "Naast de noodzaak van de wedergeboorte is toen de rechtvaardiging door het geloof in de prediking sterker naar voren gekomen." Onder instemmend geknik van zijn collega merkt Schenau op dat het de christelijke gereformeerden niet is gelukt met zijn allen het evenwicht te bewaren tussen deze wezenlijke elementen en de noodzaak die gevoeld werd om de heiliging bijbels aan de orde te laten komen. "Bij de gemeenteleden zie je dat de mondigheid van de moderne mens er het zijne aan heeft bijgedragen. Dominees gingen ook breder kijken en zijn daarin mogelijk soms doorgeschoten. Maatschappelijke vragen gingen de insteek vormen. De preek moet duidelijk op de tijd betrokken en relevant zijn, maar de vraag hoe het met je persoonlijke verhouding tot God staat, mag nooit verdwijnen."
Of het element van de persoonlijke verhouding tot God onder invloed van de evangelische beweging niet terug komt? De dominees hebben er zo hun twijfels bij. Beiden hebben de indruk dat de vraag naar de verhouding tot God dan al snel in remonstrants licht komt te staan. Bovendien steekt het vaak niet echt af naar de diepte. De geestelijke leiding, wil men: de bevinding, ontbreekt te veel.

Doorgaande lijn
Schenau noch Westerink zijn voorstanders van het preken in termen, hoewel de laatste het als oudere predikant wel iets meer denkt te doen. Een uitdrukking als 'de doodsstaat van de mens' gebruiken beiden weinig, al staan ze achter de diepe realiteit die er mee bedoeld wordt.
"De onmacht van de mens om iets van het heil te vinden, moet wel aan de orde komen", vindt Schenau. Niettemin zal een kerkganger die op een willekeurige zondag van ds. Schenau in zijn eigen gemeente een preek hoort, best een en ander kunnen missen.
"Toen ik een preek moest inleveren bij het curatorium werd ik als student gewaarschuwd dat ellende, verlossing en dankbaarheid er in moesten zitten. Wet en evangelie moesten in de juiste verhouding tot elkaar staan. Zonde en genade dienden aan de orde te komen. Bovendien moest de preek onderscheidenlijk zijn. Ten slotte, ouderen, jongeren en kinderen zouden er hun geestelijk voedsel in hebben te vinden. Het was geen preek meer."
Curator Westerink glimlacht: "Niet alles kan in één preek aan de orde komen. Als ik over het zevende gebod preek, heb ik het niet breedvoerig over allerlei leerstukken. Preken waarin je alles wilt zeggen, zijn geen preken, maar verhalen die je ophangt aan verschillende teksten."
Schenau acht zelfonderzoek op het punt van schematisch preken uitdrukkelijk nodig. Dat er hier en daar een schema over de Bijbel wordt heen gelegd, betreurt ds. Westerink. "Waar ik echter toch meer mee zit, is dat wezenlijke elementen, zoals je die noemde, echt ontbreken. De doorgaande lijn in de prediking moet die volop laten functioneren. Het gaat in de verkondiging om zaken van leven en dood."

Breed en concreet
De uitdrukking dat de rijke Christus aan een arme zondaar verkondigd moet worden is volgens ds. Westerink niets anders dan wat Paulus' als het centrum van zijn verkondiging bestempelde: Jezus Christus en Die gekruisigd. "Het 'gekruisigd' laat scherp zien wat voor de zondaar moest gebeuren." Dat de uitdrukking bijna een slogan is geworden, betekent volgens Schenau een geweldige verarming. "Waar het wel om gaat, is dat zowel de rijke Christus als de arme zondaar in al hun concreetheid aan de orde komen. Dat kan door recht te doen aan de diepte en breedte van de Schrift enerzijds, en anderzijds concreet in te gaan op de situatie waarin de mens van vandaag leeft."
Tijdens de dienst op tweede pinksterdag, waarin een aantal jongeren belijdenis deed, preekte ds. Westerink over de fontein Christus uit Johannes 7.
"Twee dingen stonden centraal: hoe de Heere uitnodigt en leidt tot die fontein en dat Hij de gelovige maakt tot een fontein. Waar die twee bij elkaar komen krijgt Christus gestalte, heel concreet."
Ds. Schenau ziet de verscheidenheid in benadering van de gemeente in de Schrift terug. "In Johannes 3 'weet' Nicodemus te goed hoe het met Jezus zit: 'Wij weten', zo begint hij. Volgens Jezus weet hij het echter niet; daarvoor moet hij wedergeboren worden. In het volgende hoofdstuk ligt in het gesprek met de Samaritaanse vrouw de nadruk op de leegte in haar leven. Ze dacht dat ze de vervulling daarvan vond in allerlei relaties die ze had. Jij hebt niet, reageert Jezus. De zaak van de noodzakelijke vernieuwing van het leven komt in beide geschiedenissen aan de orde. De Schrift gaat er echter genuanceerd mee om. In Johannes 4 komt het woord 'wedergeboorte' niet voor. Maar ten diepste is er een zelfde situatie: ook de Samaritaanse heeft vernieuwing nodig. In de brieven van Paulus is hetzelfde te zien. Overal verkondigt hij de gekruisigde Christus. In elke brief gaat hij echter in op een andere situatie. Dat levert een andere preek op." Niet alleen wat betreft de situatie van de gemeenten gaat die verschillende benadering op. Ds. Westerink: "In de brieven aan de zeven gemeenten in Openbaring zie je steeds een ander aspect van dezelfde Christus belicht."
Niet iedere gemeente heeft ook precies hetzelfde nodig, is de ervaring van de predikanten. "De situatie, zoals de ligging van mijn eigen gemeente, beïnvloedt mijn tekstkeus. De tekst zelf bepaalt de toepassing; wij zijn dienaren van het Woord. Onlangs hield ik dezelfde preek in 's-Hertogenbosch en in Elburg", vertelt ds. Westerink. Omdat hij niet de situatie in iedere gemeente kent, houdt hij elders wel dezelfde preken als in zijn eigen gemeente, maar vindt hij niet iedere preek geschikt voor elke gemeente.

