Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Worstelen om echte eenheid vanuit de confessie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Worstelen om echte eenheid vanuit de confessie

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De confessie duwt ons er met de neus bovenop: het thema van de kerkelijke eenheid kan niet van de agenda worden afgevoerd. Het mag niet. Waar Christus vergadert, gaat Hij dwars door ons meervoud, de veelheid, de pluraliteit, de modaliteit van de ons zo vertrouwde kerk. De belijdenis dwingt ons samen Christus te belijden. Hij vergadert in de éénheid van het ware geloof. Collega Maris hanteert de confessie terecht als normatieve insteek in de worsteling om kerkelijke eenheid. Het is roeping eenheid in de waarheid te bereiken.

Eenheid van de kerk is eenheid in Christus, eenheid in het ware geloof. Die eenheid is nog steeds een worsteling waard. Als we ons enkel zouden richten op oecumene van het hart, zijn we onverantwoord bezig. Een verdeelde kerk is een onmogelijkheid. Eenheid construeer je niet. Dat is de worsteling.

Snijden in eigen vlees
Collega Maris toont zich op het punt van de eenheid van de kerk bereid te snijden in eigen vlees. Hij constateert in de Christelijke Gereformeerde Kerken een worsteling om kerkelijke eenheid. Maar soms ook een weigering de worsteling werkelijk onder ogen te zien. Er is geen asiel te vinden in 1834, ook niet in 1892; maar alleen in Gods genade in Christus. Geen asiel. Daar ben ik het mee eens. Ook als de blik gericht wordt op ons, vrijgemaakt gereformeerden. We hebben op massieve manier gesproken over het werk van God in 1944. We liepen het gevaar van verabsolutering van een geschiedenis waar ook mensenwerk in zat. Maris kan het gelijk van de vrijgemaakten in 1944 tegenover de 'synodalen' wel verdedigen. Maar het was niet uitsluitend Gods werk. Ik wil hier wat meer van zeggen. Het raakt ons als enkeling, als kerkgemeenschap, onze theologie, onze cultuur, heel onze vrijgemaakte samenleving. We hielden te weinig rekening met het feit dat de kerk ook mensenwerk is. De gemeenschap van de kerk bestaat uit zondige, onvolmaakte mensen. We belijden een gevoel van onmacht en eigen schuld naar God, naar anderen en naar elkaar. Centraal moet staan de Persoon van onze Here Jezus Christus. De band met Christus vormt de kern van het kerk-zijn. Gezamenlijke verbondenheid aan Hem is fundamenteel.

Geestelijke diepgang?
1834, 1892, 1944, 1967, zouden er in de geschiedenis van onze kerken geen perioden aanwijsbaar zijn, waarin 'ongeestelijk' met de kerk is omgegaan? In het Nederlands Dagblad noemde collega B. Kamphuis afgelopen week voor onze kerkformatie (GKV) de jaren 70 en 80. Wellicht werd daarin een te gesloten front gemaakt, waarin kerkopbouw en consolidatie een grote rol speelden. Het waren jaren waarbij de vraag kan worden gesteld of daarin de verdieping en persoonlijke concretisering van de leer te weinig aandacht heeft gehad. Ik ben dit met hem eens.
We kunnen over God veel zeggen en schrijven. Maar de gemeenschap met de Here kan niet zonder beleving en vormgeving. We staan voor de vraag: heeft ons contact met de Here geestelijke diepgang? Het gaat toch om de levende God en om een echte relatie met Hem? We mogen eigendom van de Here Christus zijn. In Hem geeft God ons alles. Levende omgang met Zichzelf. Hoe beleven wij de gemeenschap met God?
Sinds het midden van de jaren 90 is er in de vrijgemaakte kerken een sterke interesse voor evangelicale literatuur uit de angelsaksiche wereld. Bevestigt het niet het beeld van de vrijgemaakte kerkgemeenschap als een 'verstandskerk'? Het besef groeide dat er een fundamentele geestelijke dimensie ontbrak. Omgang met de Here vereist ons hart, de kern van wat we zijn. Nieuwe levensstijl heeft altijd ook een binnenkant. Het gaat in geloven en heiliging om een werkelijk naar God toegekeerd leven. Van die fundamentele eis mogen we ons niet afmaken in vlakheid en vluchtigheid. Dat vluchten is mogelijk, op allerlei manier zelfs theologisch. Door rond de Schriftwoorden over schuld en vergeving lange betogen te maken, conclusies te trekken, wetenschap te bedrijven.
Maar daar dan innerlijk nog buiten blijven. Bepaalde leerstukken, visie op doop, verbond en kerk gaven een eigen identiteit. Brachten ze ons aan de voeten van de Here en Heiland? Waar dogma's de plaats in gaan nemen van de levende Christus, wordt geen levende omgang met God meer uitgestraald en voorgeleefd. Prediking die de ervaring van zondebesef en vergeving niet of nauwelijks ter sprake brengt, faalt in het wijzen van de goede weg.

