Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De woorden van God vervliegen niet op de wind

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De woorden van God vervliegen niet op de wind

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat mensen zeggen moet vaak met een korreltje zout genomen worden. Makkelijk vergeten we wat we een keer gezegd hebben. Dikwijls moet klinken: Maar zó heb ik het niet bedoeld! 'Wie in zijn woorden niet struikelt, is een volmaakt man', zegt Jakobus. Dat slaat op ons allemaal (Jak. 3: 2). Het is maar goed dat niet al onze woorden bekend worden. Van elk ijdel woord rekenschap afleggen op de dag van het oordeel zal pijnlijk zijn. Naar onze woorden zullen we geoordeeld worden (Matt. 12: 36-37).

God is het die oordeelt. Alleen de Vader en de Zoon oordelen rechtvaardig. Zijn woorden, gegeven door zijn Geest, zijn namelijk anders dan die van ons. Mensen hebben er moeite mee om dat te geloven. Mensen nemen ook het Woord van God makkelijk met een korreltje zout. En de Here God weet dat. Wel, daarom heeft God sacramenten gegeven. Tekenen die maken dat je om het Woord niet meer heen kunt.

En God zei …
Ontelbaar zijn de keren waarop in de Bijbel staat ‘En God zei’. Veelzeggend, dat juist die woorden aangeven hoe God de hemel en de aarde gemaakt heeft. God sprak zijn woord en er was licht, en de hele onmeetbare rijkdom van de aarde en de kosmos kwam er. Als gevolg van de woorden die God sprak werd alles geschapen, waarvan wetenschappers de inventarisatie nog bij lange na niet hebben voltooid.

Heel bijzonder is het spreken van God in zijn omgang met de mens. Ook nadat Hij de ervaring had opgedaan, dat de mens niet hoort, en niet doet wat God zegt. God had en heeft daarom alle reden om ook niet meer te doen wat Hij gezegd heeft. Dat ging zo diep, dat Hij zelfs berouw had, dat Hij de mens op aarde gemaakt had (Gen. 6: 6-7). Maar toch is dan nog het einde niet – door het oordeel van de zondvloed heen blijft God de mens opzoeken met zijn Woord! En keer op keer laat God zien wat Hij zegt. In Genesis 15, bij de belofte aan Abram, gebeurt dat op een ontzagwekkende manier. Abram moet dieren slachten, middendoor delen en tegenover elkaar leggen. Tekenen van het verbond dat God geeft. En God gaat er Zelf tussendoor, in het teken van een rokende oven met een brandende fakkel. God neemt de consequenties van zijn beloften voor zijn rekening, zo waar als het oordeel van de geslachte dieren. En Abraham is er ook gloeiend bij, al hoeft hij er niet tussendoor te gaan. God maakt alleen Zelf zijn woorden waar. Maar de mens wordt er wel met zijn hele wezen bij betrokken!
De machtige woorden van de Schepper van hemel en aarde zijn ook de woorden van de God van het verbond. Hij doet het, maar niet zonder de mens. Van de kant van Abraham kwam niets anders dan dat hij de Here God geloofde. Eigenlijk nogal weinig … Maar precies dat is genoeg. Dat wordt hem tot gerechtigheid gerekend (Gen. 15: 6).

Pas daarna wordt het teken van de besnijdenis ingesteld, voor Abraham en zijn nakomelingen. Zij moeten dat doen, een bloedig teken van de afsnijding van de zonde. Het is teken van het verbond, van de belofte. Het is niet het verbond zelf. Dat had God helemaal Zelf voor zijn rekening genomen. Dit is het teken dat de mens er wel bij is. Ook hier mag je wel zeggen: dat hij er gloeiend bij is. Maar hij sterft er niet van.

Pijnlijke tekenen – en niet vrijblijvend
Zo wordt ons al veel van de sacramenten duidelijk. God heeft geen bekrachtiging van zijn Woord nodig. De schepping sprak meer dan boekdelen! Maar de tekenen aan ons zijn wat wij nodig hebben.
Het Woord van God gaat altijd voorop. God spreekt ons aan, en Hij vraagt geloof en gehoorzaamheid. Het Woord klinkt niet ergens in de lege ruimte, maar is op de mens gericht. Dat is wat ook van de sacramenten geldt. Die zijn geadresseerd aan de mens waarmee God een verbond heeft gemaakt. Abraham en zijn nageslacht, het volk Israël, en in het Nieuwe Testament de gemeente van Christus. In die verbondskring horen we het Woord.
En net zoals het Woord niet vrijblijvend is, zijn ook de tekenen die God gegeven heeft niet vrijblijvend.

De besnijdenis was een blijvende opdracht. Bij de uittocht uit Egypte werd nog een teken gegeven, namelijk van het voorbijgaan van de doodsengel die de eerstgeborenen van Egypte sloeg. Met het jaarlijkse Pascha werd dat gevierd. Net als bij de besnijdenis was het een teken van verlossing, maar ook daar is de taal van het bloed, aangebracht aan de deurposten. De taal van het verlossingsteken gaat rakelings langs het leven. Het houden, het vieren, is dure, blijvende plicht voor het volk van God. God kennen kan geen kennisneming op afstand zijn.

Alle generaties na de uittocht leven van dat teken van toen! Dat is net als bij de intocht in Kanaän, veilig door de diepe Jordaan, waarvoor in Gilgal een gedenkteken werd opgericht van twaalf stenen uit de rivierbedding. Toen werd meteen al over latere generaties en hun kinderen gesproken. Tegen hen moest worden gezegd: ‘… want de Here, uw God, heeft het water van de Jordaan voor uw ogen doen opdrogen, totdat u overgestoken was’ (Joz. 4: 23). In wezen waren ze er al bij! Zo is het vanuit wat God zegt en doet. Zo zijn de nakomelingen van Abraham aanwezig bij de sluiting van het verbond, en de latere Israëlieten bij de uittocht en de intocht.
En zo precies geldt het ons bij doop en avondmaal. Naar onszelf, in onze situatie van nu, is het Woord gericht waarvan de tekenen de verzekering zijn. En de Here Jezus is er Zelf bij als iemand wordt gedoopt, of als we bij Hem aan tafel zitten.

Sacramenten – twee sprekende tekenen
Dat wij over sacramenten zijn gaan spreken dateert uit de vroege kerk. Het woord werd in oude Latijnse vertalingen van het Nieuwe Testament wel gekozen als weergave van het woord voor geheimenis (bijv. Ef. 3: 3; Op. 1: 20). Men dacht aan handelingen met een verborgen betekenis. Dat zou ons wel op het verkeerde been kunnen zetten, want de betekenis is juist heel duidelijk. Het gaat om het bijzonder dicht bij ons brengen van de klare taal van de verlossing!

De twee tekenen van doop en avondmaal die Christus heeft ingesteld, werden herkend als continuïteit – vervulling zelfs – van besnijdenis en Pascha. Ook deze twee gaan over verlossing door het bloed. Ook deze scheren langs onze verdiende dood: ‘aan het eeuwige oordeel onderworpen’ belijden wij bij de doop. ‘Lichaam en bloed van Christus’ – voor ons. Met minder kon het dus niet om verlossing te krijgen: eeuwig leven in plaats van eeuwige dood. Teken en zegel is de aanduiding in de Heidelbergse Catechismus (zondag 25). In de Nederlandse Geloofsbelijdenis vinden we woorden als ‘verzegelen’, ‘onderpand’, ‘bekrachtigen’ (art. 33). Wat dan verzegeld en bekrachtigd wordt is niets anders dan de beloften van het Woord. Anders gezegd: het is de manier waarop God in zijn verbond met mensen ons het onwrikbare houvast geeft aan de verlossing in Christus.

