Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zuiver zingen naar de Schriften

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zuiver zingen naar de Schriften

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lange tijd was het heel eenvoudig in de kerk van de reformatie in Nederland: binnen de eredienst mochten slechts de 150 psalmen en een paar gezangen gezongen worden. Wie van dat principe afstapt, moet goed weten wat hij doet. Richtlijnen voor het toetsen van gezangen op bruikbaarheid in de eredienst zijn dan onontbeerlijk.

Artikel 69 van de oude Dordtse Kerkorde is duidelijk: ‘Inde Kercken sullen alleen de 150 Psalmen Davids, de thien Geboden, het Vader onse, de 12 Articulen des Geloofs, de Lofsanghen Mariae, Sachariae, Simeonis ghesonghen worden. t’Ghesangh, O God die onsen Vader bist, wordt inde vryheydt der Kercken ghestelt, om t’selve te gebruycken ofte naer te laten. Alle anderen gesanghen salmen uyt de Kercken weren, ende daerder eenighe albereets inghevoert zijn, salmen de selve, met de ghevoegelijckste middelen afstellen.’ Dit artikel is in 1619 het uitvloeisel van een gegroeide praktijk, sinds de Gereformeerde Kerk in 1566 haar eerste psalmboek kreeg. Daar stonden toen precies de zeven gezangen in die hier met name genoemd worden. Dat er in 1619 al wat meer gezangen in de psalmboeken staan, laten de Dordtse vaderen in het midden.

Deze praktijk van het alleenrecht van de psalmen heeft lange tijd de eredienst in de Nederlandse kerken van gereformeerde signatuur gestempeld. En ieder die geen vreemdeling in kerkelijk Jeruzalem is, weet dat dat voor een groot deel van de gereformeerde gezindte nog steeds geldt.
Vanaf 1773, als de Staatsberijming wordt ingevoerd, komt er in de Gereformeerde Kerk echter een beweging op gang die niet meer te stuiten zal blijken te zijn: een roep om méér dan de oudtestamentische psalmen. Juist de commissie die ‘1773’ heeft samengesteld, wil direct verder: nu moeten er ook gezangen komen. En die komen er ook, met de beruchte bundel ‘Evangelische Gezangen’ van 1806. Vervolgens wordt het (verplicht moeten) zingen van gezangen een sjibbolet: de Afscheiding van 1834 is er deels door te verklaren.

Ontwikkeling
Maar ook binnen de meeste kerken die uit de afscheiding en/of doleantie voortkomen, komt vroeg of laat de gezangenkwestie naar boven. Bekend is de ontwikkeling binnen de Gereformeerde Kerken (GKN). Terwijl er aanvankelijk grote huiver is voor het gezang, wordt er op de synode van 1933 toch een uitbreiding van de bundel ‘Eenige Gezangen’ vrijgegeven: in plaats van 12 zijn er nu 29 liederen. Binnen de GKN in Hersteld Verband gaat het in die tijd nog veel sneller, mede door de tomeloze ijver van iemand als ds. H. Hasper.

Binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) wordt lang vastgehouden aan artikel 69 van de DKO. Er is op synodes wel sprake van gezangen, maar dan voor gebruik naast de eredienst. Voor dat doel verschijnt in 1882 bijvoorbeeld de bundel ‘Stem en Snaren’. Als het gaat om de eredienst blijft het tot 1950 echter bij het oude.

In de huidige CGK-kerkorde (2011) is te zien hoe het daarna verdergaat. Aanvankelijk wordt een enkel extra lied vrijgegeven (1959). Vervolgens geeft de synode van 1974 negentien Bijbelliederen uit het Liedboek voor de kerk vrij. Vijftien jaar later mogen ook de Bijbelliederen uit de uitgave ‘Schriftberijmingen’ gezongen worden, net als twee nieuwe door de deputaten aangedragen liederen.

In 2004 wordt een nieuwe stap gezet. In de kleine lettertjes van artikel 69 staan nu vier criteria waaraan liederen die niet door de synode zijn vrijgegeven, moeten voldoen: ‘1. De liederen moeten het heilshandelen van God zodanig vertolken dat zij met het geheel van Gods heilsopenbaring in overeenstemming zijn en van de Geest der Schriften doordrenkt zijn. 2. De liederen moeten confessioneel verantwoord zijn. 3. De liederen moeten liturgisch verantwoord zijn. 4. De liederen moeten literair en muzikaal op niveau zijn.’ Met deze stap is binnen de CGK het principe van het selecteren van liederen op landelijk niveau losgelaten en ligt de verantwoordelijkheid voor de toetsing van het lied op plaatselijk vlak.

Recent werd binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKv) eenzelfde stap gezet. Terwijl tot voor kort alles landelijk geregeld en geselecteerd werd, heeft de synode nu het nieuwe Liedboek (2013) vrijgegeven. Iedere GKv-gemeente moet in die visie zelf haar ‘muziekprofiel’ bepalen en vervolgens kijken welke liederen daarbij passen.

Brochure
In zo’n klimaat bestaat het gevaar, ook als je vier algemene criteria formuleert, dat iedere kerkenraad en/of predikant ‘doet wat goed is in zijn eigen oog’ en ieder opnieuw het wiel uitvindt. Daarom heeft de CGK-synode aan deputaten eredienst de opdracht gegeven te komen met een handreiking waarin de criteria nader worden uitgewerkt. De brochure ‘Zuiver zingen’ (2009) is daar de neerslag van.

De deputaten geven zelf al aan dat het formuleren van waterdichte criteria niet mogelijk is. ‘Het is een illusie te denken dat een sluitend stelsel van criteria is te bedenken waarmee alle vormen en inhouden van liederen beoordeeld kunnen worden’, zo schrijven ze terecht.
Vervolgens komen ze met een heel praktische uitwerking van de vier richtlijnen, waarbij ter illustratie steeds een aantal liederen is afgebeeld. Wat opvalt bij de uitwerking van de twee eerste criteria (Schrift en belijdenis), is dat vrijwel alleen positieve voorbeelden worden gegeven: liederen waarin wél de volle breedte van de Schrift doorklinkt en die wél blijven binnen de bandbreedte van de belijdenis. Alleen lied 490 uit het oude Liedboek wordt genoemd als voorbeeld van hoe het niet moet: dat is te horizontalistisch. De uitwerking van criterium 1 en 2 had aan kracht gewonnen als met voorbeelden was duidelijk gemaakt wanneer een lied bijvoorbeeld niet binnen de bandbreedte van de belijdenis blijft. Die voorbeelden zijn in het oude Liedboek of de Evangelische Liedbundel (de twee bundels die hier gebruikt zijn) wel te vinden …

Objectieve maatstaven
De beide andere synodecriteria zijn eigenlijk heel lastig: wat is ‘liturgisch verantwoord’ en ‘literair en muzikaal van goede kwaliteit’ precies? Geeft iedereen daar niet zijn eigen invulling aan? Kunnen hier eigenlijk wel objectieve maatstaven aangelegd worden?

Als het gaat om liturgisch verantwoorde liederen, wijst de brochure terecht op wat een eredienst is: een ontmoeting tussen Christus en Zijn gemeente. Dat uitgangspunt stelt hoge eisen aan het lied: de hele gemeenschap moet er bijvoorbeeld in mee kunnen komen. En omdat die gemeenschap in een lange traditie staat, verdienen juist de liederen ‘met een sterke kerkelijke traditie’ een plaats in de eredienst. Opvallend is dat opnieuw alleen positieve voorbeelden gegeven worden. Dat ‘Kom Schepper God’ en ‘Lof zij de Heer’ bruikbare liederen zijn en dat ‘God heeft het eerste woord’ en ‘Samen in de Naam van Jezus’ nieuwe liederen zijn waarvan verwacht mag worden dat het geen eendagsvliegen zijn, daar is weinig tegenin te brengen. Maar wat zijn nu liederen die níet passen binnen een gereformeerde eredienst? Voorbeelden te over in de onder ons vigerende bundels. En juist daaraan hebben kerkenraden behoefte.