Persoonlijke band met God?
In de de vrijgemaakte periodiek Wegwijs schreef ik in 1999 over de puriteinen: "Puriteinse prediking is ontdekkend, ook op persoonlijk vlak. Hier valt te leren. Allereerst dat het lijden en sterven van Christus pas voor ons gaan leven in een persoonlijke band met Hem. Brengt de prediking de band met Christus zo ter sprake dat de inwoning van Gods Geest aan de orde komt?
De Geest vernieuwt het hart, onze wortel. Als in de prediking dit werk van de Geest onbesproken blijft, slaan we samen een fundamentele, bijbelse werkelijkheid over. Scheurt de prediking automatisme en andere vormen van uitwendig verstaan stuk?
De band met Christus drong de puriteinen tot kritisch bezien van bestaande kerkstructuren. Dit werd als bedreigend ervaren. Het bracht puriteinse predikers in botsing met de gevestigde kerk. Wat betekent dit voor vandaag? Het spreken over de kerk zijn we als vrijgemaakten gewend. Dit houdt het risico in van bepaalde eenzijdigheid: het gevaar dat het spreken over de kerk het persoonlijk geloof naar de achtergrond duwt. Met kerkelijke gehoorzaamheid en lidmaatschap is niet alles gezegd.
Gods kerkvergaderend werk houdt meer in dan kerkordelijke en kerkverbandelijke structuren. De kerk als geloofsgemeenschap is beslist ook een zaak tussen God en mij persoonlijk. Aan de vitaliteit van de puriteinse spiritualiteit kunnen we een voorbeeld nemen. Tegenover de dompige atmosfeer van kerkelijk conformisme en traditionalisme plaatste zij de ontwikkeling van een wérkelijk christelijk leven.
Daarover wisten zij via de kansel, in onderling gesprek en in een stroom van meditaties en pastorale geschriften echt te communiceren. Zuivere communicatie over bijbelse geloofservaring is wat we onder ons teveel nog missen."

In de jaren 70 en 80 stond in de vrijgemaakte wereld de ontwikkeling van het gereformeerde leven centraal. Gereformeerde organisaties bloeiden, gereformeerde scholen werden gesticht, maar steeds meer begon wat ik zonet noemde te missen. Het christen-zijn werd vooral vertaald in lid zijn van de vele g-organisaties. Aan de oppervlakte leek alles oké: Schrift en belijdenis, het was vertrouwde standaard-uitdrukking. Maar omgang met God, het leven uit Christus, was ondertussen moeilijk bespreekbaar. Ik vroeg studenten of ze wel eens een preek hoorden over wedergeboorte, bekering of uitverkiezing en verwerping. Ze gaven ontkennende signalen af. Ze spraken over gemis aan geloofsbeleving. Gelijktijdig verwereldlijkte de stijl van veel vrijgemaakte jongeren en ouderen. Ik had het besef van iets dubbels.

