Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Troost

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Troost

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

2 Korinthiërs 1, 3-4

In de berijming van Psalm 69 staat een regel, waarover ik niet uitgedacht raak. 'Maar ik, die diep gebukt ga onder leed, ik zal nochtans uw grote goedheid prijzen.' Dat is een wonderlijk iets. Als je diep gebukt gaat onder leed, dan heb je toch alleen maar vragen naar God toe? Dan is er toch juist géén reden om God te loven om zijn goedheid en trouw?!

Kennelijk is dat in het leven van de dichter van Psalm 69 anders. En dat geldt niet alleen hemzelf, als een kostbare persoonlijke ervaring, die je niet echt met anderen kunt delen. Nee, hij voegt eraan toe: ‘Als uit de afgrond zo uw lof opgaat, dan zal dat uw bedroefden blijdschap geven, daar Gij de onderdrukten gadeslaat. Gij allen, die God zoekt, uw hart herleve!’ De lof van God die opklinkt uit de afgrond van menselijk leed. Dat is onvoorstelbaar. Maar àls dat kan, als er iets van gezegd kan worden hoe dat werkt in mensenlevens - dan zou dat natuurlijk geweldig zijn.

Pijnlijk
Ik denk, dat we in 2 Kor. 1, 3-4 iets van een antwoord daarop vinden: ‘Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden en de God van alle vertroosting, die ons troost in al onze druk, zodat wij hen, die in allerlei druk zijn, troosten kunnen met de troost waarmee wij zelf door God getroost worden’ Paulus zegt dat aan de ingang van zijn brief. Hij valt met de deur in huis. Dít is ook de toon van de muziek die Paulus in deze brief wil doen horen. Een brief, die in een situatie van conflict tussen Paulus en de gemeente van Korinthe is geschreven. Het luistert dan nauw hoe je begint.
Er is verwijdering ontstaan tussen Paulus en de gemeente waaraan hij deze brief schrijft. Een uiterst pijnlijk gebeuren is dat voor hem geweest. Een conflict met een gemeente waar hij zo lang en intensief gewerkt had, en waar hij de zegen van God ervaren had. Hij heeft met lede ogen moeten aanzien, dat er in die gemeente krachten werken, die haar van het fundament, Jezus Christus, probeerden af te trekken.
Nee, als Paulus God de Vader der barmhartigheden en de God van alle vertroosting noemt, dan is dat niet omdat de zon schijnt en alles mooi is. Het is dit, dat hij de God en Vader van onze Here Jezus Christus zo ervaren heeft: als de Vader der barmhartigheden. In alle moeite heeft hij Gods ontferming ondervonden. Alle concrete gestalten van ontferming, die hij heeft ervaren, hadden een ‘vader’: God. Hij is de Vader die gekenmerkt wordt door barmhartigheid, en die barmhartigheid ook in vele gestalten uitdeelt. En zó is Hij ook de God van alle vertroosting. Hij troost. Dat wil zeggen: wij troosten niet onszelf door enkele verheven, mooie gedachten te koesteren. Gòd troost, en wij worden door Hem vertroost. In al onze druk. In alles wat over ons heen spoelt, en ons soms de keel afknijpt.

Troost doorgeven
Zo heeft Paulus in alle verdriet rond die gemeente van Korinthe, en in alle andere dingen die hem overkwamen, God ervaren. Of beter: zo heeft hij Hem leren kennen. Die ervaring, waarop Paulus doelt, was geen privéervaring. Het was ook niet maar een momentopname. Het was een dieper leren kennen van God.
En omdat het dàt is, kan Paulus nu ook op zijn beurt anderen troosten. Dan heeft niet de wrok het laatste woord. Paulus heeft er geen behoefte aan breed uit te meten wat ze allemaal fout gedaan hebben in Korinthe. In het verloop van deze brief is wel duidelijk, dat al die barmhartigheden van God van Paulus ook een barmhartig mens hebben gemaakt. Hij kan troosten. Hij ziet in de medechristenen in Korinthe geen tegenstanders, die hem gekwetst hebben. Hij rolt zich niet op als een egel, met zijn stekels naar buiten. Nee, Paulus komt mee in de beweging van barmhartigheid en troost die van God uitgaat.
En nu ziet hij, dat die gemeente van Korinthe ook troost nodig heeft. En niet alleen dat - hij, Paulus, heeft in de druk van God troost ondervonden en dat stelt hem in staat de gemeente van Korinthe te troosten. Is dat toch niet een beetje neerbuigend? We kennen dat wel: dat iemand voor zijn of haar eigen gevoel misschien heel royaal naar je toekomt en vergeving aanbiedt, maar het gaat op zo’n manier, dat jij laag neergezet wordt en die ander er glanzend uitkomt. Nederige hoogmoed. Zo kun je iemand het allerhardst treffen. Nu, dat kan, en het is zo ongeveer het ergste bederf van Gods vergeving. ‘Wie zichzelf vernedert, wil verhoogd worden’, zegt Nietzsche ergens met het oog op het christendom van zijn dagen – en het valt te vrezen, dat hij aanleiding had dat zo te zeggen.

Lof uit de afgrond
Misschien wel daarom zegt Paulus er nog eens bij: ‘... zodat wij hen, die in allerlei druk zijn, troosten kunnen met de troost waarmee wij zelf door God getroost worden.’ Paulus komt bij de Korinthiërs niet aan met zichzelf. Daar zijn mensen soms heel gewiekst in: het over God hebben, maar ten diepste komen ze met zichzelf. In deze meest persoonlijke brief van Paulus is dat toch niet het geval. Hij vertelt alleen maar, hoe God hem troost. Hij erkent dat hij zelf die troost nodig had. Hij schaamt zich er niet voor. Hij geeft niet hoog op van zijn ervaringen. Hij troost vanuit wat hij zelf ontvangen heeft. Hij troost met de troost, waarmee hij zelf door God vertroost wordt.
Dan is troosten niet maar: iemand een aai over de bol geven of ook als een kind bij je op schoot trekken. Nee, het is: in iemands specifieke moeite een venster openen dat uitziet op de God en Vader van Jezus Christus. ‘Troosten’ is in feite: bij Christus roepen. ‘Als uit de afgrond zo uw lof opgaat, dan zal dat uw bedroefden blijdschap geven, daar Gij de onderdrukten gadeslaat. Gij allen, die God zoekt, uw hart herleve!’

G.C. den Hertog
(Prof. dr. G.C. den Hertog is hoogleraar aan de TUA.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 april 2007

De Wekker | 16 Pagina's

Troost

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 april 2007

De Wekker | 16 Pagina's