Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opgewekt tot onze rechtvaardigmaking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opgewekt tot onze rechtvaardigmaking

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Pasen, dag der opstanding, – welk een dierbaar Evangelie verkondigt u ons! Een ledig graf zien wij, en daarboven gaat de stralende zon op. En het ledige graf roept mij toe: De schuldbrief is verscheurd en alles is betaald! God heeft het offer, de verzoening voor onze zonden, welke in Christus' dood was tot stand gebracht, aangenomen. Het geldt, het geldt voor eeuwig, in de hemel, op aarde en in de hel, wat Hij in Zijn uitroep aan het kruis: "Het is volbracht!" had voleindigd. De uiterst zware last valt van het hart. Wie wil verdoemen? Christus is het, die gestorven is, ja veel meer, die ook opgewekt is … Dat zien wij bij het ledige graf, in de opstanding van onze Heere Jezus Christus." [Dr. H.F. Kohlbrugge in Der Evangelische Sonntagsbote, 21 april 1867].

Het lijdt geen twijfel: de Heere is waarlijk opgestaan! Het feest van Pasen verwijst naar een reëel en dateerbaar feit. Een heilsfeit weliswaar, maar desalniettemin een in de mensengeschiedenis concreet aanwijsbaar gebeuren. Het heeft plaatsgevonden ‘op de eerste dag van de week’ in het nieuwe graf dat toebehoorde aan Jozef van Arimathea in Jeruzalem. Daar en toen.
Het is overigens geen onweersproken feit. Dat geldt al vanaf het begin. Niet zodra is het gerucht door de verschrikte soldaten gemeld bij de autoriteiten, of er komt een beweging op gang die koste wat kost de idee van de opstanding van Jezus weersproken wil zien. ‘Dit woord is verbreid geworden bij de Joden tot op de huidige dag.’

Toch hebben wij aan het getuigenis van de Schrift genoeg om te geloven en te belijden dat de Heere waarlijk is opgestaan. We laten ons ook niet aanpraten dat de overlevering aangaande het lege graf maar van secundaire orde is. Als zou het apostolische getuigenis aangaande de levende Christus – met name dat van Paulus, gericht aan de gemeente van Korinthe – iets anders tot achtergrond hebben dan de lichamelijke opstanding van de Heere Jezus. De engelen hebben het verkondigd en getoond: niet alleen het graf is leeg, ook de grafdoeken zijn leeg.

Wat nut ons?
Ondertussen hebben de opstellers van de Heidelbergse Catechismus deze vraagstelling geen woord waardig gekeurd. De feitelijkheid van Christus’ opstanding is voor hen boven alle twijfel verheven. Ze is uitgangspunt van hun belijdenis. Direct en zonder omwegen stoten ze in zondag 17 door naar de geestelijke vrucht van dit heerlijke heilsfeit: “Wat nut ons de opstanding van Christus?”
Het is de toon van het geloof waarop onze catechismus hier spreekt. Over een geheim dat toch feit is en over een feit dat geheimenis blijft. Buiten alle twijfel, de verborgenheid van deze godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het vlees en is tevens gerechtvaardigd in de Geest [1 Tim. 3: 16]. Het is de toon van het geloof dat, tégen alle twijfel en aanvechting ìn, belijden gaat van deze opgestane Meester: “Mijn Heere en mijn God!”

Tegelijkertijd kiest onze belijdenis de toon van de verkondiging. Opmerkelijk is dat er op die eerste Paasdag gepreekt is. Het evangeliewoord van de Opgestane is verkondigd. Aan wie het maar horen wilde. Of beter nog: aan hen die er aanvankelijk geen oor en geen oog voor hadden. Maar die er voor ingewonnen worden. Door de levende Christus Zelf. Als Hij van Zichzelf doet verkondigen: “Wat zoekt u de levende bij de doden? Hij is hier niet, Hij is opgestaan. Zoals Hij u al had gezegd!” De afgewentelde steen dient als preekstoel. De hemelboden worden ingeschakeld. Nee, denk niet dat die steen moest worden weggerold om de opgestane Levensvorst toegang te verschaffen tot buiten het graf. Hij zou diezelfde dag door een dichte deur heendringen. Geen macht hield Davids Zoon bekneld.

Nee, de opzij gerolde steen was er niet voor Hem, maar is er voor hen: voor de leerlingen en de vrouwen tot wie de prediking van de opstanding komen moet. Ze komt van boven, met gezag: “Hij is opgestaan!” Wel, zo kiest ook de catechismus het niveau van de verkondiging: “Christus heeft door Zijn opstanding de dood overwonnen, opdat Hij ons de gerechtigheid, die Hij door Zijn dood ons verworven had, kon deelachtig maken …”

De dood overwonnen
Ik schrijf deze letters op de dag dat de krant melding maakt van een verschrikkelijke aardbeving in Italië. De stad L’Aquila, een middeleeuwse vestingplaats met veel romaanse en gotische monumenten, is vrijwel geheel verwoest. Aangrijpender nog is de dood van vele tientallen inwoners, waaronder veel kinderen. Wie zei nu dat de dood overwonnen is? Op dezelfde voorpagina lees ik dat er weer een Nederlandse militair is omgekomen in Uruzgan. Een knul van twintig jaar. Nog maar net blozende knaap af. En blader ik drie pagina’s verder, dan stuit ik op een bladzijde, vrijwel geheel gevuld met rouwadvertenties. Dit keer vooral ouderen. Maar dan toch … Nog steeds zegt het graf niet: het is genoeg. Hoorde ik nu dat de dood overwonnen is? En wie weet of er al niet een dodelijke ziekte onder mijn eigen leden woekert. Of in uw of jouw lichaam … De dood overwonnen?