Levende verkondiging
In de meer behoudende kant van de kerken komt volgens Westerink ook een prediking voor die onvoldoende recht doet aan de breedte en de diepte van de Schrift. "Je kunt wel veel termen gebruiken, maar daarmee is het nog geen levende verkondiging. Een term kan een dooddoener zijn. De dominee kan denken: ze hebben het weer eens gehoord. Een gemeentelid dat het maar weer eens goed gezegd is.
De bijbelse werkelijkheden moeten worden verkondigd in ronde Hollandse taal van vandaag. Als de werkelijkheid van de verdorvenheid van de mens en zijn bekering in de prediking functioneert, zoals je die verwoord vindt in de Dordtse Leerregels III/IV, voorkom je vanzelfsprekendheid. Zowel de vanzelfsprekendheid dat we allemaal wel het geloof hebben als dat we het niet hebben. Het is niet voldoende om te zeggen: Gelooft Zijn heil- en troostrijk woord. Je moet wel iets meer zeggen. Mensen schieten daar niets mee op. Ze ervaren dat ze geen handen hebben om het heil aan te pakken. In de prediking hoor je die mensen bij de hand te nemen en naar de Heere Jezus te leiden. Ze moeten weten hoe de Heere werkt, hoe Hij lokt. Ze mogen hun handen ophouden ! Dat het je gegeven moet worden is wel waar, maar het is wel zaak dat je aan de weg gaat zitten waar Jezus langskomt en je handen ophoudt. De Heere is gewillig om open monden te vullen. Mensen mogen pleiten op de vervulling van de rijke beloften van de HEERE.
Zijn predikanten bang voor remonstrantisme? Als dienaar van het Woord moet je maar voor één ding bang zijn: dat je het niet zegt, zoals de Heere het van je vraagt."

Eigen worstelingen
In de loop der jaren is Schenau anders gaan denken over het laten zien van de eigen kwetsbaarheid. "In het algemeen vind ik dat je ermee moet oppassen; ik kan me niet voorstellen dat de gemeente daarmee gesticht wordt. Maar ze mogen best weten dat de boodschap die je verkondigt je na aan het hart ligt. Dat klinkt door. Als het de boodschap dient, kun je het soms ook zeggen. Het schept ruimte en openheid voor gesprek als jongeren, bijvoorbeeld in een serie preken uit Hooglied, merken dat je zelf ook afweet van worstelingen in je verkeringstijd."
Ds. Westerink weet ook wel wat aanvechting is. "Als je na een begrafenis terug loopt langs al die rijen graven, overvalt je, nadat je de opstanding van het lichaam beleden hebt aan het graf, wel eens de gedachte: is het wel waar? Dat is echter nog wat anders dan de ambtsdrager die langzamerhand tot de overtuiging gekomen zei te zijn dat een lijk niet tot leven komt. Wat er in de hof van Arimatea ook gebeurd was, dat niet. Zo iemand kan in onze kerken geen ambtsdrager zijn."
Ook zijn Dordtse collega onderscheidt tussen een worsteling, die je volgens hem allereerst in de binnenkamer moet uitvechten, en een doorgaande lijn in leven en verkondiging. "Ik vrees, hoewel ik er geen concrete aanwijzing voor heb, dat de onlangs in het ND door een vrijgemaakt predikant uitgesproken diepe twijfels ook onder onze collega's worden gevonden. Het geestelijk gehalte van het predikantschap staat dan onder grote druk."
Met het oog op de prediking wil ds. Schenau ten slotte opmerken dat het belangrijk is vertrouwen te blijven houden in de Heilige Geest. "Ook al ontbreekt wel eens wat erin had moeten zitten en al schiet je zelf tekort, Hij wil er mee werken. Het woord van de HERE keert niet leeg tot Hem terug."

Niels van Driel

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 2002

De Wekker | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 2002

De Wekker | 16 Pagina's