Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rama en Rachel in de kerstgeschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rama en Rachel in de kerstgeschiedenis

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tot vijfmaal toe komen we bij Mattheüs in de geboortegeschiedenis de opmerking tegen dat een profetie vervuld is. Dit artikel gaat in op één van die verwijzingen, namelijk de verwijzing naar een wenende Rachel als de kinderen van Bethlehem worden vermoord. Door het citaat laat Mattheüs zien hoe enerzijds het Koninkrijk van God aangebroken is, maar anderzijds we nog mogen uitzien naar een volledige vervulling van alle beloften.

In het Evangelie naar Mattheüs (Matt. 2: 18), bij de geschiedenis van de kindermoord in Bethlehem, staat een verwijzing naar een tekst uit Jeremia: Er is een stem gehoord in Rama, een rouwklacht, een zeer bitter geween: Rachel weent over haar kinderen. Zij weigert zich te laten troosten over haar kinderen, want zij zijn er niet meer (Jer. 31: 15). Het is een opmerkelijk citaat. Wat is de relatie tussen de wenende inwoners van Bethlehem en de wenende Rachel? In het vervolg van Jeremia is duidelijk sprake van een terugkeer uit de ballingschap. Waarom verwijst Mattheüs bij de kindermoord in Bethlehem naar de beloofde terugkeer uit de ballingschap?

Om meer inzicht in het antwoord op deze vragen te krijgen zullen we ons in de eerste plaats moeten afvragen hoe de eerste hoorders en lezers deze tekst hebben begrepen. Daarbij is het van belang op te merken dat het Evangelie naar Mattheüs in de eerste plaats gericht is op mensen met een Joodse achtergrond. Hen probeert Mattheüs ervan te overtuigen dat Jezus werkelijk de beloofde Messias is. Bij de uitleg van het citaat uit Jeremia in Mattheüs zullen we dan ook rekening moeten houden met de wijze waarop de tekst uit Jeremia gelezen werd door de Joden.

De perikoop
Het gedeelte waarin het citaat staat valt uiteen in twee delen. In het eerste deel wordt verteld hoe Jozef, Maria en Jezus naar Egypte vluchten nadat Jozef in een droom gewaarschuwd was voor Herodus (Matt. 2: 13-15). Dit deel eindigt dan met de citaat uit Hosea: ‘Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen’. Het tweede deel (Matt. 2: 16-18) vertelt de kindermoord in Bethlehem en eindigt met het citaat uit Jeremia: ‘Er klonk een stem in Rama, luid wenend en klagend. Rachel beweende haar kinderen en wilde niet worden getroost, want ze zijn er niet meer’.
Het eerste dat opvalt, is de parallel met de oudtestamentische Jozef. In beide gevallen is Jacob de vader (zie Matt. 1: 16), is er sprake van dromen waarin God zich openbaart, gaat Jozef naar Egypte en is er sprake van haat. De oudtestamentische Jozef valt haat van zijn broers ten deel, de nieuwtestamentische Jozef wordt gehaat door Herodus, nota bene een nakomeling van Esau.
De tweede opvallende parallel is de uittocht uit Egypte. Zowel voorafgaand aan de uittocht als voorafgaand aan de vlucht van Jezus en Zijn ouders naar Egypte is sprake van een moord op kleine kinderen. Zoals we later nog meer in detail zullen zien, is er nog een andere opvallende overeenkomst. Jozef zit eerst in de gevangenis, alvorens hij uiteindelijk onderkoning wordt. Aan de uittocht ging een periode van zware beproevingen vooraf. Zo wil Mattheüs de kindermoord in een kader plaatsen.

De geschiedenis van Rachels dood
De tekst in Jeremia die door Mattheüs wordt aangehaald verwijst naar de geschiedenis van de geboorte van Benjamin. Rachel kreeg eerst Jozef. Later is ze opnieuw zwanger. Rachel heeft een zware bevalling en ze overlijdt (Gen. 35). Rachel wil het kind Ben-Oni (ongelukskind) noemen, maar Jakob noemt het Benjamin (gelukskind). Opvallend is dat Jakob Rachel niet in Machpela heeft begraven (waar Abraham en Sara, Izak, Rebekka en Lea begraven zijn; zie Gen. 49: 31), maar ergens in de buurt van de plek waar ze overleden is.
Jeremia haalt deze geschiedenis aan als hij spreekt over een stem die in Rama wordt gehoord. Rama ligt op korte afstand van het graf van Rachel, ten noorden van Jeruzalem.

