Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods welbehagen (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods welbehagen (2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het woord 'welbehagen' wordt in de gewone spreektaal weinig gebruikt, minder in elk geval dan een woord als onbehagen. Het behoort tot de bijbelse en de kerkelijke taal. Het komt in de lofzang van de engelen en in andere nieuwtestamentische teksten voor, maar ook al in het Oude Testament. De kerk getuigt in haar belijdenis van Gods welbehagen. God heeft de zijnen naar het vrije welbehagen van zijn wil uitverkoren in Christus. Hij roept alle volken en mensen, tot wie Hij in zijn welbehagen het evangelie zendt, tot bekering en geloof (Dordtse Leerregels I,7 en II,5).

Wat zegt het Oude Testament?
Calvijn legde in zijn exegese van Lucas 2:14 al verband tussen het Griekse woord eudokia (welbehagen) en het Hebreeuwse ratsoon. Dat oudtestamentische woord duidt zowel het welbehagen, het welgevallen of de wil van God aan als het welbehagen, het welgevallen of de wil van mensen. Maar op verreweg de meeste plaatsen gaat het over God.
We treffen het woord aan in de beschrijving van de offerdienst in het boek Leviticus. Tot Israël wordt gezegd: En wanneer gij de HERE een vredeoffer offert, zult gij het zo offeren dat gij Hem welgevallig zijt (Lev. 19:5).
Het welbehagen van God is in verschillende psalmen hetzelfde als de gunst van God. Want Gij zegent de rechtvaardige, o HERE, Gij omgeeft hem met welbehagen als met een schild (Ps. 5:13). Door uw welbehagen zult Gij onze hoorn verhogen (Ps. 89:18). Ook hier is het Gods gunstrijk welbehagen, Gods gunstbetoon. Daar vraagt David in Psalm 51:20 om: Doe wel aan Sion naar uw welbehagen. De tegenstelling van het welbehagen is de toorn van God. Dat is wel heel duidelijk in Psalm 30:6. De dichter belijdt: Want een ogenblik duurt zijn toorn, een leven lang zijn welbehagen. Een ogenblik - een leven lang. De toorn van God en zijn welbehagen worden dus niet op één lijn gesteld. Het welbehagen overweegt.

In de profetieën van Jesaja is Gods welbehagen verbonden met het heil dat Hij schenkt. Zo zegt de HERE: Ten tijde des welbehagens heb Ik u verhoord en ten dage des heils heb Ik u geholpen (Jes. 49:8). De tijd van Gods welbehagen is evenals het jaar van zijn welbehagen (Jes. 61:2) de heilstijd.
Wat God behaagt is wat Hij wil. Daarom is dat ook een betekenis van het Hebreeuwse woord. Psalm 40:9 luidt: Ik heb lust om uw wil te doen, mijn God, uw wet is in mijn binnenste. Zie ook Ezra 10:11.

Gods welbehagen is zijn welbehagen in Christus
Hoe kan God, die de Heilige is, een welbehagen hebben in mensen die zondaren zijn? Het is een vraag die wel persoonlijker gesteld mag worden. Hoe kan God een welbehagen hebben in mij, die mijzelf moet mishagen en voor Hem verootmoedigen? Hier denken we aan de woorden van het avondmaalsformulier. En juist het avondmaal geeft het antwoord doordat het ons bij het offer van Christus bepaalt.
Enkele teksten uit het boek Jesaja die nog niet genoemd zijn, hebben ons in deze samenhang veel te zeggen. In de eerste profetie over de Knecht des HEREN staat: Zie, mijn knecht, die Ik ondersteun; mijn uitverkorene, in wie Ik een welbehagen heb (Jes. 42:1). In het vierde lied (Jes. 52:13-53:12) wordt Gods heilsplan geopenbaard dat door zijn knecht ten uitvoer gebracht wordt. Het behaagde de HERE hem te verbrijzelen. Hij heeft zichzelf ten schuldoffer gesteld. Het voornemen des HEREN zal door zijn hand voortgang hebben (Jes. 53:10). In de grondtekst staat een woord dat een synoniem kan zijn van ratsoon en dat ook voornemen of plan kan betekenen. De Statenvertaling heeft 'welbehagen'.

De profetieën over de Knecht des HEREN vinden hun vervulling in Christus. Hij is het voorwerp van Gods wel behagen. Zo werd het verkondigd door een stem uit de hemel bij zijn doop in de Jordaan en bij de verheerlijking op de berg. En niet voor niets is juist bij zijn komst op aarde van Gods welbehagen gezongen.
Het welbehagen van God rust op Hem, omdat Hij de Heiland is, die de vernedering inging om zijn volk te verlossen. Hij was Zich bewust van het welbehagen van de Vader in zijn persoon en in zijn werk. Hij was Zich ook bewust van het welbehagen dat de Vader in en door Hem heeft in de zijnen. Hij zei tot de discipelen: Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven (Luc. 12:32).

We kunnen uit de teksten afleiden, dat er twee hoofdmomenten zijn: het genadige en het soevereine van het welbehagen van God. Het eerste komt treffend naar voren in Lucas 2:14 en Lucas 12:32; het tweede in Jesaja 46:10, waar het Woord van God luidt: Mijn raadsbesluit zal volbracht worden en Ik zal al mijn welbehagen doen.
Gods welbehagen ziet op Gods vrije genade. Misschien is dat een term geworden die velen niet zo direct aanspreekt, maar daar gaat het wel over. Het is Gods genade in Christus.

Gods welbehagen en Gods verkiezing
In de hooggestemde lofzang waarmee de brief aan de Efeziërs begint, wordt tweemaal over Gods welbehagen gesproken (Ef. 1:5 en 9). De God en Vader van onze Here Jezus Christus heeft ons in Hem uitverkoren en Hij heeft ons er in liefde toe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil. Uit het welbehagen dat Hij Zich in Hem had voorgenomen vloeien de verlossing, de vergeving en heel de rijkdom van zijn genade voort. In het welbehagen komt het vrije en het gunstrijke van Gods handelen uit.

De uitverkiezing in Christus en het welbehagen dat God Zich in Hem had voorgenomen, zijn met elkaar verbonden. Niet dat het welbehagen en de uitverkiezing hetzelfde zijn. Er zijn auteurs die bijna geen verschil zien. Zo heeft K. Dijk een boek over de leer van de predestinatie laten verschijnen, getiteld Om 't eeuwig welbehagen (1924). Hij betoogde daarin dat God allereerst een welgevallen heeft in Zichzelf. Voor al wat Hij doet neemt Hij redenen uit Zichzelf. De vrijmacht van God wordt benadrukt, maar het moment van het gunstbetoon minder.
Dijk sloot zich aan bij Kuyper, die een groot onderscheid zag tussen het welbehagen, dat hij beschouwde als de beweging van Gods liefde die geen zonde ontmoet en de ontferming, de liefde die door de zonde heengaat. Welbehagen en ontferming zijn dan twee. Wie het zo voorstelt, kan zich daarvoor echter niet op de Schrift beroepen.
Bij de woorden van de Here Jezus Christus over de verberging voor wijzen en verstandigen en de openbaring aan de kinderkens (Mat. 11:25,26) dachten Dijk en anderen aan de verkiezing en de verwerping. Maar de verklaring van deze woorden is veeleer, dat God het zo beschikt heeft, dat men het heil van zijn Koninkrijk niet verkrijgt door eigen inzicht, maar dat het geschonken wordt aan hen die zich volstrekt afhankelijk weten van wat hun gegeven wordt.

Gods welbehagen doen
Het kan enigszins bevreemdend klinken dat wij het welbehagen van God moeten doen. Toch is dat bijbels. We denken nog eens aan Psalm 40:9: Ik heb lust om uw wil (welbehagen) te doen. In psalm 143:10 is het een gebed: Leer mij uw wil (welbehagen) te doen.
Het welbehagen van God is niet alleen de vrije gunst die eeuwig Hem bewoog, waaraan wij al ons heil te danken hebben. Het is ook wat Hem welbehaaglijk is en wat Hij wil. Het doen van zijn welbehagen staat dus gelijk met het doen van zijn wil. Als het goed is, gebeurt dat uit dankbaarheid en met vreugde. In de dagen van koning Asa heeft het volk de HERE gezocht met heel zijn wil (ook hier in 2 Kron. 15:15 letterlijk 'welbehagen').

Een opmerkelijke tekst is Filippenzen 2:13. De gelovigen hebben hun behoudenis te bewerken met vreze en beven, want het is God die om zijn welbehagen het willen en het werken in hen werkt. Wij zijn geneigd hierin te lezen dat God krachtens zijn welbehagen werkt. Dat is zeker waar. De apostel drukt zich echter anders uit. Hij wil waarschijnlijk zeggen, dat God bewerkt dat zijn welbehagen verwezenlijkt wordt door ons willen en werken. Daarbij komt ons ook het slot van Hebreeën in gedachten. Hij is het die aan ons doet wat in zijn ogen welbehaaglijk is door Jezus Christus (Hebr. 13:21).
Die laatste woorden zijn de sleutelwoorden van de tekst. Wat wij zijn en wat wij doen is God alleen welgevallig door Jezus Christus, onze Here. Hij is immers de geliefde Zoon, in wie de Vader zijn welbehagen heeft.

J. van Genderen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 2003

De Wekker | 16 Pagina's

Gods welbehagen (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 2003

De Wekker | 16 Pagina's