Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ambtsdragerstoerusting: toezien op elkaar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ambtsdragerstoerusting: toezien op elkaar

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eén van de meest bekende en centrale teksten in het Nieuwe Testament waar het gaat om de taak van ambtsdragers, in het bijzonder van ouderlingen, is Handelingen 20: 28, waar Paulus tegen de oudsten van Efeze zegt: "Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, die Hij Zich door het bloed van zijn Eigene verworven heeft".

Het is prachtige een tekst, die nog wel eens wat uit de context geplukt gebruikt wordt, maar die eigenlijk thuishoort in een heel indringend Bijbelgedeelte, namelijk Paulus’ afscheidspreek voor de oudsten van Efeze. Op zijn reis naar Jeruzalem, waarvan Paulus wist dat hem daar waarschijnlijk gevangenschap en de kans om gedood te worden te wachten stond, liet Paulus tijdens een tussenstop in Milete de door hem geliefde oudsten van Efeze bij zich roepen (voor hen een voetreis van twee dagen!), om hen nog één keer te ontmoeten, voorgoed afscheid te nemen en hen met klem nog een aantal dingen mee te geven. En op dat bijzondere moment legt Paulus in zijn preek dan alle nadruk op de bijzondere verantwoordelijkheid die de oudsten mogen dragen, en bindt hij hen op het hart om te onthouden wat ze ten diepste zijn: opzieners over de kudde, Gods duurgekochte gemeente.

Herders
Die woorden herinneren aan een heel oud Bijbels beeld: dat van de zorg van de herder. Naast alle gewone herders die in de Bijbel voorkomen, wordt al in het Oude Testament ook over de Here God als Herder gesproken. Psalm 23 is waarschijnlijk het bekendste voorbeeld. David bezingt in die Psalm het herderschap van God: ‘de Here is mijn herder’. En als ervaren herder vat hij Gods zorg voor hem kernachtig samen met de woorden: ‘het ontbreekt mij aan niets’. Dát is wat een herder doet, zorgen dat het de schapen aan niets ontbreekt. In de Psalm blijkt dat God een Herder is Die met zijn schapen meegaat, hen nergens alleen laat, voor hen zorgt met voedsel en veiligheid, en voor hen instaat. Een Herder met echte liefde voor de schapen.

Maar God wordt niet alleen Herder genóemd, Hij noemt Zich ook Zélf zo. In Ezechiël 34: 31 zegt Hij: “Gij toch zijt mijn schapen, de schapen die Ik weid; gij zijt mensen en Ik ben uw God, luidt het woord van de Here HERE”. God is in Ezechiël 34 diep verontwaardigd over de leiders van het volk, die in Zijn naam voor het volk moesten zorgen, en ook ‘herders’ genoemd werden, maar die geen echte liefde voor de kudde hadden (vs. 8). In Zijn boosheid blijkt echter tegelijk de enorme liefde die God Zélf voor de kudde heeft en de manier waarop Hij Zelf Herder is (heel mooi staat dat in de verzen 11-16). En het hoofdstuk loopt eropuit, dat de Here aankondigt dat Hij die slechte herders weg zal doen, en Zélf voor zijn schapen zal zorgen, door een andere Herder over hen aan te stellen: “Dan zal Ik één herder over hen aanstellen, die hen weiden zal: mijn knecht David. Die zal hen weiden, die zal hun herder zijn.” (vs. 23).

In deze tekst wordt verder gekeken, over David heen, naar de grote Zoon van David: de Here Jezus Christus. Híj is Degene Die wél een echte Herder is, een volmaakte Herder, de Herder bij uitstek. Alles wat Psalm 23 zingt over die liefdevolle Herder, is op Hem van toepassing. Hij zegt in Johannes 10: 14: “Ik ben de Goede Herder en Ik ken de mijne en de mijne kennen Mij, gelijk Mij de Vader kent en Ik de Vader ken, en Ik zet mijn leven in voor de schapen”. De Goede Herder geeft zijn leven voor de schapen, en de schapen volgen Zijn stem en ze vormen één kudde, waarover Hij waakt (Joh. 10: 16,17).

En dan zie je in het Nieuwe Testament vervolgens het prachtige gebeuren, dat ook die oude lijn, van mensen die namens God herder mogen zijn, weer opgepakt wordt. Door de Here Jezus Zelf! Na Zijn opstanding zocht Hij als een echte Herder zijn discipel Petrus op, herstelde de band, en gaf hem de opdracht: ‘hoed mijn schapen’ (Joh. 21: 15-17). En via Petrus wordt de lijn verder doorgetrokken naar de apostelen, en via hen naar de oudsten in de christelijke gemeente, zoals ook hier blijkt, in Handelingen 20: 28.

