Daniël in de leeuwenkuil, Daniël 6 (Daniël 5)

We ontmoeten Daniël in dit hoofdstuk als “vice-president” onder koning Darius van het rijk van Meden en Perzen, dat na het Babylonische rijk kwam. Darius is hoogstwaarschijnlijk de generaal onder wiens leiding Babel werd ingenomen en die door Cyrus (of Kores) de Pers, tot heerser over de stad werd aangesteld. Daniël moet heel oud zijn, in de 80. Met twee andere vertrouwelingen van de koning vormt hij het driemanschap dat over 120 stadhouders gaat. Daniëls taak: de koning mag geen schade lijden (vers 3). Hoe heeft Daniël dit kunnen doen zonder in gewetensnood te komen? Daniël behartigt de belangen van de koning zelfs zo voortreffelijk, dat die met het plan speelt hem een nog hogere positie te geven.

Vijandschap
Daniëls voorbeeldige gedrag wekt vijandschap op bij zijn ondergeschikten en collega’s. De situatie doet denken aan die van Daniëls vrienden uit hoofdstuk 3. Daniëls gangen worden nagegaan en men probeert iets te vinden waarop hij kan worden aangeklaagd. Maar zonder resultaat! In alle opzichten is Daniël trouw en oprecht. Een geweldig getuigenis! Ze kunnen nog maar één ding bedenken: Kunnen we iets vinden op het punt van de wet van zijn God (vers 6)? Maar ook hierin valt op Daniël niets aan te merken. Ieder mocht zijn eigen godsdienst uitoefenen zolang het belang van de koning maar niet in geding was. Dan zit er niets anders op dan een conflict met de wet van de Here te creëren door de landswet aan te passen. Dat stellen ze voor door een tijdelijke wet van kracht te laten worden, dat niemand gedurende 30 dagen zich met een verzoek of een gebed tot wie dan ook, god of mens, mag richten, dan alleen tot de koning, op straffe van de dood. Ze stellen dus voor dat de koning zich een maand als god laat vereren. Ze krijgen de medewerking van koning Darius doordat ze op zijn ijdelheid inspelen en bedrieglijk zeggen dat álle rijksbestuurders achter deze wet staan (vers 8), dus ook Daniël.

Gods macht
De reactie van Daniël op de wet die is uitgevaardigd, lijkt niet zo handig: zodra hij ervan hoort, gaat hij naar zijn bovenkamer met vensters richting Jeruzalem en bidt tot de Here (vers 11). Het is misschien niet eens een moment op de dag dat hij gebruikelijk in gebed is (dat zal ’s morgens, ’s middags en ’s avonds zijn geweest, vgl. Psalm 55: 18)! Daniël houdt vast aan zijn dienst aan God in het openbaar, ook nu dat hem zijn leven kan kosten. Maar juist gezien de ernst van de aanval op de dienst aan God, zoekt Daniël kracht en raad bij Hem. Naast de dreiging van de leeuwen straks, is deze wet de eerste dreiging van de satan! Ze geven Daniël aan bij koning Darius en hoewel die nu hun ware bedoeling inziet, kan hij niet anders dan Daniël veroordelen tot de leeuwenkuil. Ook de koning is onderworpen aan een wet van Meden en Perzen. Darius veroordeelt Daniël, terwijl hij bidt tot Daniëls God: Uw God, die gij zo trouw dient, moge u redden! Die nacht vast de koning voor het behoud van Daniël (vers 17, 19).

Gods macht wordt aan de koning geopenbaard, als de volgende dag blijkt dat Gods engel de leeuwen in toom gehouden zodat ze Daniël geen haar gekrenkt hebben.
Voor Daniëls tegenstanders wordt het spreekwoord waar: “wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in”.
Koning Darius laat opnieuw een bevel uitgaan, dat niets anders is dan een belijdenis dat de God van Israël de levende God is. Zijn koningschap is een eeuwig koningschap!

Gespreksvragen
1. Hoe vaak bid jij? Heb jij vaste momenten voor gebed en het lezen van de Bijbel? Waarom wel/niet?
2. Vind je het terecht dat er op het gedrag van christenen scherp wordt gelet en dat van hen meer wordt verwacht dan van anderen, en betekent dat iets voor jouw gedrag? Vergelijk Titus 2: 7.
3. Bespreek de volgende mogelijke reacties van Daniël op de uitgevaardigde wet; waarom heeft hij niet één van deze mogelijkheden gekozen?
a. God heeft nergens bepaald hoe vaak we moeten bidden, dus een maandje niet bidden is niet erg.
b. God heeft nergens bepaald op welke manier we moeten bidden, dus deze maand bid ik wel ’s nachts in het verborgene.
c. Ik kan als hoge bestuurder veel betekenen voor het Joodse volk, dus ik mag mijn leven niet op het spel zetten en ben gehoorzaam aan de wet van de koning.
4. Daniël was een loyale onderdaan van de heidense overheid, zelfs zo dat hij jarenlang in de top van die regeringen zat. Besef dat dit heidense koningen waren die afgoden dienden! Hoe heeft Daniël deze positie steeds kunnen innemen of denk je dat hij wel eens vuile handen heeft moeten maken? Waarom is hij nu ongehoorzaam? Lees hierbij Johannes 17: 14- 15, 1 Petrus 2: 13-17 en 1 Petrus 5: 8-9.
5. Kent ons land wetten die botsen met de wet van de Here, of ben je wel eens bang dat onze regering dergelijke wetten zal invoeren? Noem eens voorbeelden (denk aan wetten op het gebied van relaties, onderwijs, arbeid, godsdienst); hoe reageer je als je ermee te maken zou krijgen?
6. Hebr. 11: 33-35 spreekt van wonderlijke reddingen van de dood, vers 37 daarentegen maakt melding van de marteldood van gelovigen. Zijn er redenen te noemen waarom God de één bewaart en de ander niet?

A. Hakvoort
Ds. A. Hakvoort is predikant te Middelburg.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen