Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat zegt de Bijbel?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat zegt de Bijbel?

Nadenken over een gereformeerde ambtsstructuur….(1)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het functioneren van de ambten en de kerkenraad is een onderwerp dat al enige tijd in de aandacht van het kerkelijke leven staat. In veel gemeenten is er moeite om de vacatures voor de ambten te vervullen en veel ambtsdragers geven aan hun werk onbevredigend te vinden. Sommige kerkenraden vragen zich daarom af of de zaken niet anders en efficiënter geregeld kunnen worden en veel gemeenteleden hebben er wel een mening over. Maar wordt er ook zoveel principieel en bij het licht van de Bijbel over doorgedacht? Deze vragen vormden de achtergrond van een doctoraalscriptie voor het vak kerkrecht aan de TUA, met als titel: Naar een nieuwe kerkenraad. Naar aanleiding van deze scriptie een aantal gedachten over de uitgangspunten van een gereformeerde ambtsstructuur in onze tijd.

De ambtsstructuur zoals de gereformeerde kerken die kennen komt niet in alle opzichten rechtstreeks uit de Bijbel vandaan, maar er zijn wel veel elementen in die op bijbelse gronden teruggaan. De vraag is of in de veranderingen die in onze tijd soms in de kerkenraadsstructuur aangebracht worden een aantal van die bijbelse uitgangspunten niet ongemerkt verloren gaat, en als dat zo is, of dat wel te verantwoorden is. Immers, als we de Bijbel aanvaarden als het gezaghebbende Woord van God, zullen we ook in ons nadenken over dit onderwerp moeten rekenen met de bijbelse principes. Daarom in dit eerste artikel allereerst de vraag: wat zijn nu essentiële elementen van het ambt zoals de Bijbel daarover spreekt, zodat ze ook in onze tijd en in de kerkenraadsstructuren van vandaag vormgegeven moeten worden?

Christus regeert de gemeente
Als eerste komen we dan uit bij de belijdenis dat Jezus Christus de enige Heer en het Hoofd van de gemeente is (Ef. 1: 20-23, Kol. 1: 16-20). Christus Zelf regeert zijn gemeente en weidt haar. Hij is Degene die het voor het zeggen heeft en Hij bepaalt hoe het er in de gemeente aan toe moet gaan. Hoe de structuur van de gemeente er uit moet zien is dan ook niet in de eerste plaats een kwestie van hoe de meerderheid van de gemeenteleden denkt dat die het meest efficiënt geregeld kan worden. Wij hebben ons allereerst te houden aan wat Christus voor zijn gemeente heeft bepaald.

Christus wil gebruik maken van ambtsdragers
Wat is er dan te zeggen over wat Christus voor zijn gemeente heeft bepaald? In ieder geval dit: Christus wil in de regering van zijn kerk gebruik maken van zijn Woord en van mensen die namens Hem met dat Woord optreden. Dat is de lijn die door het hele nieuwtestamentische getuigenis loopt (via de discipelen en apostelen naar de oudsten in de christelijke gemeente, Math. 28: 19,20, Joh. 20: 21, Gal. 1: 1, Hand. 20: 28). Uit teksten als Ef. 4: 11,12 en 1 Kor. 12: 28 blijkt dat het ambt niet zomaar een incidentele dienst in de kerk is, maar dat ambtsdragers gaven zijn die Christus voor eens en voor altijd aan zijn kerk gegeven heeft.
Door de ambtsdragers heen wil Christus zijn gemeente regeren en weiden. Er loopt volgens de Bijbel dan ook een rechtstreekse lijn van de ambtsdragers naar de Here Jezus Zelf. Ambtsdragers zijn gezanten van Christus en zij mogen handelen in zijn naam. Hij verleent hen daartoe de volmacht (Luk. 10: 16, Math. 10: 40, Math. 16: 19, Math. 18: 18). Vandaar dat de Bijbel ook kan spreken over gehoorzaamheid van de gemeente aan de ambtsdragers en erkenning van hun gezag (1 Thess. 5: 12,13, 1 Tim. 5: 17, Hebr. 13: 17). Maar juist omdat ze gezanten zijn van Christus, geldt tegelijkertijd: ambtsdragers hebben geen gezag in zichzelf. De autoriteit waarmee zij in de gemeente kunnen optreden is niets anders dan de autoriteit van het Woord van Christus. Als gaven van Christus aan zijn kerk functioneren de ambtsdragers met het gezag van Christus.
Aan deze bijbelse grondlijn kunnen we niet voorbijgaan, hoe lastig misschien ook voor mensen van onze tijd te aanvaarden. Christus wil dat er in de gemeente ambtsdragers zijn die Hem met gezag en volmacht vertegenwoordigen en de gemeente heeft hen als zodanig te erkennen. Het feit dat achter de ambtsdragers Christus Zelf staat, betekent ook dat ambtsdragers geen afgevaardigden of representanten van de gemeente zijn. Ze zijn gezanten van Christus en in eerste en laatste instantie aan Hem verantwoording schuldig.