Op criterium 4 (literair en muzikaal verantwoord) gaat de brochure het meest uitvoerig in. Hier liggen veel voetangels en klemmen: smaak, platvloerse taal tegenover elitaire hoogstandjes, herkenbaarheid en niveau, privémening versus gemeenschapsdenken, eenvoudige en sterk ritmische melodieën. Nu komen wél de voorbeelden van hoe het niet moet: niet te moeilijk (‘Gij zijt voorbijgegaan’) en niet te populair (‘Ik zit op het puntje van mijn stoel’), niet te clichématig (‘Heer, ik kom tot U’) en niet te veel aandacht voor de melodie (‘Komt laat ons deze dag’), niet te veel ritmiek (‘dit is de tijd van zijn dienstknecht Mozes’) en geen melodieën die voor koorzang geschreven zijn (‘Zing, o zing van mijn Verlosser’). Over de voorbeelden kan getwist worden, maar hier worden heel concrete handvatten gegeven, waar iedereen z’n winst mee kan doen. Te vaak nog worden liederen op het eerste gezicht uitgekozen, zonder dat de vraag is gesteld of het lied zingbaar is met een hele gemeente en of de organist ermee uit de voeten kan. In dit kader had de brochure ook aandacht kunnen besteden aan het fenomeen kinderlied, waar dit punt in verhevigde mate speelt.

Psalmen voor Nu
Inmiddels zijn we vijf jaar verder. Sinds de brochure ‘Zuiver zingen’ verscheen, is er alweer het nodige veranderd in kerkmuziekland. Het project van de Psalmen voor Nu gaat bijvoorbeeld door. Als in CGK-kring eenzelfde ontwikkeling plaatsheeft als in GKv-kring, zal de vraag naar deze eigentijdse psalmvertolkingen toenemen. De vrijgemaakte deputaten liturgie en kerkmuziek geven in hun recente ‘Aanvullend rapport’ daarom een handreiking hoe met deze liederen om te gaan, compleet met een lijst van alle tot nu toe verschenen psalmen en hun mogelijke gebruik in de eredienst. Het is te verwachten dat ook de CGK-deputaten niet aan deze bezinning zullen ontkomen.

En last but not least is er het nieuwe Liedboek (2013). Eén van de deputaten, ds. C.J. Droger, heeft al aangegeven te verwachten dat een aantal CGK-gemeenten de bundel zal gaan gebruiken. Het is de vraag of de brochure ‘Zuiver zingen’ in deze nieuw ontstane situatie helemaal voldoet. Het ‘Liedboek. Zingen en bidden in huis en kerk’ is dusdanig vernieuwend als het gaat om vormen en stijlen, dat een aanvullende handreiking voor toetsing nodig zou kunnen zijn.

Werk aan de winkel
Wie het bij de oude DKO-uitspraak van 1619 houdt, heeft het gemakkelijk. Dan kun je weliswaar nog twisten over de vraag of 1773 misschien herzien moet worden, of er ritmisch of niet-ritmisch gezongen moet worden en of de Morgenzang wel voor de eredienst bedoeld is. Maar de grenzen zijn duidelijk. Geeft een kerk echter ruimte aan het vrije lied en kiest ze ervoor om niet langer met een lijst van vrijgegeven liederen te werken, dan is er werk aan de winkel. Want zuiver zingen naar de Schriften en tot opbouw van de hele gemeente, dat is geen sinecure.

Drs. Jaco van der Knijff is lid van de hervormde wijkgemeente (van bijz. aard) Eben-Haëzer te Apeldoorn en muziekredacteur bij het Reformatorisch Dagblad.
Hij studeerde theologie in Apeldoorn en Groningen (kerkmuziek).
Als buitenpromovendus van de Rijksuniversiteit Groningen werkt hij aan een dissertatie over de herkomst van de Eenige Gezangen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 2014

De Wekker | 24 Pagina's

Zuiver zingen naar de Schriften

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 2014

De Wekker | 24 Pagina's