Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bediening van de doop aan pleegkinderen? (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bediening van de doop aan pleegkinderen? (1)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als men van je weet dat je je ooit wel eens met kerkrecht hebt beziggehouden, krijg je soms boeiende vragen om advies over allerlei onderwerpen van het kerkelijk leven. Soms zijn die onderwerpen een goede aanleiding om eens ergens 'in te duiken' wanneer je het antwoord ook niet direct weet. Zo kreeg ik een aantal maanden geleden de vraag van een kerkenraad of het ook mogelijk was dat een pleegkind dat langdurig in het gezin van gemeenteleden was opgenomen gedoopt werd.

Bij het zoeken naar een antwoord bleek het mij moeilijker dan verwacht om geschikte literatuur over dit onderwerp te vinden. Zeker binnen onze eigen kerken is zover ik heb kunnen vinden dit onderwerp niet veel aan de orde geweest. En dat terwijl de vraag naar de mogelijkheid tot de doop van pleegkinderen in onze tijd wel eens breder zou kunnen leven. Uiteindelijk heb ik de kerkenraad een kort bezinningsstuk over het onderwerp gestuurd en naar aanleiding daarvan is mij gevraagd om dit stuk tot een tweetal artikelen te bewerken.
Bij dezen wil ik dat dus proberen. De opzet van de artikelen is als volgt: als eerste zal ik iets schrijven over de ontwikkeling in denken binnen de kerken van gereformeerd belijden over de doop met name aan adoptiekinderen (omdat die vraag eerder en uitgebreider in de geschiedenis aan de orde is geweest) en in het tweede artikel wil ik de gevonden lijnen in dat denken toespitsen op de specifieke situatie van pleegkinderen.

Doop bij adoptie
De vraag naar mogelijkheid tot het dopen van geadopteerde kinderen was al aan de orde op de synode van Dordrecht 1618/1619. Directe aanleiding hiervoor was een vraag van ds. A.J. Hulsebos, predikant te Jakarta, of een kind van heidenouders dat in de oorlog weggevoerd was naar een ander land en door christenen geadopteerd was gedoopt mocht worden wanneer deze christenen beloofden voor zijn opvoeding te zorgen. Nadat de kerkenraad en classis van Amsterdam, aan wie hij deze vraag aanvankelijk voorgelegd had, er niet uitkwamen, werd de vraag via de Noord-Hollandse afgevaardigden op de nationale synode aan de orde gesteld.

Uit het artikel van dr. T. Brienen over de doopleer en -praktijk in de 17e en 18e eeuw in het boek Rondom de doopvont, Kampen 1983, blijkt dat niet alle aanwezige leden daarover eenstemmig van oordeel waren. Er was een groep afgevaardigden vóór het dopen van deze kinderen, want, zo beweerden ze, deze kinderen waren leden van het gezin van christenen geworden en daarom rustte op de vader de plicht ook voor hun geestelijk heil te zorgen (net zoals Abraham de opdracht kreeg de kinderen van door hem gekochte slaven te besnijden, zie Genesis 17). Door Gods bijzondere voorzienigheid waren deze kinderen in de kring van de kerk overgeplant en ze behoorden dus ook deel te ontvangen aan de geestelijke goederen van de kerk. De voorwaarde daarbij zou wel moeten zijn dat bekwame getuigen zouden beloven hen in de ware godsvrucht op te voeden.

Anderzijds waren er afgevaardigden tegen het dopen van heidenkinderen, omdat de doop als teken van het verbond alleen toekomt aan de kinderen van de gelovigen. Heidenkinderen staan buiten het verbond en zijn onrein (1 Corinthiërs 7: 14). De apostelen doopten pas na onderwijs en wanneer men langs die weg in de christelijke gemeente met de kinderen was opgenomen. Bovendien is nog maar de vraag of Abraham wel kinderen van niet-besneden slaven heeft besneden. De menselijke adoptie brengt de goddelijke niet mee!
De synode besloot uiteindelijk overeenkomstig dit laatste gevoelen en sprak uit dat geadopteerde kinderen niet gedoopt konden worden voordat ze in de christelijke leer onderwezen waren en zelf belijdenis van hun geloof konden doen. Kanttekening hierbij is wel dat het ging om een uitspraak over kinderen die als slaven in de huisgezinnen van christenen dienst deden en ieder ogenblik ook weer konden worden verkocht aan heidenen. Daardoor was men uiterst voorzichtig de doop aan hen toe te laten.

Later namen de meeste kerken van gereformeerd belijden een ander standpunt in dan de Dordtse synode en gingen ze langzamerhand meer denken in de lijn van de afgevaardigden die vóór het dopen van geadopteerde kinderen waren. Maar tegen die tijd had adoptie dan ook een andere inhoud gekregen.

Twee voorwaarden
Al in de discussie op de Dordtse synode zie je twee elementen naar voren komen die in de Gereformeerde kerken vanaf het begin doorslaggevend zijn geweest bij de vraag of kinderen gedoopt konden worden, namelijk ten eerste: is het kind geboren uit ouders die tot het verbond behoren?, en ten tweede: is er waarborg voor een (permanente) christelijke opvoeding. Die twee elementen willen we nu wat nader bekijken.