Het oudstenambt als het fundamentele pastorale ambt
Van de afzonderlijke ambten en hun taak is het Nieuwe Testament het duidelijkst over het oudstenambt. Het is het enige ambt met een duidelijk gebod tot permanente instelling (Tit. 1: 5,6) en vanaf het begin waren er in alle gemeenten oudsten aanwezig (zowel in Jeruzalem, Hand. 11: 30, Hand. 15: 2-23, Hand. 21: 18, als in de gemeenten die ontstonden op het zendingsveld, Hand. 14: 23). In Hand. 20: 17 blijkt dat het als vanzelfsprekend wordt beschouwd dat een gemeente oudsten heeft.
Als het gaat om de inhoud van het oudstenambt, wijst het woord ‘opzieners’ waarmee de oudsten worden aangeduid op een vergelijking met het werk van een herder. In 1 Petr. 5: 1-4 lezen we dat oudsten de kudde van God moeten hoeden door daarop toezicht te houden. In navolging van Christus, de goede herder, mogen ook apostelen en oudsten werk van een herder doen (Joh. 21: 15-17). Uit Hand. 20: 28-31 blijkt dat de oudsten opzieners zijn over de kudde die Christus heeft gekocht en betaald. In opdracht van de eigenaar van de kudde mogen ze als daarvoor aangestelde opzichters de kudde weiden (leiden en verzorgen) en erover waken (beschermen). Voor beide taken is één ding boven al nodig: kennis van het Woord van God (1 Tim 3: 2, Tit. 1: 9). Uit Hand. 20 wordt duidelijk dat de opzieners met dit Woord de gemeente moeten weiden en de wolven moeten weren en dat het opzicht over de gemeente bestaat in onderwijzing en vermaning. Met het Woord weiden oudsten de gemeente en waken ze erover. Daarmee is de kern van hun ambt gegeven.
Samenvattend is te zeggen dat dit ambt van fundamenteel belang is voor de gemeente van Christus. Door in naam van de goede herder opzicht te houden met het Woord van God, moeten oudsten de gemeente houden bij Christus. De opdracht hiertoe is zo duidelijk aanwezig in het Nieuwe Testament, dat welke structuur we verder ook zouden willen bedenken, het oudstenambt hierdoor in ieder geval niet mag worden verdrongen.