De profetie van Jeremia
De tekst in Jeremia staat in het deel dat wordt aangeduid als het ‘boek van de vertroosting’ (Jer. 30 t/m 33). In het ‘boek van de vertroosting’ wordt geprofeteerd over het afrekenen met de vijanden van Gods volk, van een terugkeer uit zowel de Assyrische als de Babylonische ballingschap, een hereniging van het 10-stammenrijk en het 2-stammenrijk, een nieuw verbond, een periode van welvaart, een herstel van het rijk, enz.
In dit kader staat de tekst uit Jeremia die door Mattheüs wordt aangehaald. Rama is niet alleen een plaats dicht bij het graf van Rachel, maar ook de plaats waar de ballingen uit het 2-stammenrijk zouden worden verzameld om te worden afgevoerd naar Babel (zie Jer. 40: 1).

Bij citaten in het Nieuwe Testament uit het Oude Testament is het altijd van belang om de oud-testamentische tekst in de context te lezen. En dan valt op dat de tekst uit Jeremia een opvallend vervolg heeft: ‘Er is een stem gehoord in Rama, een rouwklacht, een zeer bitter geween: Rachel weent over haar kinderen. Zij weigert zich te laten troosten over haar kinderen, want zij zijn er niet meer. Zo zegt de Heere: Bedwing uw stem van geween, en uw ogen van tranen, want er is loon voor uw werk, spreekt de Heere. Zij zullen uit het land van de vijand terugkomen, en er is hoop voor uw nakomelingen, spreekt de Heere, uw kinderen zullen terugkomen naar hun gebied.’ De tekst heeft een omslag, die ons doet denken aan de omslag in Genesis. Rachel wil haar kind Ben-Oni noemen, maar Jakob noemt het kind Benjamin. Zo horen we in Jeremia hoe de opmerking dat Rachel weent om haar kinderen wordt gevolgd door de vermaning ‘weerhoudt uw stem van wenen’. De reden hiervoor is dat de ballingen weer zullen terugkeren naar hun vaderland. Wat we verder moeten opmerken is dat Rachel moeder is van Jozef (één van de stammen uit het 10-stammenrijk) en Benjamin (één van de stammen uit het 2-stammenrijk). Rama ligt in het grensgebied van Benjamin (2-stammenrijk) en Efraïm (10-stammenrijk). Zo weent Rachel enerzijds om het 10-stammenrijk dat al in ballingschap is gegaan en anderzijds omdat het 2-stammenrijk nog in ballingschap zal gaan. Het vervolg van de tekst in Jeremia wijst op de terugkeer van de ballingen uit beide ballingschappen en de komst van de Messias.
De terugkeer uit de ballingschap wordt in het Oude Testament vaker verbonden met de komst van de Messias. Dat lezen we al bij de zegen en vloek in Deuteronomium (Deut. 30: 1) en dat komen we later veelvuldig tegen bij de profeten (Jes. 11: 11, Jer. 29: 14, Jer. 30: 3, Ez. 20: 41, Ez. 37: 21, Micha 2: 12, Micha 5: 1, enz.). Door de verwijzing in Mattheüs naar deze tekst in Jeremia krijgt de kindermoord in Bethlehem een bijzondere betekenis. Het wenen van Rachel wordt gevolgd door een aankondiging van de terugkeer uit de ballingschap en de komst van de Messias. Zo wil Mattheüs duidelijk maken dat de kindermoord vreselijk is, maar toch gevolgd zal worden door een messiaanse heilstijd.