Behorend tot het verbond
De eerste vraag, over het wel of niet behoren tot het verbond, is een vraag die is te begrijpen. De doop is naar gereformeerd belijden het teken en zegel van het verbond der genade en daarom alleen bestemd voor kinderen die tot dat verbond behoren. Daarbij werd de kring van het verbond echter door de oude gereformeerden soms erg wijd gemaakt. Had je te maken met een kind waarvan de ouders niet gedoopt waren, dan waren misschien wel de grootouders of overgrootouders gedoopt en dan was het kind in feite toch geboren binnen het verbond. Gods beloften omvatten immers niet alleen het zaad der gelovigen in het eerste geslacht, maar zij strekken zich toch uit tot het duizendste geslacht? Het genadeverbond loopt door in de geslachten, ook al zijn één of meer geslachten ontrouw. Of, een andere situatie, was het kind een vondeling, dan mocht je in een christelijk land toch verwachten dat zo’n kind binnen het verbond geboren was en moest het daarom gedoopt worden, tenzij bewijs aanwezig was dat het al gedoopt was. En zo zijn er meer voorbeelden te noemen waarin kinderen zonder meer gedoopt werden omdat men er van uit ging dat ze tot het verbond behoorden.
Later werd de grens wel wat nauwer getrokken en beperkte de Gereformeerde kerk zich tot het dopen van alleen die kinderen die haar bekend waren als kinderen van de gelovigen (in de zin van Handelingen 2: 39).

Wel kwam daar wat betreft geadopteerde kinderen de vraag bij wanneer je er van uit mag gaan dat een kind tot het verbond behoort. Is dat alleen als de biologische ouders van het kind christen zijn, of is dat ook zo wanneer een kind wettig tot kind van christelijke ouders is aangenomen? Steeds meer werd gevoeld dat geadopteerde kinderen in de gezinskring van christenen een vaste plaats hebben ontvangen, niet alleen als wettig kind, maar ook als door God permanent gesteld in het huis van christenen en toevertrouwd aan het ouderschap van christenen. Door God Zelf zijn deze kinderen afgezonderd van het volk waaruit ze kwamen en geteld bij de kinderen van de gemeente.
Zo sprak de synode van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in 1972 uit dat op grond daarvan geadopteerde jonge kinderen die tevoren niet in Gods verbond waren opgenomen van Godswege de bediening van de doop als teken en zegel van de verbondsbelofte toekomt.

Christelijke opvoeding
Tegelijkertijd bleef de volle nadruk liggen op de tweede voorwaarde voor de doop, de waarborg voor een permanente christelijke opvoeding. Hoewel, zoals we zagen, er in de 17e eeuw een ruime opvatting bestond van de werking van het verbond werd tegelijkertijd steeds gevraagd naar de voorwaarde van een goede christelijke opvoeding. Zo lieten de synoden van Leeuwarden (1592) en Haarlem (1600) zelfs toe dat kinderen van ongedoopte ouders gedoopt werden als maar aan de voorwaarde van een goede christelijke opvoeding voldaan werd. En deze voorwaarde om een kind te kunnen (laten) dopen blijkt ook later in de kerkgeschiedenis onverminderd van kracht te zijn.
Vandaar dat er in het specifieke geval van adoptiekinderen steeds op het blijvende karakter van de plaats van geadopteerde kinderen in het christelijke gezin gewezen is. Zo sprak de synode van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in 1978 uit dat kinderen die al wel in Nederland waren, maar van wie de adoptie bij de Nederlandse rechter nog niet helemaal rond was, niet gedoopt konden worden omdat de definitieve wettelijke garanties voor een vaste plaats in het gezin van de adoptanten (en daarmee in de kring van het verbond) ontbraken. En hoewel het door nieuwe wetgeving sinds 1999 in die kerken wél mag dat buitenlandse kinderen direct na aankomst in Nederland gedoopt worden, is ook daarbij uitgesproken dat dat alleen kan omdat die nieuwe wetgeving de aspirant-adoptiefouders verplicht om deze kinderen een blijvende plaats in hun gezin te geven en als hun eigen kinderen te verzorgen en op te voeden. Kortom: nog steeds wordt er een waarborg gevraagd voor een blijvende opname in de kring van het christelijke gezin en daarmee voor de mogelijkheid tot een permanente christelijke opvoeding.

Zouden deze twee elementen die vanouds in de gereformeerde kerken altijd een rol hebben gespeeld in de vraag of kinderen gedoopt konden worden, nu ook toepasbaar zijn en iets te zeggen hebben in de specifieke situatie van pleegkinderen die in een christelijk gezin zijn opgenomen? Op deze vraag willen we een antwoord zoeken in het tweede deel van dit artikel.

Miranda Renkema
(Drs. M. Renkema-Hoffman te Haarlem is theologe.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 2006

De Wekker | 16 Pagina's

Bediening van de doop aan pleegkinderen? (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 2006

De Wekker | 16 Pagina's