En toch! Waar en hoe? Daar in Jeruzalem. Toen de gekruisigde en begraven Zoon des mensen opstond uit het graf. Tweeduizend jaar geleden. In Zijn opstanding uit de dood heeft Hij het getoond: dat Hij over de macht van de dood heeft gezegevierd. Dat Hij de dood heeft gedood en het leven aan het licht heeft gebracht. Maar een zege is er slechts na strijd. Dat gevecht heeft Hij ook geleverd. Hij heeft de overste van duisternis en dood getrotseerd en hem in beginsel uitgeschakeld. Het is de dood die ons allen in z’n macht heeft. Want hij is degene aan wie we ons hebben uitgeleverd. Het is immers door de zonde dat de dood deze wereld en ons leven binnengekomen is. Wij hebben zelf de deur voor de zonde open gezet en daarmee voor verdriet en ziekte en verderf en dood. Vooral de geestelijke dood, die is de ergste. Want ze heeft ons afgesneden, losgemaakt van de levende God. Maar nu heeft Christus het leven verworven.

En dat is het wonderlijke. Hij deed het niet voor Zichzelf. Maar Hij deed het voor anderen. Voor zondaren die dood zijn door de misdaden en de zonden. Degenen die Hij op Zijn hart meedroeg: het kruis op, het graf in – en het graf uit … Hij deelt het door Hem verworven leven uit. Hij geeft de Zijnen er deel aan. Nee, dat is nog niet (altijd) te zien. Het lijkt alsof in deze wereld de dood nog steeds de machtige is. Alsof de kop van de slang nog niet vermorzeld is. Wat een tranen en zuchten zijn er nog steeds. Maar het geloof weet het. Het heeft een stem gehoord. Het is de stem van deze levende Zaligmaker. Die het aan Zijn kerk heeft beloofd: “Ik leef en gij zult leven!” [Joh. 14: 19]. Diezelfde Johannes heeft het uit de mond van de verhoogde Christus nog eens gehoord: “Vrees niet. Ik ben de Eerste en de Laatste en de Levende. Ik ben dood geweest en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels van de hel en van de dood” [Openb. 1: 17, 18].

Deel aan gerechtigheid
Door Zijn dood heeft de Heere Jezus de gerechtigheid verworven. Door Zijn opstanding kan Hij die gerechtigheid uitdelen. Zo zegt de catechismus het. Zo leest de kerk van de Reformatie dat in de Schrift. Onder andere bij Paulus in zijn brief aan de Romeinen: “… Jezus, onze Heere, die overgeleverd is om onze zonden en opgewekt is om onze rechtvaardigmaking” [Rom. 4: 25]. Of bij Petrus in zijn eerste brief waar sprake is van de lof aan “de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren (doen worden), tot een levende hoop, door de opstanding van de Heere Jezus Christus uit de doden” [1 Petr. 1: 3].

Gerechtigheid, wat is dat? Het is dat wat de mens heeft verloren door zijn los van God geraakt zijn door de zonde. Het is tegelijkertijd dat wat u en ik nodig hebben om getroost te leven en zalig te sterven. Gerechtigheid, het is die zuivere en ongestoorde verhouding met de Heere, onze Schepper, die mij volmaakt doet zijn in Zijn ogen, helemaal in overeenstemming met Zijn bedoeling en geheel conform Zijn heilige Wet. Die gerechtigheid verwerf ik zomaar niet door mijn best te doen en mij ijverig in te spannen. Het zal me nooit en te nimmer lukken. Integendeel, ik moet erkennen dat helemaal waar is wat Paulus van elk mens en dus ook van mij zegt: “Er is niemand die goed doet. Er is niemand die God zoekt. Ook niet tot één toe. Opdat de mond van elk mens wordt gestopt en de hele wereld voor God verdoemelijk zij” [Rom. 3].

Maar nu heeft Christus door Zijn dood de gerechtigheid die ik behoef, verworven. Het is een volkomen gerechtigheid. Het is de gerechtigheid die redt van de dood. Hoe weet ik dat? Ik zie het in de opstanding van Christus. Want die opstanding die Hij in eigen kracht volbracht, is tegelijkertijd een opwekking door Zijn Vader. En daarmee een expliciete goedkeuring van Christus’ werk door Zijn Vader. De Heere Jezus heeft permissie ontvangen om door Zijn Geest die gerechtigheid ook uit te delen aan allen die erom verlegen zitten. Waar dan heen? Tot Hem alleen!

J.M.J. Kieviet
(Ds. J.M.J. Kieviet is predikant in Dordrecht.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 2009

De Wekker | 16 Pagina's

Opgewekt tot onze rechtvaardigmaking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 2009

De Wekker | 16 Pagina's