Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waar is ons kind?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waar is ons kind?

Ds. Kempeneers schrijft handreiking voor ouders van jonggestorven kinderen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Veertien jaar geleden stierf het kind van ds. M.A. Kempeneers en zijn vrouw dertien uur na de geboorte. De Elburgse predikant en zijn vrouw waren geschokt en verdrietig. Maar ze hadden ook veel vragen. De belangrijkste was: waar is ons kind? Hoe kunnen we zeker weten dat onze zoon bij God in de hemel is? Dominee Kempeneers bestudeerde de Bijbel, de Dordtse Leerregels en de oudvaders en zocht naar het antwoord op deze vraag. Het resultaat van het onderzoek is te lezen in het boek 'Waar is ons kind?', dat onlangs verscheen.

„Mijn vrouw en ik hebben sterk met die vraag geworsteld”, vertelt ds. Kempeneers als ik hem thuis opzoek op de dag dat het precies veertien jaar geleden is dat hun pasgeboren kind stierf. „De zwangerschap was goed verlopen. Onze zoon Marijn was kerngezond. Toch begon hij na een aantal uren te kreunen. De artsen dachten aanvankelijk dat het opstartproblemen waren. Het bleek een gevaarlijke bacterie te zijn. Toen ze dit constateerden was het al te laat voor behandeling. Dertien uur na de geboorte stierf onze zoon. Je bent op zo’n moment verward en het dringt niet goed door wat er gebeurt.”

Was de vraag: waar is ons kind, iets waar u al direct sterk mee worstelde?
„Ja heel nadrukkelijk. Ik dacht net als Job: ‘Wie zal een reine geven uit een onreine?’ In de tijd voor het overlijden van Marijn had ik enig inzicht gekregen in wie ik was in mijn boze bestaan. Als je een kind krijgt, dan denk je: kinderen zijn lief, aandoenlijk en onschuldig. Toch heb ik een zondige natuur aan ze doorgegeven. Wij zijn geen reine mensen. Dat hield me erg bezig in die tijd.”

Hoe ging u met die vraag om?
„Mijn vrouw en ik zijn grootgebracht met de gedachte dat er een sluier ligt over de eeuwige bestemming van jonggestorven kinderen. Tenzij dat Gods kinderen daarover bijzonder licht krijgen. Nu was het ook zo dat er in onze gemeente in Middelharnis mensen waren die een bijzondere betrekking op ons kind hadden. Ze mochten geloven dat onze zoon bij de Heere was. Zelf mocht ik onze zoon al eerder in Gods handen overgeven, maar voor mijn vrouw was dat aanvankelijk moeilijker.” Mevrouw Kempeneers: „Mensen om me heen hadden zo’n betrekking op ons kind. Ze mochten geloven dat Marijn bij God was. Toen was mijn gebed: maar Heere, het is toch mijn kind. Ik ben toch de moeder. Mag ik het weten? En toen gaf God mij rust met de woorden van Jesaja: Ik ben het Die u troost.”

Verbond
De Elburgse predikant deed tijdens zijn theologische opleiding grondig onderzoek naar de vraag wat de eeuwige bestemming is van jonggestorven kinderen. Hij bestudeerde de Bijbel, de Dordtse Leerregels en keek hoe de oudvaders hier over dachten. Op de vraag of jonggestorven kinderen in de hemel zijn worden vanuit de kerkgeschiedenis drie verschillende antwoorden gegeven.
Allereerst is er de groep die zegt dat alle kinderen zalig worden. Deze gedachte leefde sterk bij dwaalleraren als Pelagius en Arminius. Maar ook mensen als Zwingli en Spurgeon waren deze mening toegedaan, al zijn er wel nuanceverschillen. „Spurgeon zegt ergens: als wij een god hadden met de naam Moloch, zonder welwillendheid en genade, dan zouden we kunnen veronderstellen dat God kinderen naar de hel zou sturen. Dit zou inconsequent zijn in relatie tot de gezindheid van Jezus Christus die zegt: laat de kinderen tot Mij komen en verhindert ze niet, want derzulken is het Koninkrijk der hemelen.”
De tweede groep theologen zegt dat alleen verbondskinderen zalig worden. De doop werd daarbij voor sommige theologen een genadeverlenend middel. Alle niet gedoopte kinderen gaan verloren. Deze gedachte vinden we terug bij Augustinus en Luther. Augustinus geloofde echter wel dat ongedoopte kinderen die jong sterven, minder zwaar gestraft werden. Hoewel hij ervan overtuigd was dat ze naar de hel gaan, schrok deze gedachte hem wel erg af.
Calvijn liet een ander geluid horen. Zijn overtuiging was dat het doopwater de zonden niet afwast, maar dat het een heenwijzing is naar het bloed van Christus. Hij schrijft daarom ergens: „Worden onze kinderen niet zalig, dan alleen omdat er gezegd is: Ik ben de God van uw zaad? Zonder deze grond mogen ze zelfs niet eens gedoopt worden! Hun zaligheid is verzekerd door de belofte.” Ook theologen als Revius, Ursinus en Polyander dachten in deze lijn. Elk kind in de gemeente krijgt de zaligheid toegezegd. Als een kind sterft, mag daarom niet aan diens zaligheid getwijfeld worden, ongeacht of de ouders godzalig waren of niet.
Ten slotte is er nog een categorie theologen die zegt dat alleen uitverkoren kinderen zalig zijn. „Niet het verbond, maar de verkiezing als wezen van het verbond is voor deze mensen bepalend voor de zaligheid van jonggestorven kinderen. Mensen als Theodorus Beza en Bernardus Smytegelt waren deze mening toegedaan. Omdat we niet weten welke kinderen uitverkoren zijn, zoekt men troost bij kinderen van God die zeggen daar licht over te hebben gekregen.”