Opzien
Het woord ‘opzieners’ dat in deze tekst gebruikt wordt, is eigenlijk een heel gewoon Grieks woord dat in allerlei verbanden gebruikt kan worden voor iemand met een toezichthoudende functie. Het kan bijvoorbeeld een opzichter in de bouw aanduiden, een bewaker in de gevangenis, of een opvoedkundige. Maar als het Nieuwe Testament het woord gebruikt, dan is aan die ene heel specifieke manier van opzicht houden gedacht, namelijk: van een herder die toezicht houdt op de kudde. Ouderlingen zijn onderherders over de kudde die Christus heeft gekocht en betaald. Christus is de Eigenaar van de kudde, ouderlingen zijn in dienst genomen werknemers, en net als alle opzieners verantwoording schuldig aan de Eigenaar en Opdrachtgever.

Als onderherders hebben ze tot taak om Christus’ kudde trouw te hoeden (vgl. ook 1 Petr. 5: 2-4). Hoe moeten ze dat dan doen? Paulus noemt in zijn afscheidspreek twee kanten van het ‘opzienerswerk’: het weiden van de kudde en het waken over de kudde. Naar binnen toe moet een ouderling de gemeente weiden (dat is leiden en verzorgen), naar buiten toe moet een ouderling de gemeente beschermen tegen wolven die de kudde binnendringen om de schapen achter zich aan te trekken (vs. 29,30). En zowel het weiden van de kudde, als het waken over de kudde, moet gebeuren met het Woord van Christus (vgl. 1 Tim. 3: 2, Tit. 1: 9).

‘Op uzelf’ …
Nu is het misschien wel een redelijk vertrouwd beeld, ouderlingen als herders van de gemeente, die opzicht houden over de gemeente. Maar het bijzondere is, dat Paulus niet allereerst zegt: ‘wees herders van de gemeente’, maar als eerste: ‘wees herders van elkaar’! ‘Ziet toe op uzelf’! En dat ‘uzelf’ is in de tekst een meervoud: uzelf als gezamenlijke ambtsdragers. Dat is helemaal in lijn met wat je in het Nieuwe Testament steeds ziet: ambtsdragers treden in hun dienst niet als losse individuen op, maar samen. De verantwoordelijkheid die ze dragen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. En dat geldt ook voor de verantwoordelijkheid om opzicht te houden over elkaar.

Onze kerkorde noemt in verband met dat opzicht houden over elkaar dít als specifieke taak van de ouderlingen: ‘toezien dat hun mede-ambtsdragers hun ambt trouw waarnemen’. In het bevestigingsformulier wordt in dat verband bijzondere nadruk gelegd op het toezicht dat ouderlingen hebben te houden op de leer en wandel van de dienaren des Woords, maar ook op hun mede-ouderlingen en diakenen moeten ouderlingen opzicht houden en er op letten of ze hun ambt trouw bedienen.

En dat is een belangrijk onderdeel van het ‘opzien’ op elkaar. Maar tegelijk is het ‘opzien’ daarmee ook wel versmald. Hierboven zagen we dat in het woord ‘opzien’ de hele inhoud van het herderlijke werk meeklinkt, dat twee kanten heeft: het weiden van de gemeente (het leiden en verzorgen) en het waken over de gemeente. De kerkorde geeft ten opzichte van elkaar vooral handen en voeten aan het ‘waken over’, maar het is terecht om de lijnen ook door te trekken als het gaat om het ‘weiden’. (Bijzonder is trouwens dat de kerkorde dat wél doet bij de taak van dienaren des Woords; bij hen staat er: ‘dat zij als goede herders zorg en verantwoordelijkheid dragen voor hun mede-ambtsdragers’!)

Weiden
Bij het weiden van elkaar als ambtsdragers, kun je denken aan de verantwoordelijkheid om elkaar dicht bij Christus te houden en om elkaar te helpen in een goede manier van ambtsuitoefening. Het is bijzonder, als je erover nadenkt, dat dat in de eerste plaats een gezámenlijke verantwoordelijkheid is. Dat vraagt een spreken met elkaar over de dingen van de Here. En gebed voor elkaar. Maar in dat kader past het ook helemaal wanneer een kerkenraad serieus werk wil maken van een stuk toerusting voor het ambtswerk. Daar zijn verschillende vormen voor te bedenken en veel kerkenraden zijn wat zoekend naar een goede vorm die aansluit bij de behoeften en past in de drukke agenda’s, aangezien het toch een extra tijdsinvestering vraagt naast het gewone ambtswerk.