Gezamenlijke verantwoordelijkheid
Het beeld van de ene ware kerk, de vrijgemaakte, is inmiddels vergruisd. De Geest laat zich niet opsluiten. Hij waait; breekt uitingen van gearriveerdheid stuk. Dat duid ik positief. Ondertussen is de beeldvorming van het vrijgemaakte kerkelijk leven wel sterk bepaald door wat ik noemde. Anderen kijken naar ons met een negatief filter. Maar de kerk van Christus is ruimte van vergeving. Daar herkennen we elkaar als mensen die van genade leven, kleurrijk en toch één. Zo komt er ook ruimte vrij om te snijden in eigen vlees.
Maris geeft ten aanzien van het christelijke gereformeerde kerkverband open en eerlijk aan dat het denken over kerkelijke eenheid zich niet in een vacuüm afspeelt. Hij verwoordt de gevoelsbenadering van predikanten en andere ambtsdragers: "Voor mij hoeft het niet". Zulk spreken komt meer op uit een besef van eigenheid en de eigen kerkelijke cultuur, dan uit de beleden confessionele identiteit die in Christus gelegen is. Die kerkelijke cultuur raakt volgens hem ook de prediking van de CGK. In die worsteling bevinden zijn kerken zich.
Maar geldt iets dergelijks ook niet voor de GKV? Is daar geen vlakheid gesignaleerd in de prediking, een genoegzaamheid die niet ons genoeg in Christus heeft en zoekt? Is de zwakte juist niet dat er te wéinig aandacht is voor Christus, het centrum van het christelijk geloof? Eén geloof één doop, één God en Vader van onze Here Jezus Christus verbindt ons (Ef. 4). Daarin mag sprake van variatie zijn. Daarin kan de beleving van het geloof en de mate van geloofsgroei verschillend zijn. Op het tere punt van de toeëigening van het heil is in de samensprekingen tussen christelijk gereformeerden en vrijgemaakten inmiddels wezenlijke overeenstemming bereikt. Dit geldt ook voor het spreken over de kerk.
Hier ligt nu een gezamenlijke verantwoordelijkheid deze dingen te laten functioneren op het grondvlak van de kerk. Dan komt zeker ook de prediking in beeld, want daarin klopt het hart van het kerkzijn.

De belijdenis écht hooghouden
De samensprekingen geven duidelijk aan dat de GKV de confessie als normatieve insteek voor het zoeken naar kerkelijke eenheid ziet. De preses zei het op de synode in Leusden nog richting de christelijke gereformeerde deputaten; "Er zijn verschillen in stijl en kerkelijke cultuur, maar we wetens ons geestelijk met u verbonden in de gehoorzaamheid aan Gods Woord en in de binding aan de gereformeerde belijdenis". De afgevaardigden van de Nederlands Gereformeerde Kerken kregen van de preses te horen dat deze kerken moesten kiezen voor een duidelijker, ondubbelzinnige binding aan de confessie en dat ook de kerkleden gebonden zijn aan de drie formulieren van eenheid.
Het hooghouden van de belijdenis is duidelijk. Maar ook hier moet gesneden worden in eigen vlees. Want diezelfde belijdenis draagt veel aan voor geloofsbeleving in bijbels kader. Ze brengt het werk van Christus ter sprake en wijst aan hoe Gods Geest in ons werkt. In discussies over geestelijke groei en heiliging kunnen de Dordtse Leerregels een belangrijk woord meespreken, maar ze worden in de vrijgemaakte kerken zelden genoemd. Worden de confessies door sommigen niet ervaren als dode en dorre schrijfsels die je het liefst bij het oud papier zou zetten? De belijdenis vraagt niet om een behandeling als kostbaar museumstuk. De oude confessie is zeker niet enkel maar historisch interessant. Ook al zijn de bewoordingen niet heilig en zal elk onderdeel niet dezelfde actualiteitswaarde hebben. De vraag is: hoe functioneren de drie formulieren van eenheid in de praktijk op het grondvlak? Generatie na generatie vond het de moeite waard ze te bewaren. De belijdenissen spreken op allerlei punten de bijbel na, ze spreken dwaalleer tegen en ze bieden waardevolle handreikingen voor een goed verstaan van de Schrift. We kunnen ze niet afdoen als 'voorstellingen uit een achterhaalde wereld'. Maar de kleur van een kerkgemeenschap komt wel mee in het omgaan met het belijden. Er is om de belijdenissen een bepaalde sfeer gegroeid. Ze zijn vast onderdeel van ons kerkboek. Elke zondag wordt er gepreekt aan de hand van een catechismuszondag. Mensen grijpen terug op vlot in de mond liggende zinnen uit de HC of de NGB; de artikelen 27 en 28 over de kerk bijvoorbeeld. Mensen kunnen zelfs menen dat het laatste woord gesproken en opgeschreven is. Zodra belijdenissen die sfeer gaan ademen, is er wat mis met de geloofsgemeenschap die zelf niet goed meer ademt. Het optimisme van Het vuur blijft branden is gedoofd. Er is in de praktijk van het gemeenteleven sprake van verschillende houdingen ten opzichte van de confessie.
Rond de confessie uit zich binnen de GKV eerder een besef van verdeeldheid dan van eenheid. De eigen traditie wordt kritisch bekeken. Openlijk worden eigen mislukkingen genoteerd. Er is niet alleen sprake van opkomen voor je kerk, maar ook van lijden aan de eigen kerk. We zoeken een weg om in diversiteit geestelijk om te gaan met verschillen. We bidden om oog voor wal ons samenbindt. Actueel christelijk belijden doe je in het besef dat je de dood verdiend hebt, maar gered bent door de kruisdood van Christus. Dat houdt je als gereformeerd belijder klein en ootmoedig en ver van gearriveerdheid. We belijden de afwezigheid van God in ons kerkelijk leven, het onheilige vuur en de 'ik-vind-cultuur' om ons heen, die ons heeft beïnvloed.