De vijf vervullingscitaten in Mattheüs
In de geboortegeschiedenis in Mattheüs wordt vijf maal een tekst uit het Oude Testament geciteerd. Het eerste citaat is de tekst over de maagd die zwanger zal worden (Jes. 7: 14), de tweede is de bekende tekst waar wordt geprofeteerd over de geboorte van de Messias in Bethlehem (Micha 5: 1). De derde verwijzing in Mattheüs spreekt over de Uittocht uit Egypte (Hosea 11: 1). Dan komt de verwijzing naar Jeremia – het onderwerp van dit artikel – en tot slot is er nog een verwijzing naar Jesaja als Mattheüs vermeldt dat Jezus naar Nazareth verhuist (Jes. 11: 1). Als we deze vijf citaten in hun verband lezen dan blijkt dat bij herhaling door Mattheüs profetieën in herinnering geroepen worden waarin gesproken wordt over de terugkeer uit zowel de Assyrische als Babylonische ballingschap, de hereniging van het 10-stammenrijk en het 2-stammenrijk, en een messiaanse heilstijd wordt aangekondigd. Profetieën die overwegend nog niet letterlijk zijn vervuld.

De Joden uit de eerste eeuw na Chr. hadden moeite met het feit dat het Oude Testament zowel spreekt over de overwinnende Messias als de lijdende Messias. Deze twee beelden kon men niet met elkaar rijmen. Men legde de nadruk op de overwinnende Messias en als we de Evangeliën lezen dan zien we dat de Joden grote moeite hadden om te begrijpen dat Jezus moest lijden. En we kunnen begrijpen dat de kindermoord in Bethlehem voor de Joden haaks stond op het beeld dat men van het messiaanse rijk had.
Mattheüs geeft een ander antwoord. Door te verwijzen naar Jozef, die immers ook eerst slaaf was alvorens hij koning van Egypte werd. En aan de uittocht ging ook een periode van verdrukking in Egypte vooraf. De ballingschap zou worden gevolgd door een terugkeer. Zelfs David, de grote koning, moest voordat hij koning werd vluchten voor Saul. In die zin zijn dit allemaal voorbeelden hoe lijden voorafgaat aan heerlijkheid. Zoals Jezus Christus later aan de zgn. Emmaüsgangers zou uitleggen: ‘Moest de Christus dit niet lijden en zo in Zijn heerlijkheid ingaan?’ (Luk. 24: 26).

Een onvervulde profetie
Maar hoe zit het dan met het messiaanse rijk? De terugkeer uit de ballingschap? De hereniging van de beide rijken? We kunnen er niet om heen dat Mattheüs nadrukkelijk verwijst naar profetische teksten die dit aankondigen. Vrijwel aan het eind van het Evangelie naar Mattheüs (Matt. 24) komt Jezus Christus daarop terug. Er zal eerst een tijd aanbreken van oorlogen, hongersnoden, aardbevingen, misleidingen en vervolgingen voordat de Messias zal terugkomen. Zoals de vervulling van de profetieën over de lijdende Messias centraal stond bij de eerste komst van de Messias, zo zal de vervulling van de profetieën over de overwinnende Messias centraal zal staan bij de wederkomst van de Messias. De eerste komst tekent ons Jezus Christus als Lam dat geslacht is, de tweede komst als leeuw uit de stam van Juda (Openb. 5: 5-6).

Mattheüs wil aangeven dat weliswaar enerzijds het Koninkrijk van God is aangebroken, maar dat er anderzijds sprake is van een nog onvolledige vervulling van alle beloften. Er is nog leed in de wereld, er is nog veel dat tegen Gods wil in gaat. Ook al proberen velen de kerstperiode het aanzien te geven van vrede en gerechtigheid, de werkelijkheid is dat de romantische sfeer maar schijn is en de werkelijkheid vaak rauw. Ook als gelovigen kunnen we te maken krijgen met ziekte en leed. Mattheüs leert ons om die werkelijkheid onder ogen te zien, en te beseffen dat het Koninkrijk van God enerzijds gekomen is en dat degenen die in Jezus Christus geloven daar iets van mogen zien, en anderzijds nog geopenbaard zal worden in volle glorie. Zo mogen we in deze periode uitzien naar de wederkomst, als alle beloften volledig in vervulling zullen gaan, en God alle tranen van de ogen zal wissen (Openb. 21: 4).

Bas Krins is lid van de CGK Emmen, theoloog en auteur van het boek “Profetieën in vervulling; Uitleg van de Openbaring aan Johannes in het licht van de onvervulde profetieën van het Oude Testament”.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 2013

De Wekker | 20 Pagina's

Rama en Rachel in de kerstgeschiedenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 2013

De Wekker | 20 Pagina's