In uw boek schrijft u dat u zich het meest kunt vinden in de gedachten van de tweede groep. Kinderen die binnen het verbond geboren worden en jong sterven, zijn zalig. Hier dacht u eerst anders over?
Aanvankelijk zag ik dat zo niet. Het was niet helder. Ik heb beter leren zien hoe krachtig en betekenisvol de belofte van God is. De kracht van die belofte is voor godzalige ouders van jonggestorven kinderen een enorme troost.”

Overgeven
Wat zegt u tegen ouders van wie een jong kind is gestorven is en die erg worstelen met die vraag: waar is ons kind?
„Je loopt als theoloog het gevaar om direct met allerlei antwoorden te komen. Ik luister allereerst naar de worstelingen en de twijfels. Je probeert ouders te laten uitspreken. Daar moet wel plaats voor zijn. Ik probeer er achter te komen, waarom ze die vraag stellen. Samen proberen we dan een weg te zoeken door de Schriften heen. Wel zou ik in het begin al willen benadrukken: zeg niet te snel dat je kind verloren is. Lees eerst de Schrift en de Belijdenis eens door.”

Maar zou u niet op grond van de verbondsbelofte en op grond van wat we lezen in de Dordtse Leerregels zeggen dat ouders mogen geloven dat hun kind bij God is?
„„Nee, dat zou ik zo niet zeggen. Uiteindelijk lees je in de Dordtse Leerregels ook niet expliciet dat alle verbondskinderen zalig worden. Zij spreken op een heel voorzichtige en evenwichtige manier. Ze zeggen niet: alle verbondskinderen zijn zalig. Er staat ook niet: alle kinderen van godzalige ouders zijn zalig. Nee, er wordt op een heel voorzichtige manier geformuleerd. Er staat: ‘Zo moeten godzalige ouders niet twijfelen aan de zaligheid van hun kinderen, die God in hun kindsheid wegneemt.’ Ze spreken niet zo zeer hun gedachte uit over de staat van het kind. Het is God die daarover beslist. Ze willen twijfelende ouders wijzen op teksten in de Schrift. Ze zeggen eigenlijk: lees dit nu eens, en dat. Twijfel dan niet, maar geef het kind over in Gods handen. Geloof dat Hij je kind heeft zalig gemaakt.”

Maar dan zeg je toch eigenlijk hetzelfde?
„Ja, maar niet per conclusie. Je dringt erop aan dat het een plaats mag krijgen in het geloof. Het geloof is een heel persoonlijke zaak. Daarom wijzen de Dordtse Leerregels ook de godzaligheid van de ouders aan. Godzalige ouders zijn mensen die door wedergeboorte en geloof deel gekregen hebben aan het bloed van Jezus Christus. De beloften die in de Bijbel staan, hebben ze leren omhelzen en er kracht uit leren putten. Maar dat is wel een strijd en een worsteling. Ook als iemand tot geloof komt is het niet altijd: ik ben zalig, ik ga naar de hemel. Het ene moment sta je op de toppen van het geloof en zeg je: ik roem in God en prijs het onfeilbaar Woord. Een andere keer kun je in de diepte verkeren. Zeker als je gezondigd hebt, kun je zeggen: is het allemaal wel voor mij? Heb ik me niet vergist?
Die geloofsworsteling wordt in de Dordtse Leerregels onder woorden gebracht, ook ten aanzien van jonggestorven verbondskinderen. Je kunt vanuit de Bijbel, de Dordtse vaderen en de oudvaders concluderen: de belofte van God is voor hen genoegzaam tot zaligheid. Dat maakt een kind zalig. Die conclusie trek ik zelf ook. De vraag is alleen: komen ouders daar nu wezenlijk verder mee? Ja, als het gaat om het kind. Ze mogen hun kind aan God overgeven en hoeven niet met angst en onzekerheid te blijven rondlopen. Maar ben je daar zelf verder mee gekomen? Het gaat erom: hoe is mijn relatie met God? Het kind van Jerobeam bijvoorbeeld is zalig geworden. Maar is Jerobeam daar zelf verder mee gekomen? Hij heeft zelf de echte troost daar niet van gehad. Het is een man die omgekomen is in zijn zonden. De Dordtse vaderen willen de ouders wijzen op het punt: hoe is je eigen relatie tot God?”

(Dit artikel is een bewerking van een interview met ds. Kempeneers voor het EO-radioprogramma Kerk in beweging dat vorige maand werd uitgezonden op Radio 5)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 2007

De Wekker | 16 Pagina's

Waar is ons kind?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 2007

De Wekker | 16 Pagina's