Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘De macht dienstbaar maken aan Gods Koninkrijk en aan de gerechtigheid’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘De macht dienstbaar maken aan Gods Koninkrijk en aan de gerechtigheid’

André Rouvoet over christelijke politiek

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na meer dan 25 jaar actieve betrokkenheid in de politiek, zwaaide André Rouvoet in 2011 af als lid van de Tweede Kamer. Maar hij is zijn oude liefde nog niet vergeten. In een restaurant in Breukelen neemt hij ondanks zijn drukke agenda als voorzitter van Zorgverzekeraars Nederland ruim de tijd om over het thema kerk en politiek van gedachten te wisselen.

Zowel het een als het ander liggen hem na aan het hart. Hij spreekt gedreven over de politiek, maar wordt echt enthousiast als hij het over zijn kerkelijke gemeente in Woerden heeft. Daar, in de plaatselijke gemeente, klopt het hart van de christelijke presentie in de samenleving, maakt hij duidelijk. “Dat is de plek waar het allereerst moet gebeuren: in de wijk, dichtbij de kerk.”

Taak van de kerk
Maar eerst gaat het over de verhouding tussen kerk en politiek. “Institutioneel hebben ze niets met elkaar”, stelt hij direct. “De kerk heeft niet de roeping zich te mengen in politieke thema’s. We hebben de tijd van politieke prediking, waarbij de kerk zich expliciet uitsprak over politiek, wel zo’n beetje gehad. De eerste taak van de kerk is toerusting van de eigen leden.
Dat betekent echter niet dat de kerk als een monddode profeet stil in een hoekje moet gaan zitten”, benadrukt hij. “Soms mag de kerk ook publiekelijk niet zwijgen. Ik kan me voorstellen dat kerken zich over thema’s als euthanasie en embryowetgeving uitspreken. Maar altijd als kerk. Een voorbeeld: de kerk kan oproepen tot een humaan asielbeleid, maar heeft niet de roeping om concrete uitspraken te doen over de aantallen asielzoekers die Nederland zou moeten opnemen. Dat is aan de politiek. Dat is wat er met de scheiding van kerk en staat wordt bedoeld: de staat mengt zich niet in wat eigen is aan de kerk, en andersom.”

Overheid in dienst van God
In de christelijke politiek bestaat van oudsher de notie dat de overheid Gods dienares is. Wat betekent dat voor de rol van de kerk?
“Het betekent dat de overheid in dienst staat van God, of ze nu aan die roeping beantwoordt of niet. Romeinen 13 wil niet zeggen dat de kerk op de stoel van de politiek moet zitten, wel dat ze de overheid die hoge roeping moet voorhouden. En voor haar moet bidden.”

Hoe heeft u in uw tijd als politicus de rol van de kerk ervaren?
“Ik heb me in de eigen gemeente altijd gesteund gevoeld. In moeilijke tijden werd er in de voorbeden soms expliciet voor me gebeden, maar ik wist me ook gesteund in het algemene gebed voor de regering. Ik heb me in gebed en meeleven gedragen gevoeld als broeder van de gemeente, niet als fractievoorzitter of minister. En zo hoort het ook.
Breder heb ik de band met de kerk ook als positief ervaren. Toen het debat rond de embryowetgeving speelde, kwam er vanuit de kerken een brief naar het kabinet. Dat vond ik bemoedigend. Meermalen was er tijdens mijn ministerschap bovendien een overleg tussen kerkleiders en een afvaardiging van het kabinet. Daarmee gebeurde precies wat de relatie tussen kerk en staat mag tekenen: een luisterend oor voor elkaar.”

Dan komt al snel de vraag op of dat gesprek er ook niet met vertegenwoordigers van andere godsdiensten moet zijn.
“Ja, dat kan ik me voorstellen. Ik heb persoonlijk altijd goed contact gehad met vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap. Een probleem is dat andere godsdiensten, zoals de islam, vaak centrale aanspreekpunten missen.”

Christelijke politiek
Bij uw afscheid als politicus zei u: ‘we hebben aangetoond dat christelijke politiek geen folklore is.’ Wat bedoelde u daarmee?
“Onze regeringsdeelname maakte duidelijk dat een christelijke partij een relevante rol kan spelen in de regering. We konden laten zien dat onze christelijke standpunten goed te vertalen waren in beleid. Zonder borstklopperij denk ik dat we als ChristenUnie in onze kabinetsperiode dingen hebben gerealiseerd die zonder ons nooit zouden zijn gebeurd.”

Waar denkt u dan aan?
“Aan een rechtvaardig asielbeleid en het generaal pardon, een punt dat we deelden met de PvdA. Maar ook aan het gevoerde beleid rond medische ethiek. De prolifebeweging is ons nog altijd breed dankbaar voor wat er tussen 2007 en 2011 mogelijk was. Zo is er een officieel onderzoek ingesteld naar de motieven van vrouwen om voor een abortus te kiezen. Er is steun geweest voor de opening van een VBOK-huis in Gouda. Ik denk ook aan het gezinsbeleid en het kindgebonden budget. We waren nog niet weg of de minister van Jeugd en Gezin verdween weer. Ik heb daarin een ideologische keuze gezien van het kabinet Rutte-I. Natuurlijk zou je altijd nog meer willen, maar ik heb de overtuiging dat we meer hebben kunnen doen dan enkel op de rem trappen.”

Had u het idee dat de christelijke politiek voor die tijd als folklore werd gezien?
“Wanneer in de jaren tachtig werd gesproken over mogelijke deelname van GPV, RPF of SGP aan het kabinet, dan heette dat steevast de ‘Staphorster variant’. Daar zat een ondertoon in dat die partijen onmogelijk relevant konden zijn voor heel Nederland. Dat beeld is veranderd. Ook nu vervullen ChristenUnie en SGP een constructieve rol richting het kabinet. Ik ben daar heel blij mee.”

Wiens moraal
Maar ook nu wordt christelijke politiek nog vaak verbonden met moralisme.
“Ik vind dat een merkwaardig verschijnsel. Alle politici moraliseren immers. Dat is politiek bedrijven: als je op ons stemt, dan proberen we dit en dat door te voeren. Bij Charles Colson, de oprichter van de Prison Fellowship, las ik eens een mooie uitspraak: “De vraag is niet of we moraal in wetgeving willen omzetten, maar wiens moraal we in wetgeving omzetten.” Dat is het precies.
Elke partij heeft een eigen visie op het goede leven. Ik begrijp dus ook niet waarom alleen christelijke partijen het verwijt krijgen de eigen moraal aan de samenleving op te leggen. Daarbij komt dat er van opleggen door een minderheid nooit sprake kan zijn. In ons land is er altijd een meerderheid nodig voor een wet.”

Vanouds leefde onder christenpolitici wel het ideaal van herkerstening van het volk.
“Ik geloof niet dat de politiek daarin een taak heeft. Politici zijn geen evangelisten of zendelingen. Wanneer een christenpoliticus in de Kamer alleen maar zou oproepen tot bekering, heeft hij het verkeerde vak gekozen. Politiek is een ambacht en ook een christen-politicus moet goed in het politieke handwerk zijn. Wanneer er echter nooit iets van zijn identiteit zichtbaar is, zal hij zich ook moeten bezinnen.”

Dus geen getuigenispolitiek?
“Als dat inhoudt dat een christenpoliticus uitlegt wat zijn drijfveren zijn, heb ik er geen probleem mee. Integendeel. Een liberale politicus kan op zijn beurt bevlogen spreken over de inspiratie die hij bij Thorbecke vindt. Ik heb me nooit geroepen gevoeld te preken. Een politicus heeft een eigen doelstelling, een eigen mandaat en opdracht.”

Macht en invloed
Stefan Paas voert in zijn boek ‘Vrede Stichten’ een pleidooi voor bescheiden christelijke politiek. Christenpolitici zouden tevreden moeten zijn met het tegengaan van de zonde en niet naar macht moeten streven.
“Ik heb met die visie nooit uit de voeten gekund. Macht is geen intrinsiek vies woord, net zomin als geld dat is. Het gaat om onze omgang ermee. Ik heb altijd gezegd dat het in de christelijke politiek niet zozeer gaat om de macht, maar om die macht dienstbaar te maken aan het Koninkrijk van God en aan de gerechtigheid. Vanuit die houding hebben we ons als ChristenUnie-fractie ook bezonnen toen de mogelijkheid van kabinetsdeelname zich voordeed. In die tijd lazen we in de fractie uit het Bijbelboek Esther. Esthers oom, Mordechai, houdt haar op zeker moment voor dat ze haar invloed moet aanwenden bij koning Ahasveros en zegt dan: ‘wie weet of jij niet juist voor een tijd als deze tot deze koninklijke waardigheid gekomen bent.’ Zo hebben wij ons ook afgevraagd of we niet de kans kregen om iets goeds voor het land te doen.”

Er wordt nog al eens gesomberd over de toekomst van de christelijke politiek.
“Die hele discussie over het einde van de christelijke politiek heeft me nooit kunnen boeien. Dan denk ik: als je die tijd nu eens zou gebruiken om aan christelijke politiek te doen en aan het werk te gaan.
Voor mij is een christelijke partij altijd de aangewezen ruimte geweest om politiek actief te zijn. Daarin kun je elkaar aanspreken op de diepste drijfveren. Ik oordeel niet over christenen in seculiere partijen, maar mijn waarneming is dat daar in de praktijk erg weinig ruimte is om werkelijk christelijke politiek te bedrijven.
Ik zie bovendien geen grote teruggang in de steun voor de kleine christelijke partijen. Het aantal zetels voor ChristenUnie en SGP schommelt al decennialang tussen de vijf en de acht.”

Sommigen opperen de vorming van een brede, conservatieve partij.
“Ik mis in dat concept het christelijk-sociale hart en de bewogenheid om de naaste. Het kloppend hart van een waarlijk christelijke politiek is voor mij de belijdenis dat Jezus Christus Heer is. Niet meer en niet minder. Conservatieve politiek heeft toch echt een ander vertrekpunt.”

Wat zegt dat voor de grondslag van een christelijke politieke partij?
“In de ChristenUnie speelt nu de discussie over de vraag of de Drie Formulieren van Enigheid een plaats moeten houden in de grondslag. Ik begrijp de weerstand tegen kerkelijke geschriften in de grondslag van een politieke partij. Ik ben in mijn politieke werk nooit aangesproken of een artikel uit de belijdenis zich wel voldoende vertaalde in mijn handelen. Wel op de vraag in hoeverre het Bijbelse spreken over bijvoorbeeld barmhartigheid doorklonk in het debat. Ik heb vaak het idee dat de formulieren fungeren als een soort bezweringsformule, maar ook dat garandeert geen eenduidige uitleg van de Bijbel voor het politieke handelen.”

Eenheid en gebrokenheid in kerk en politiek
We kennen drie christelijke partijen in Nederland. In hoeverre verzwakt dat het christelijke geluid in de politiek?
“Ik heb daarin altijd de gebrokenheid ervaren. Het is in zekere zin een luxeprobleem, dat ik in het buitenland nooit heb uit kunnen leggen. Ik heb het daarom als een grote zegen ervaren toen GPV en RPF samengingen. Tussen SGP en ChristenUnie zijn er enkele meer principiële verschillen, hoewel we die nu ook weer niet moeten opblazen. Het CDA is een heel andere partij.
De politieke verdeeldheid weerspiegelt de gebroken kerkelijke verhoudingen. Ook daar voel ik de pijn van. Ik heb aan de wieg gestaan van de gebedsbeweging rond het Gereformeerd Appèl. In de begintijd kwam daar kritiek op, dat we bij de oprichting niet de kerkelijke weg zouden hebben bewandeld. We gingen zomaar als christenen uit verschillende kerken bidden. Ik heb dat altijd onvoorstelbaar gevonden: dat je blijkbaar niet zomaar buiten de kerkelijke structuren samen zou mogen bidden als christenen.
In Woerden vormen we sinds enige tijd een samenwerkingsgemeente met vrijgemaakt-gereformeerden. Dat is een feest. Het ging echt niet altijd vanzelf, er waren cultuurverschillen en dat vergt een gezamenlijke focus op wat wezenlijk is. In Woerden zeggen we nu echter vaak: waarom hebben we hier zolang mee gewacht? Het is volstrekt natuurlijk om één gemeente te vormen, omdat je één bént!”

Zou de kerk meer zichtbaar moeten zijn in het publieke debat?
“Laat de kerk zichtbaar zijn in de samenleving. Maar doe dat ook vooral dichtbij huis, in de wijk rond het kerkgebouw. Laat die merken dat er een kerk staat. Het is de kernopdracht van de kerk de liefde van Christus heel dichtbij zichtbaar te maken. In de zendingsopdracht zit een volgorde: eerst Jeruzalem, dan Samaria en dan pas de uiteinden van de aarde. Dat lijken we wel eens te vergeten.”

André Rouvoet (1962) is voorzitter van Zorgverzekeraars Nederland. Daarvoor was hij minister voor Jeugd en Gezin en vicepremier in het kabinet- Balkenende IV (2007-2010). Sinds 1994 zat hij in de Tweede Kamer, eerst namens de RPF en sinds 2001 voor de ChristenUnie. Hij is lid van de gemeente in Woerden, waar hij onder meer actief is als voorzitter van de kerkenraad.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 2014

De Wekker | 20 Pagina's

‘De macht dienstbaar maken aan Gods Koninkrijk en aan de gerechtigheid’

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 2014

De Wekker | 20 Pagina's