Diakenen als dienaars
Naast de oudsten komen we in het Nieuwe Testament ook ‘dienaren’ of diakenen tegen. We vinden hen in 1 Tim. 3: 8-13 als mensen met een speciale taak in de gemeente. Daar blijkt dat voor hen soortgelijke eisen gelden als voor de opzieners. Verder worden ze in Fil. 1: 1 als tweede groep naast de oudsten genoemd en kennelijk van de rest van de gemeente onderscheiden.
Het weinige dat het Nieuwe Testament over hen zegt maakt het moeilijk precies na te gaan wat hun plaats en taak in de gemeente is geweest. In ieder geval geeft de manier waarop in bovenstaande teksten de woorden opzieners en diakenen naast elkaar staan aanleiding om hen te zien als mensen met een ambtelijke taak. Voor de opzieners geldt echter dat zij de bekwaamheid moeten hebben om te leren, van de diakenen staat er alleen dat zij moeten dienen (1 Tim. 3: 10,13). Kennelijk ligt in het dienen de kern van hun taak, en bestond hun ambt hierin dat zij op allerlei manieren helpers waren. In eerste instantie zal daarbij het verlenen van hulp bij armoede aan de orde geweest zijn (het woord ‘dienen’ heeft in het Nieuwe Testament vaak deze specifieke betekenis), maar het blijkt nergens dat hun werk hiertoe beperkt was. In ieder geval worden ze door het woord ‘dienen’, dat het karakter aangeeft van hun ambt, onderscheiden van de oudsten, die een leidinggevend en opzicht houdend ambt hebben.

Gezamenlijke verantwoordelijkheid
Als laatste bijbelse grondlijn noem ik het feit dat het Nieuwe Testament meestal spreekt van ouderlingen in het meervoud. Ambtsdragers treden niet als losstaande individuen op, maar gezamenlijk. Het is de gemeenschappelijke taak van de ouderlingen van Efeze om de gemeente van God te weiden (Hand. 20: 28-31), Paulus wordt in Jeruzalem ontvangen door Jakobus en ‘al de oudsten’ (Hand. 21: 18), Paulus en Barnabas gaan naar ‘de apostelen en oudsten’ (Hand. 15: 2), de oudsten van de gemeenten in de verstrooiing moeten samen ‘de kudde Gods’ weiden (1 Petr. 1: 1 en 5: 1-3) en Timotheüs krijgt de handen opgelegd door de gezamenlijke oudsten (1 Tim. 4: 14).
Deze gezamenlijkheid was al een kenmerk van de oudsten in het Oude Testament. Ook de joodse oudsten ten tijde van het Nieuwe Testament traden gezamenlijk op, zowel in de plaatselijke joodse gemeenten, als in het Sanhedrin, dat in Luc. 22: 66 en Hand. 22: 5 de naam ‘raad van oudsten’ draagt. Deze naam komen we ook tegen voor de oudsten in de christelijke gemeente (1 Tim. 4: 14). Kennelijk vormden de oudsten ook hier samen een college of raad. Dat blijkt ook uit de brieven van Jakobus en Petrus, waar de oudsten functioneren als een collectief en uit het boek Handelingen, waar de Jeruzalemse oudsten een leidinggevend college vormen.
Duidelijk is dat ambtsdragers in hun dienst aan de kerk niet als losse individuen optreden, maar gezamenlijk. Verder is duidelijk dat er geen sprake is van enige vorm van hiërarchie. De oudsten worden wel onderscheiden naar de intensiteit waarmee zij zich aan bepaalde taken kunnen geven, maar het blijft één ambt en taak. Dit alles wijst op het belang van het opzicht over de gemeente als een gezamenlijke taak en verantwoordelijkheid van alle oudsten, ook in onze tijd.

Volgend artikel
Na deze overvloed van bijbelse gegevens wil ik in een volgend artikel ingaan op de problemen die kerkenraden in onze tijd tegenkomen in hun functioneren en de oplossingen die ze daarvoor soms bedenken, om in een derde artikel te proberen deze beide (bijbelse gegevens en kerkenraadspraktijken) bij elkaar te brengen.

Miranda Renkema-Hoffman
(Drs. M. Renkema-Hoffman uit Haarlem is theologe met kerkrecht als specialisatie.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 2005

De Wekker | 16 Pagina's

Wat zegt de Bijbel?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 2005

De Wekker | 16 Pagina's