Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

John Wesley als vader van de evangelische beweging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

John Wesley als vader van de evangelische beweging

9 minuten leestijd

Voordat het jaar 2003 voorbij is, lijkt het zinvol aandacht te besteden aan de grote Engelsman John Wesley. Hij werd immers in het jaar 1703 geboren, drie eeuwen geleden. Meer dan vanwege dat 'eeuwfeest' hebben we in de sporen van John Wesley reden over hem te schrijven. Die sporen liggen in bijna de hele bonte evangelische wereld.

Het is goed te verdedigen dat we hem betitelen als vader van de evangelische beweging. Er zou stof genoeg zijn voor een bredere reeks artikelen over hem. Dat past op dit moment niet in het programma. Maar in het licht van de actualiteit van zijn invloed kan op in een paar opzichten misschien wel een 'eye-opener' worden gegeven.

Invloed
Wesley's brede en wereldwijde invloed is voornamelijk via de omweg van de USA gegaan, en daar is een groot deel van de 19e eeuw overheen gegaan. De grote opwekking in de 18e eeuw droeg het tamelijk calvinistische stempel van Wesley's vriend George Whitefield, samen met Jonathan Edwards. In de Verenigde Staten is in de 19e eeuw sprake van de Second Great Awakening, en daar hoort wel de naam van John Wesley bij. Zijn nadruk op de beslissing die een mens zelf moet nemen om behouden te worden, is bij figuren als Charles Finney en vele anderen goed herkenbaar. We spreken dan van de Heiligingsbeweging, de 'Holiness Movement'.
Een onmiddellijke vrucht daarvan is de 20e-eeuwse pinksterbeweging, en de daar weer uit voortgekomen charismatische beweging. Ook in het deel van de evangelische beweging dat niet de pinksterkoers op wilde, is de invloed van Wesley en het methodisme levend. Het Leger des Heils is er rechtstreeks uit voortgekomen, maar nog veel meer groepen leven van zijn erfgoed.

Bewijs in het gevoel
Wesley's eigen geestelijke ontwikkeling is sterk verweven met zijn invloed. Een sleutelrol neemt zijn 'bekering' op 24 mei 1738 in. Ondanks zijn streven naar heiligheid, ondanks zijn werkzaamheid als zendeling, wist hij vóór die tijd niet behouden te zijn. Wel was hij ervan overtuigd geraakt, dat bij een levend geloof ook het gevoel hoort, dat alle zonden uit het verleden vergeven zijn, en van vrij te zijn van alle tegenwoordige zonden. Zonder dat gevoel is er geen behoud.
In 1738 gebeurde het in een samenkomst, bij het voorlezen van de voorrede van Luthers verklaring van de brief aan de Romeinen, zoals hij verteld, dat' Ongeveer kwart voor negen, terwijl hij de verandering beschreef die God werkt door het geloof in Christus, ik mijn hart wonderlijk warm voelde worden. Ik voelde dat ik op Christus vertrouwde, op hem alleen voor mijn behoud: en ik ontving een verzekering, dat Hij mijn zonden had weggenomen, ja die van mij, en mij redde van de wet der zonde en des doods.'
Van belang is dat voor Wesley het bewijs geheel in het gevoel ligt. Dat is een verschil met de Reformatie! Het is ook niet zo, dat het geloof houvast heeft aan het woord van God; nee het gaat om de herkenbare ervaring van het ogenblik. Daarin ligt ook geen enkele garantie met betrekking tot het toekomstig behoud. De zekerheid gaat alleen over de thans tegenwoordige vergeving, 'niet over de toekomstige zaligheid.'
Het geloof is feitelijk niet toereikend. De bevestiging moet gevonden worden in de ervaring. Daarin ligt het eigenlijke houvast. Zo is de overtuiging van Wesley gebleven. Als er geen gevoel van overwinning is, is er niets. Hij is daarin consequent, ook voor zichzelf. Acht maanden later, op 1 januari 1739 beleeft hij samen met zijn broer Charles en een aantal vrienden een 'liefdesviering'. Hij getuigt in zijn dagboek van letterlijk overweldigende vreugde en een besef van de ontzagwekkende tegenwoordigheid van God.
En drie dagen daarna, 4 januari 1739, lezen we in zijn bijna ongelooflijke verklaring, dat hij geen christen is, omdat hij voelt, dat hij God op dat moment niet liefheeft. Hij weet dat 'net zo zeker als Jezus de Christus is.' Alleen het gevoel van vergeving betekent dus de zekerheid ervan.

Door het geloof alleen?
Toch heeft Wesley de uitdrukking sola fide menigmaal gebruikt. Tegelijk heeft hij ook een aantal malen uitroepen geslaakt als 'Once more, beware of Solifidianism; crying nothing but 'Believe, believe!' ('Nog eens, kijk uit voor 'solafiderigheid', niets anders roepen als 'Geloof geloof!') Hij verzette zich daarmee tegen mensen die zeiden: Als je maar gelooft, hoef je aan geen gebod meer te gehoorzamen (antinomianisme). Dat begrijpen we wel. Maar als Wesley 'sola fide' zegt, bedoelt hij een een heel specifiek geloof. Niet het geloof als houvast aan de genade maar geloof als middel om ergens bij een bepaalde ervaring te komen.
Net zo is uiteindelijk bij Wesley niet de rechtvaardiging, maar de heiliging beslissend.
Bij de reformatoren is duidelijk dat met de vergeving der zonden door het geloof het ganse heil ontvangen wordt. Bij Wesley zijn vergeving en rechtvaardiging nog niet het eigenlijke, dat moet dan nog komen.
Voor hem is het geloof natuurlijk heel belangrijk, maar het betekent pas iets vanuit de ervaringsmatige effecten ervan. Als het gevoel weg is, is het geloof ook weg! Er blijft niet dat 'nochtans' over, dat juist dan houvast kan hebben aan de beloften van het evangelie! Bovendien is Wesley's visie op de heiliging zo gericht op wat de mens moet doen, dat het geloof ook beperkt is door de goede werken. Toch hoort daar ook het geloof bij. Met name als het over de volmaaktheid gaat, zegt hij dat die bereikt wordt door 'a simple act of faith', een eenvoudige geloofsdaad. Dat geloof is wel heel speciaal.

Geloof als poort naar het eigenlijke
Dat geloof is gericht op resultaat. 'Peculiar faith' noemt hij dat. Dat is een uitdrukking die Wesley gebruikt om duidelijk te maken, dat het geloof op resultaat uit is. Het is toegespitst op het bereiken van een bepaalde ervaring. Geloven is voor Wesley niet het grondbegrip van het christelijk leven, bepaald door het vertrouwen op Gods beloften, op de Schriften, op de persoon en het werk van Jezus Christus. Geloven is het gericht zijn op iets, iets wat 'nu' gebeuren kan.
Men kan het vergelijken met wat 'wondergeloof genoemd is. Daarin gaat het niet om gemeenschap met Christus, maar om het 'bereiken' van iets. Hij noemt het geloof 'de poort van de religie'. Het geloof zegt niet wat wezenlijk is voor een christen, het is alleen het middel om tot dat wezenlijke te komen.
Dat herken je in Wesley's pastoraat aan de leidinggevenden van de groepen die op allerlei plaatsen waren ontstaan. Hij stelt nooit de vraag naar hun geloof, naar hun verhouding tot God, maar vuurt reeksen vragen af als: 'Bid je altijd? Verheug je je in God op ieder ogenblik? Dank je God in alles? In verlies? In pijn? In ziekte? In treurigheid? In teleurstellingen? Kom je niets te kort? Vrees je nergens voor? Voel je Gods liefde voortdurend in je hart? Ondervind je Gods getuigenis, dat alles wat je spreekt of doet Hem behaagt?'

Aanvechtingen
Het christelijk leven wordt zo dus benaderd vanuit de mens, en niet vanuit de relatie tussen God en mens. Wat een mens dan kan bedreigen ligt op het vlak van het verliezen van zijn ervaring, of het verliezen van zijn staat van perfectie. Niet in de verduistering van de geloofsrelatie met God.
Als je dit vergelijkt met de manier waarop iemand als John Bunyan over alle soorten nood en aanvechtingen spreekt, dan zijn bij hem altijd de beloften van het evangelie de sleutel die daarop past. Als Wesley over aanvechtingen spreekt, passen de beloften van het evangelie daar niet op.
Dat heeft er alles mee te maken, dat - kort gezegd - de methodisten erop uit zijn niet te wandelen in geloof, maar in aanschouwen. Het omgekeerde van 2 Korintiërs 5:7.
Het is herkenbaar hoe dit verlangen naar aanschouwen in de evangelische beweging karakteristiek gebleven is. Het meest overigens in de charismatische en pinksterstromingen. Misschien levert dit specifieke spreke over het geloof bij deze en gene herkenning op. De term 'evangelisch' is natuurlijk een wat grof etiket, maar het feit, dat Wesley het woord 'gelovige' eigenlijk niet gebruikt, kan nóg aan het denken zetten.

Eenvoudige toewijding aan Christus?
Paulus schrijft over het gevaar, dat onze gedachten kunnen worden afgetrokken 'van de eenvoudige en loutere toewijding aan Christus' (2 Kor. 11:2). Het gaat dan over dwalingen die Christus uit het centrum van de aandacht halen. Bij Wesley raken we een eind van de Reformatie vandaan. Luther heeft de noodzaak benadrukt van theologie van het kruis (theologia crucis). Daarin zijn wij arm en is Christus alles. Maar door het geloof ontvangen we alles wat wij behoeven. Het blijft een leven door het geloof. Niet een leven van gearriveerd zijn. Dat is een glorietheologie (theologia gloriae).
Bij de Reformatie ligt de vastheid in Christus. Bij Wesley is er de ellende van de altijd weer verliesbare hoogten die hij dacht bereikt te hebben. Laten we spreken van de rijkdom van de theologia crucis, en de armoe van de theologia gloriae!
Wesley besefte, dat de gerichtheid op hoge ervaringen riskant was. Er kan onkruid tussen de tarwe komen: hoogmoed en geestdrijverij. Scherp kon hij waarschuwen! Maar tegelijk was hij naïef. Wanneer ook onder zijn eigen prediking allerlei heftige lichamelijke en emotionele reacties voorkwamen, en tonelen van grote onordelijkheid, is hij soms wel onzeker over deze 'uitwendige tekenen'. Maar veel meer jubelt hij over de glorieuze uitwerking van de prediking. Met de opmerking van de Schotse predikant Ralph Erskine, dat ook satan zich op deze wijze kan manifesteren om het goede werk van God in de weg te staan, kon Wesley niet zoveel. Kritisch kijken naar de eigen gelederen is moeilijk! Zelfs als er in opwinding een ravage ontstaat, en kerkbanken beschadigd worden, zegt hij nog: 'het werk van God groeide geweldig'...

Het had alles met zijn visie op geloof te maken, dat Wesley niet veel onderscheidingsvermogen had. Zijn oog was gericht was op de bereikte en bereikbare hoogten van mensen, meer dan alleen op Jezus, de leidsman en voleinder van het geloof.
Het geeft nog altijd te denken. Met hoeveel bewondering we ook naar de persoonlijkheid van John Wesley kijken.

J.W. Maris
(Prof. dr. J.W. Maris is hoogleraar dogmatiek aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 2003

De Wekker | 16 Pagina's

John Wesley als vader van de evangelische beweging

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 2003

De Wekker | 16 Pagina's