Eenheid

Verleden
De van God afgevallen mensheid vormt een zondige eenheid: Er is niemand die God zoekt, ook niet tot één toe. De gevallen mens is geestelijk dood. Geestelijk doden liggen allen onder de rechtvaardige toorn van God. In het paradijs is de band met God doorgesneden. De mens is dood door de misdaden en de zonden: hij is een gewillige slaaf van de zonde en heeft daar geen last van. Er is geen geestelijk leven te bespeuren in de mens die God de rug heeft toegekeerd. Van Gods kinderen in Efeze staat dan ook terecht in de Bijbel dat zij voor hun bekering dood waren. Een lichamelijk dode ziet en hoort niets, voelt niets, spreekt niet en beweegt zich niet. Met een geestelijk dode is het anders: hij ziet, hoort, spreekt, denkt en loopt, maar hij doet alles op een zondige manier. Dit getuigt van vijandschap tegen God. Een onbekeerd mens kijkt graag naar zondige dingen, hoort graag zondige dingen, denkt na over zondige dingen en gaat graag naar plaatsen waar gezondigd wordt. De Dordtse Leerregels belijden het volgende in hoofdstuk III/IV, 1: De mens is naar het beeld van God geschapen, versierd in zijn verstand met ware en zalige kennis van zijn Schepper en andere geestelijke dingen; in zijn wil en hart met gerechtigheid; in al zijn genegenheden met zuiverheid en is zo helemaal heilig geweest. Maar door het ingeven van de duivel en zijn vrije wil van God afwijkende, is alles in het tegenovergestelde veranderd.

Heden
De Heere heeft naar Zijn welbehagen wonderen gedaan in Efeze. Hij heeft dode zondaren levend gemaakt. ‘Ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons levend gemaakt met Christus.’ Daarin zijn al Gods kinderen één. Zij kennen het wonder van de wedergeboorte. De opgestane Levensvorst, Die nu gezeten is aan de Rechterhand van de Vader, maakt door Woord en Geest dode zondaren levend. Wat Christus verdiend heeft voor de Zijnen wordt hen door wedergeboorte, bekering en geloof gegeven. Al Gods kinderen zijn één in het kennen van het geestelijke leven. We vatten samen wat er beleden wordt in de Dordtse Leerregels over de wedergeboorte in hoofdstuk III/IV, 11: De Heilige Geest verlicht het verduisterde verstand, opent het gesloten hart, vernieuwt de wil en heiligt de levenswandel. De Heilige Geest werkt kennis van God, van zichzelf en van Christus. Het hart dat wijd openstond voor de wereld en alles wat in deze wereld is te vinden, wordt geopend voor de Heere, voor Zijn Woord en voor Zijn dienst. Een pas geboren kind wil van tijd tot tijd voedsel hebben. Zo verlangt een wedergeborene naar onderwijs door Woord en Geest. De gevallen mens wil niet wat God wil. Dat wordt anders door het wonder van de wedergeboorte. De vraag wordt geboren: ‘Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal.’ De dode zondaar brengt geen goede werken voort, de levend gemaakte zondaar brengt als een goede boom vruchten van goede weken voort. Staat u nog buiten dit alles? Smeek om zegen op de prediking en lezing van het Woord. Mag u dit kennen? Dan wacht een heerlijke toekomst.

Toekomst
In dit leven mogen Gods kinderen al iets kennen van het loven en prijzen van de Heere. Uit eigen beweging zouden zij God nooit gezocht hebben. Zalig worden is alleen genade. God is rijk in barmhartigheid. Hij heeft lief met een eeuwige liefde. Uit liefde heeft de Vader Zijn Zoon gezonden. Uit liefde heeft de Zoon Zijn leven gegeven. Uit liefde maakt God dode zondaren levend. Er is niets in de dode zondaar dat de liefde van God kan opwekken. Juist het tegendeel. Er is alle reden dat de toorn van God zou komen. Het is onbegrijpelijke liefde van God dat Hij zondaren bekeert. De liefde komt alleen van Gods kant. Er komt niets van de mens in aanmerking als het gaat over zalig worden. Het is niet uit de werken. Het is alleen genade. Dat geeft oorzaak God te eren. Dat loven van God is al werkelijkheid in dit leven. Dat geeft vreugde in het hart. Eenmaal zullen al Gods kinderen eeuwig zingen van Gods goedertierenheden. Het is een wonder van Gods ontferming uit het zondegraf opgewekt te zijn. De duivel doet er alles aan om Gods werk te verbreken. Hij zaait ook onenigheid tussen Gods kinderen. Maar aan al die onenigheid zal eenmaal een einde komen. In de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde zullen al Gods kinderen volmaakt één zijn in het loven en eren van God. ‘Mijn God, U zal ik eeuwig loven, omdat Gij ’t hebt gedaan.’

A. van Heteren
Ds. A. van Heteren is predikant te Urk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen