Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Openbaring 6: 9-11 (Openbaring deel 5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Openbaring 6: 9-11 (Openbaring deel 5)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heere Jezus Christus gaat door met het breken van de zeven zegels. Zeven zegels, die de boekrol van Gods Raad afsluiten. De zegels moeten opengebroken, de boekrol opengerold en gelezen worden. Alleen zo kan Gods verlossing volkomen doorbreken in deze donkere wereld.

Eerder hebben we over de eerste vier zegels nagedacht. Toen die verbroken werden, verschenen er vier paarden met ruiters. Het witte paard bracht het evangelie in de wereld. De andere paarden brachten oordelen, honger en dood. Zo zou het er aan toegaan in de laatste dagen, de dagen tussen de 1e en 2e komst van Christus.
Nu krijgt Johannes nog meer te zien in zijn visioen. Hij mag het doorgeven aan ons. Waarom? Omdat het interessant is? Om onze nieuwsgierigheid te bevredigen? Nee, zijn prediking is bedoeld als vóórbereiding. (Mt. 25: 13). Voorbereid, door tijdig het leven in Christus te zoeken, en met geloofskalmte de gebeurtenissen in de wereld verwerken.

Altaar
Christus breekt het 5e zegel, en Johannes ziet een altaar in de hemel (6: 9). Een dergelijk altaar kende Johannes natuurlijk wel uit de tempelvoorhof te Jeruzalem. Daar stond het brandofferaltaar. In het heilige stond ook nog het reukofferaltaar. Maar dit altaar staat in de hemel.
Moeten er in de hemel soms offers gebracht worden? Nee, dat niet. Voor eens en altijd heeft Christus Zijn offer gebracht (Hebr. 9: 12; 10: 14). Het voorhangsel in de tempel is gescheurd (Mat. 27: 51). De weg tot God ligt open in Christus, want de tempeldienst is volkomen vervuld.
Toch ziet Johannes een altaar. Dat heeft te maken met de verwijzende taal van de Openbaring. Het Lam is zo’n verwijzing. Dat duidt Christus aan. Christus ís geen Lam. Maar zo wordt hij wel genoemd, en getoond in de Openbaring, omdat dat Christus in Zijn daad van offerande aanduidt.

Martelaren
Onder het altaar ziet Johannes ‘zielen’ (6: 9). Hoe die eruit zien blijft onduidelijk. Die zielen zijn in ieder geval van mensen die ‘gedood waren om het Woord Gods’. Ze hebben ook een stem, want Johannes hoort ze roepen: Hoe lang o heilig en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet van degenen, die op de aarde wonen?(6: 10) Het zijn dus martelaren die daar roepen, voor Gods troon. Zij zijn vermoord om het Woord van God en om het ‘getuigenis’ dat zij hadden. Zo zijn zij onder het altaar in de hemel terechtgekomen.

Als op het altaar in de tempel dieren geofferd werden, dan drupte er bloed langs het altaar. Aan de voet van dat altaar kleurde het rood. Zo zijn deze kinderen van God ook slachtoffer geworden. Slachtoffer van de haat tegen God en Zijn volk. Wie godzalig wil leven in Christus, die zal vervolgd worden (2 Tim. 3: 12).
De martelaren hebben het woord van God niet voor zich gehouden. Ze zijn gedood om het getuigenis dat zij hadden.

Martelaar betekent immers ook: getuige, belijder. Ze konden niet zwijgen van Christus. Wie Hij is, wat Hij gedaan heeft, wie Hij wil zijn voor zondaren. Het heeft die belijdende leden het leven gekost.

’t Is niet vreemd dat christenen altijd vervolgd, verdrukt, bespot, geplaagd zijn. Daarin lijken ze namelijk op Christus. Hij werd geslachtofferd op het ‘altaar’ van het kruis. Ook christenen vinden de dood. Christen-zijn betekent delen in Christus’ lijden. Delen in Zijn kruisdragen. Delen, zelfs in Zijn dood. Maar, ja, gelukkig, ook in Zijn leven (Joh. 15: 18-20; Rom. 8: 35vv; Rom. 6: 8; 2 Thes. 1: 4-6).

Dát is precies de verkondiging bij dat 5e zegel. Hier op aarde worden er schapen van Christus vertrapt, bespot, gedood. Hier wordt hol gelachen om hun hoop, hun liefde wordt versmaad, hun geloof belachelijk gemaakt. Maar... die vermoorde christenen blijken te léven in de hemel. Het is dus echt waar, wat Christus gezegd heeft: God is geen God van doden maar van levenden (Mt. 22: 32). Een christen leeft door de dood heen.

Recht
Ondertussen ligt dat onrecht er wel. Hoe is het toch mogelijk, dat God er niets aan doet? Zijn kinderen worden geslacht als schapen. Maar Hij lijkt er niets aan te doen. Dat is toch niet rechtvaardig?
Récht, daar roepen die martelaren onder het altaar dan ook om. Ze zeggen eigenlijk, Heere God, Heere Christus, doet U er dan niets aan? Dat ons bloed vergoten is?

Is dat niet egoïstisch, wat zij roepen? Willen ze dan wraak? Ach, wij hebben makkelijk praten. Wij zitten niet in de hitte van de vervolging. En bovendien, het gaat hier niet om persoonlijke wraak. Nee, Góds eer is aangerand toen die martelaren vermoord werden. Ze hebben van God en Christus gesproken, en die heerlijke belijdenis is in bloed gesmoord. Góds eer werd in Zijn kinderen aangetast. Daarom die roep: hoe lang duurt het nog, voordat U ingrijpt op aarde?

Een merkwaardig antwoord krijgen ze dan. Ze moeten nog een korte tijd geduld hebben (6: 11). Gods raad moet uitgediend worden. Het getal van de martelaren moet eerst vol worden. In alle eeuwen zullen ze er dus zijn: getuigen op aarde.
Eigenlijk is dat genade. Dat God in elke tijd belijders geeft die frank en vrij getuigen van God en Christus. Daaruit blijkt Gods geduld met deze wereld. Wij wachten al twintig eeuwen op de wederkomst van Christus. Omdat het getal van de uitverkorenen nog steeds niet vol is (2 Pet. 3: 3-19).
De martelaren in de hemel moeten nog een korte tijd geduld hebben. Ze moeten nog wachten. Tot hun broeders, ook ‘vervuld’ zijn; als martelaar gedood zullen worden (6: 11). Toch is de zaligheid niet alleen voor zulke martelaren weggelegd. In de hemel is blijdschap over élke zondaar die zich bekeert (Lk. 15: 7). In de hemel wordt op onze bekering gewacht!


Gespreksvragen
1. Kunt u naast ‘altaar’ en ‘Lam’ nog meer voorbeelden geven van de verwijzende taal van de Openbaring?
2. Wat voor gevolgen heeft deze taal voor de uitleg van de Openbaring?
3. Getuigt u van het Evangelie? Hoe reageert men daarop?
4. Is Gods wraak in Op. 5: 10 een troostvolle of een angstaanjagende notie?

P.L.D. Visser
(drs. P.L.D. Visser is predikant te Ouderkerk a/d Amstel)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 augustus 2006

De Wekker | 16 Pagina's

Openbaring 6: 9-11 (Openbaring deel 5)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 augustus 2006

De Wekker | 16 Pagina's