Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zogenaamde overdoop

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zogenaamde overdoop

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De synode van 1962, te Haarlem-Santpoort gehouden, kreeg te maken met de kwestie van de zogenaamde overdoop. Er werd ter vergadering een degelijk rapport uitgebracht. Nog steeds is het de moeite waard om dit rapport te lezen en te bestuderen. Het vormt de achtergrond van het besluit dat genomen werd en waarvan de tekst werd opgenomen in de kerkorde. De geldende tekst luidt als volgt:
Leden der kerk die zich laten overdopen, onttrekken zich feitelijk aan de gemeenschap van de kerk, al is dit feit nog niet altijd als een breken met de kerk te beschouwen.
Het is de taak van de kerkenraad om kerkelijke vermaning en tucht toe te passen, omdat de daad van de dusgenaamde overdoop geheel in strijd is met Gods Woord en met de belijdenis en de orde van de kerk. De dusgenaamde overdoop kan op grond van de Heilige Schrift niet als wettig worden erkend. Opheffing van de tucht vindt plaats bij oprechte schuldbelijdenis en herroeping van de dwalingen die met de overdoop samenhangen
.
Met de "dusgenaamde overdoop", wordt bedoeld dat leden van de gemeente, hetzij doopleden, hetzij ook belijdende leden, het sacrament van de kinderdoop beschouwen als een ongeldige kerkelijke handeling. Het is een zeer grondige verloochening van de reeds ontvangen doop. Zo werd de overdoop gekarakteriseerd door de synodale commissie. In feite stemde zij daarmee in met de teneur van het rapport dat ter tafel lag, en waarin deze "wederdoop" onschriftuurlijk, onconfessioneel en onkerkrechtelijk werd genoemd. Zij werd gezien als een feitelijke verloochening van wat in de kinderdoop was ontvangen.

Reformatie
Achter deze uitspraak staat de geschiedenis van de opvatting en de praktijk, zoals deze in de vroege kerk, maar vooral in de kerk van de Reformatie werd vertolkt. De kinderdoop heeft zeer oude wortels. Daarvan waren de reformatoren overtuigd. Zij hebben met kracht stelling genomen tegen de opvattingen van de z.g. wederdopers, die de kinderdoop verwierpen. In het conflict tussen Reformatie en doperdom kwam de leer van het verbond tot een zegenrijke ontwikkeling. Dit geldt vooral de gereformeerde traditie, sterker dan in het spoor dat teruggaat op Luther. In het voetspoor van Zwingli, Bullinger en Calvijn en anderen, hebben de gereformeerden als hun overtuiging uitgesproken, dat de kinderdoop in het Nieuwe Testament in de plaats is gekomen van de besnijdenis in het Oude Verbond. De teksten die in het oude doopsformulier genoemd worden wijzen heel sterk in die richting. De Here Jezus heeft de kinderen gezegend. Petrus heeft bij de uitstorting van de Heilige Geest gewezen op de grote betekenis van de verbondsbelofte voor de joodse mannen, die voor hem stonden en ook voor hen die later door de prediking van het evangelie in het verbond van God zouden worden gebracht. Ook in de teksten die in de brieven naar voren komen is dezelfde gedachte op te merken. In Col. 2 wordt de besnijdenis genoemd als een teken dal overgaat in de doop, door het geloof in de Here Jezus Christus. Het is deze gedachte die geleid heeft tot het handhaven van de kinderdoop, zoals in de Schrift wordt aangetroffen en in de belijdenis van de kerk geleerd wordt. Die gedachte vond een vormgeving in de structurering van de kerk, naar gereformeerd model.

Gods verbond
Wie dus de kinderdoop degradeert tot een handeling, die eigenlijk geen zin heeft komt daarmee in strijd met de duidelijke voorkeur van de belijdenis. Hij komt ook in strijd met de zeer gewichtige gedachte van het verbond van God, dat geldt van geslacht tot geslacht. De accenten zijn hier verschoven, van de objectieve werkelijkheid van de belofte van het verbond, naar de subjectieve beleving van eigen geloof, waarbij vooral het gevoel een overaccent ontvangt. Het denken in de kring waarin de kinderdoop wordt verworpen wordt bij tijden gekenmerkt door een versterkt individualisme. Heel vaak wordt de "overdoop" ervaren als een hoogtepunt, waarin de eigen ervaring een bevestiging vormt van het eigen geloof Wie op deze manier vastheid zoekt, zou naar het woord van Luther zich eindeloos opnieuw moeten laten dopen. De doop berust dan in zekere zin op ons geloof De sacramenten zijn tekenen en zegelen geworden niet van de onwankelbare en aan alles voorafgaande belofte van God. Ze zijn uitingen van eigen ervaringen, bekroning ervan. Ook wanneer men op een bepaalde manier nog wel enige betekenis aan de kinderdoop wil toekennen, als zegening, of als een vorm van opdragen aan de Here, is in feite is deze doop afgeschreven.

Onttrokken
Hoe men het ook keert of wendt, wezenlijk heeft men zich door zich te laten overdopen, aan de gemeenschap van de kerk onttrokken. Deze daad druist in tegen de belijdenis van de kerk, en zij dient door de ambtsdragers in het midden van de gemeente zeer duidelijk afgewezen te worden. Het artikel van de kerkorde, waarin dit wordt uitgesproken is opgenomen onder de regeling van de kerkelijke tucht. Dit heeft bevreemding gewekt. Immers, men zet dan mensen onder de tucht, die juist een bloeiend geloofsleven zeggen te hebben. Intussen is het terecht dat hier de tucht wordt toegepast, zoals altijd natuurlijk op een broederlijke en pastorale manier. Nochtans zeer duidelijk. In feite heeft men zich onttrokken. Het kan niet anders gezegd worden. Slechts zelden zal degene die zo'n overdoop bedient menen dat dit niet zo is. Soms heeft degene die zich laat overdopen de opvatting dat hij juist binnen die gemeente de roeping heeft om zijn visie uit te dragen. Soms eisen baptisten, of evangelische gemeenten, dat door de kerkenraad van iemand die zich laat overdopen op een bepaalde manier instemming wordt betuigd, of in ieder geval een vorm van erkenning zal plaats vinden. Maar daarmee komt die kerkenraad in strijd met zijn eigen belijdenis, en met de duidelijke richtlijn van de kerkorde. Het is noodzakelijk voor de gezondheid van het kerkelijke leven, dat de tucht wordt toegepast, naar de regels die daarvoor zijn. Het gaat niet meer en niet minder om de vastheid van Gods verbond en woorden.

W. van 't Spijker
(Prof dr. W. van 't Spijker is emeritushoogleraar kerkgeschiedenis en kerkrecht van de TUA in Apeldoorn.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 november 2004

De Wekker | 16 Pagina's

Zogenaamde overdoop

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 november 2004

De Wekker | 16 Pagina's