De manier waarop kan dus wat verschillen, maar inhoudelijk gaat het vaak om een stuk kennisoverdracht: wat is de Bijbelse achtergrond van de ambten zoals wij die kennen? Wat zijn de taken die ambtsdragers hebben te vervullen? Maar soms ook specifieker: wat is de achtergrond van allerlei gebruiken in de kerk? Hoe gaan de dingen en waarom doen we ze zoals we ze doen? En: hoe zit het eigenlijk met een kerkverband, kerkelijke vergaderingen, de kerkorde? Er blijken vaak grote onderlinge verschillen in kennis over die zaken, en de gewoonte dat jonge ambtsdragers helemaal ingewerkt en bijgepraat werden door hun oudere ambtsbroeders is lang niet overal meer van toepassing.

Daarnaast vragen ambtsdragers ook steeds meer naar praktische vaardigheden: hoe moet je een huisbezoek afleggen? Hoe voer je een ‘goed’ gesprek? Wat speelt er allemaal onder jongeren? Hoe kun je huwelijkscatechese vormgeven? En wat zeg je op bezoek bij een ernstig zieke? De vragen zijn legio en de mogelijkheden om op allerlei onderdelen professionele kennis te vergaren ook. Het zou goed kunnen dat de nieuwe generatie ambtsdragers meer gestempeld is door een cultuur van professionals, en dat ze tegelijk minder ‘belezen’ is ten opzichte van de oudere generatie, die vaak meer thuis is in de kerkelijke manieren van doen en de geestelijke achtergrond daarvan.

Dat vraagt om andere vormen van toerusting. Maar dan gaat het er misschien wel juist om, om die nieuwe generatie te raken met het bijzondere van het werk dat ze als ambtsdrager mogen doen. Het is niet zomaar een agendaklus tussen alle andere … en ik merk dat het aankomt, en motiveert, als je daar tijdens een toerustingsmoment iets van weet over te brengen. Misschien heeft het weiden wel veel te maken met een elkaar steeds weer wijzen op het bemoedigende en kostbare van het ambtsdrager mógen zijn. En dan staan er in die preek van Paulus eigenlijk hele mooie dingen:

Je bent als opziener aangesteld ‘door de Heilige Geest’: geroepen door God Zelf, Hij staat er achter. En het mag je bij al je eigen zwakheid troosten, dat Híj het werk doet. De gemeente waar je voor mag zorgen is niet jóuw gemeente, maar ‘de gemeente Gods’. En die gemeente is voor Hem van onschatbare waarde: Hij verwierf haar door ‘het bloed van zijn Eigene’, door het bloed van Zijn geliefde Zoon. Wat een wonder dat die gemeente er is, en dat je haar mag dienen! Wat een wonder ‘dat de Zoon van God van het begin der wereld tot aan het einde Zich uit de gehele mensheid een gemeente, die tot het eeuwige leven is uitverkoren, door zijn Geest en Woord in de eenheid van het ware geloof vergadert, beschermt en in stand houdt; en dat ik daarvan een levend lid ben en eeuwig zal blijven’ (HC Zondag 21).

De HERE is míjn Herder
En dan wordt het ook weer heel persoonlijk … Waar er verwondering komt over het feit dat je uit genade bij die gemeente mag horen, dat je bij Hem mag horen, daar komt ook liefde voor het werk, vervulling met de Heilige Geest, wijsheid, nederigheid, dienstbaarheid. Toezien op jezelf, dat betekent ook dat je – juist als ambtsdrager die weet wat het is om druk te zijn met dienen en in beslag genomen te worden door zóveel zorgen in de gemeente – steeds weer wilt luisteren, zittend aan de voeten van de Here Jezus, zoals Maria dat deed (Lukas 10). Zij begreep dat haar Meester niet in de eerste plaats kwam om bediend te worden door haar, maar dat Hij háár wilde dienen, in de meest diepe zin, en dat deel zou haar niet meer worden ontnomen. Je als onderherder tegelijk steeds schaap weten van de Goede Herder, dat geeft de beste toerusting die er is.

Miranda Renkema
Drs. M. Renkema-Hoffman is theologe en lid van de redactie

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 september 2014

De Wekker | 20 Pagina's

Ambtsdragerstoerusting: toezien op elkaar

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 september 2014

De Wekker | 20 Pagina's