Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Openbaring 6: 12-17 (Openbaring deel 6)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Openbaring 6: 12-17 (Openbaring deel 6)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De spanning stijgt in Openbaring 6. Het Lam opent het zesde zegel van de boekrol. Bij het vijfde verbroken zegel kwamen de martelaren in zicht. Zij waren gedood, maar bleken met Christus te leven. Het zesde zegel toont juist levenden die de dood zoeken.

Er gebeurt iets merkwaardigs in de hemel. Laat ik het maar zo zeggen: de klok wordt in de hemel plotseling vooruit gezet. Niet maar een uurtje, zoals wanneer bij ons de wintertijd ingaat. Maar we worden ééuwen meegenomen de toekomst in. We worden in gedachten verplaatst naar de laatste, de jongste dag (Joël 2; Zef. 2: 14vv; Mt. 25: 31vv; 2 Pet. 3). De dag waarop God in Christus komt om voor eens en altijd recht te spreken, als de allerhoogste rechter.

Jongste dag
Het is de dag waarop deze aangetaste, deze wrakke, geschonden schepping ontmanteld wordt. Waarop alle mensen voor Gods rechterstoel verschijnen zullen. Altijd was het mogelijk om de Heere af te wijzen. Om de waarschuwingen in het Woord in de wind te slaan. Om de martelaren het zwijgen op te leggen. Altijd was het mogelijk om het Evangelie te ontkennen, te bespotten, door het slijk te halen. En altijd was het dan alsof de Heere dat zomaar liet gebeuren. Ongestraft konden mensen hun gang gaan – met gebral, gespot en gelach. Alsof God dat alles niet zag en niet hoorde. Hij liet het maar stilletjes gebeuren – zo leek het.

Tien jaar geleden schreef de domineeszoon Geert Mak ‘Hoe God verdween uit Jorwerd’. Het beschrijft hoe een kerkelijk dorp langzaam maar zeker óntkerkelijkte. Hoe de eerbied, het besef voor God en voor Zijn Woord verdween. Dat de mensen geen behoefte meer hadden aan de Heere. En dat God zo stilletjes Jorwerd heeft verlaten.
Maar, let op!, Openbaring verkondigt: zo zal het niet altijd blijven. God komt terug op alle gespot. Op al het bloed van Zijn kinderen dat ooit vloeide. Hij komt terug op alle scheldwoorden, op alle hoongelag. Hij komt om de aarde te richten. De wereld in gerechtigheid.

Ontmantelde schepping
Christus komt als Rechter (2 Kor. 5: 10). Wat een dag zal dat zijn! De schepping wordt ontmanteld. Het werk van de vierde scheppingsdag, zon en maan, worden onklaar gemaakt (v. 12). De zon gaat op zwart en de maanschijf kleurt rood in de asregen van de laatste dag. De sterren van de hemel worden van hun plaats gewrikt. Ook de derde scheppingsdag wordt omgekeerd, want eilanden en bergen zijn niet vast en zeker meer (v. 14b). Alles schudt en beeft angstaanjagend onder de voeten van de mensen. Dan wordt de hemel opgerold als een boekrol. Het werk van de tweede scheppingsdag, het uitspansel, wordt daarmee ongedaan gemaakt. Het licht verdwijnt uit de schepping, want zon en maan, en sterren weigeren hun normale dienst. Daarmee wordt het werk van de eerste scheppingsdag omgekeerd. Er zij licht – dat scheppingswoord keert God nu om in: er zij duisternis (v. 12).

Valt op ons
Waar blijft de spotter van deze eeuw nu? Waar klinkt nu nog: God is dood? Waar wordt Christus nu nog ontkend, gehoond? De hoogmoedige, goddeloze mensen willen nog maar één ding: wegvluchten uit deze instortende kosmos. Wegvluchten – en dat is hun diepste wens – van Gód. Van koning tot slaaf wil men weg uit de ogen van Hem die op de troon zit. Wegvluchten van het Lam dat tóórnt! (v. 15)

In blinde paniek roepen ze de monumenten van vastheid en zekerheid aan: de rotsen en bergen, die nu als kaartenhuizen in elkaar storten. Ze roepen: Valt op ons, en verbergt ons van het aangezicht van Hem die op de troon zit en van de toorn van het Lam. Want de dag van Zijn toorn is gekomen, en wie kan bestaan?
Beter verpletterd tussen de rotsblokken, diep begraven onder het puin, dan oog in oog met het toornend Lam te staan. Bedenkt u zich dat wel eens? U, jij – die ongelovig, de dag plukkend, verder leeft. Onbezorgd? Er komt een dag dat er geen dag meer te plukken valt. Omdat er geen nieuwe dagen meer komen. Omdat de laatste dag is aangebroken, waarop het Lam toornt.

Het Lam is dus niet lievig en zoetig. Het wordt niet ééuwig aangeboden aan zondaren. Het zal ook niet altíjd bespot, gehoond worden. Er is een grens aan de genadetijd. Er komt een dag dat de prediking van het Evangelie verstomt. Er komt een laatste dag, waarop iedere ongelovige, iedere onbekeerde, iedere verharde met een schok zal merken: het Lam tóórnt.
Dat Lam dat Zichzelf heeft weggeschonken op Golgotha. Dat Lam dat de geschiedenis door aangeprezen is door belijders, getuigen, martelaren. Dat Lam blijkt te kunnen tóórnen. Wie Zijn liefde afwijst tot het einde toe – die maakt kennis met Zijn toorn en met de toorn van de Vader. De grote dag van Zijn toorn is gekomen. En wie kan bestaan? (v. 17.)

Merkwaardig eigenlijk. Er wordt gezegd dat moderne mensen – en vallen wij daar buiten? – geen behoefte meer hebben aan een genadig God. De vraag is nu veel meer: is er wel een Gód?
Opmerkelijk dat dát op de laatste dag geen vraag meer is. De vraag is dan: wie kan bestaan voor het toornend Lam? Het onuitgesproken antwoord is: niemand.

Wat kunnen we ook in de kerk onder die vraag uit proberen te draaien! Wat doen ook kerkmensen dikwijls een moeite om die vraag te ontwijken. Alle gespreksonderwerpen zijn beter dan die persoonlijke vraag: kunt u, kun jij, kan ik bestaan voor God en het Lam? Eén manier is er maar om een genadig God te krijgen. En dat is te vallen, te buigen voor het Lam. Te leven van Zijn volbracht werk. Het Evangelie wordt verkondigd.
Het Lam toornt niet, nog niet.
Wij leven – nog – in genadetijd.


Gespreksvragen
1.Wat maakt het besproken gedeelte bij u los?
2.Wat zegt het u dat de schepping eerst ‘ontmanteld’ wordt, voordat de ‘nieuwe hemel en aarde’ komt?
3.Hoe zou dit gedeelte u kunnen troosten?
4.En hoe scherpt het u op?
5.Vindt u dat de toorn van het Lam een realiteit is die voldoende onder ons leeft? Waarom wel of niet?

P.L.D. Visser
(drs. P.L.D. Visser is predikant te Ouderkerk a/d Amstel)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 2006

De Wekker | 16 Pagina's

Openbaring 6: 12-17 (Openbaring deel 6)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 2006

De Wekker | 16 Pagina's