Concentratie op Christus
We kijken om ons heen. Van andere kerkgenootschappen worden niet meer alleen schaduwpartijen getekend, de zwarte bladzijden bij elkaar gehaald. We bidden om over en weer hardheid, genadeloosheid, gebrek aan vertrouwen te overwinnen. Kijken we rond, dan hebben we als gereformeerd gezinden dezelfde confessionele basis, maar deze brengt tien keer gereformeerd helaas nog steeds niet samen. Je kunt als gereformeerd gezinden de beste geloofspapieren hebben, maar het is hol en leeg als daar niet samen uit wordt geleefd. Het koesteren van eigen identiteit staat op gespannen voet met zelfverloochening. Er werken ongeschreven regels die het niet samen optrekken van gereformeerd gezinden in stand houden. Er worden ondanks dezelfde belijdenissen heel eigen accenten gelegd, in geloofsbeleving en vormgeving van kerk zijn en eredienst. Hier moet onderscheiden worden wat als doorslaggevend mag gelden en wat niet. Niet de blauwdruk in liturgie of cultureel bepaalde gewoontevorming. Navolging van Christus is nummer één! Collega Maris kiest voor een benadering die ons niet van nature eigen is. Hij is begripsvol, maar glashelder in de zaak. Zijn insteek is zuiver en principieel: ware kerkelijke identiteit én eenheid vinden we in de ongedeelde Christus. De worsteling om kerkelijke eenheid dwingt ons tot concentratie op Christus. Hij is de kern van ons christelijk geloof We mogen Hem niet in de weg staan met onze eigen prioriteiten. Kerken hebben geen leven in zichzelf Verheerlijking van eigen kerkgenootschap is niet uit het geloof Kerkelijk samenleven buiten Christus mag van ophouden weten. Het is onze gezamenlijke roeping om in het geloofde eenheid bij Christus te zoeken.
Samen wandelen in de waarheid is een worsteling. Het betekent snijden in eigen kerkelijk vlees, afzweren van kerkelijke hoogmoed, afzien van kerkelijke asielplaatsen, nee-zeggen tegen een door traditie bepaald kerkelijk samenleven. Wat ons de weg naar Christus verhindert, moet worden prijsgeven, al doet het nog zo'n pijn. Christus roept ons weg bij perifere zaken. Hij roept ons tot bezinning, tot omkeer en vernieuwing. Hij roept ons terug naar de kern: naar Zichzelf de Gekruisigde, gestorven voor onze zonden. Christus vergadert zijn kerk niet door menselijke inspiratie, maar door Zijn Woord en Geest. Als Gods waarheid niet de motor van kerkhereniging is, dan ontbreekt ons de dragende grond.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 2002

De Wekker | 16 Pagina's

Worstelen om echte eenheid vanuit de confessie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 2002

De Wekker | 16 Pagina's