De taal van zonde en genade – net als in het Oude Testament – is herkenbaar. Het gaat om verlossing door verzoening. Waarom verzoening? Waarom de taal van bloed? Omdat de ontzaglijke breuk tussen God en ons door onze eigen ongehoorzaamheid een weg van ons naar God uitsluit. De zonde is immers massief ter sprake in beide sacramenten. Verlossing moet een weg van God naar ons zijn.

Verzoening, maar ook vernieuwing
Maar dan gaat het niet alleen over de verlossing van oordeel naar bevrijding. Het gaat ook over vernieuwing. Dat aspect van de sacramenten komt nogal eens te kort in de omgang ermee.
Als de doop meeklinkt in Paulus’ uitdrukking ‘het bad der wedergeboorte’ (Titus 3: 5) dan gaat het meteen ook over de vernieuwing van het leven. Wanneer in Romeinen 6 de doop getekend wordt als een begraven worden door de doop in de dood, dan is daar bij inbegrepen: ‘opdat evenals Christus uit de doden is opgewekt tot de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in een nieuw leven zouden wandelen’ (Rom. 6: 4). Het door genade aangenomen worden door de heilige God is onafscheidelijk van het met Christus leven. Rechtvaardiging bestaat niet zonder heiliging.

In de formulieren bij doop en avondmaal gaat het dan ook over nieuwe gehoorzaamheid, en over waarachtige dankbaarheid betonen, en in liefde en vrede met zijn naasten leven. Het geweldige is dat dat niet een tegenprestatie is van onze kant, maar deel van de verlossing zelf! Alles komt bij onze Here Jezus Christus vandaan. Het is in één adem, dat we bij Paulus lezen dat Christus ons geworden is: ‘wijsheid van God en gerechtigheid, heiliging en verlossing’ (1 Kor. 1: 30). Gerechtigheid – dat is: Christus heeft in onze plaats betaald. Heiliging – dat is: Christus schenkt door zijn Geest Zelf dat nieuwe leven in ons. Ja, Hij in ons.

Zowel in de doop als in het avondmaal hebben deze beide kanten van het heil een plaats. Niet voor niets is er daarom de regelmaat van wat de tekenen ons zeggen. Wij moeten er telkens weer bij worden geroepen. De bediening van de doop is geen privézaak van degene die wordt gedoopt. Net als het avondmaal staat de doop midden in de gemeenschap der heiligen, in de gemeente. Het gaat allen aan. Als appel, als belofte, als verzekering, als teken: Kijk maar, zó is God, zó is onze Heiland.
Bij het avondmaal is er ook activiteit van de gemeente bij. Aangaan aan de tafel, ontvangen en nemen van het brood en de wijn. Het is een daad, inderdaad. Maar je kunt ook zeggen, dat het een daad van de grootste ontvankelijkheid is, van geloof alleen. Meer dan wat van Abraham staat is het niet. Het geloof leeft van het ontvangen. Dat is alles. Als we dat helder zien is de doop in dit opzicht niets anders dan het avondmaal. De doop bestaat niet zonder belijdenis van het geloof, van de dopeling of van de ouders. Er worden vragen beantwoord, die dat precies zeggen. Het avondmaal ontvangen, eten en drinken is het collectief belijden door de gemeente – van allen samen en van ieder apart – dat Christus’ bloed, zijn geofferd leven, voor ons het leven is.
Zo staan de sacramenten voor het meest wezenlijke van het christen zijn: dat is leven uit Christus.

Geloof, geen bijgeloof
In de verscheurdheid van de kerk worden de sacramenten soms anders benaderd. De Rooms-katholieke Kerk schrijft aan de sacramenten een werking toe, die al in de tekenen zelf zit. Het brood en de wijn zijn zelf voertuigen van de genade geworden. Ook zonder geloof doet het sacrament zijn werk. Daarom zijn er ook zeven – dan ben je op alle kruispunten en wegen van je leven er wel van verzekerd dat je Gods genade kunt ontmoeten … Dan komt het teken in de plaats van het geloof. En bijgeloof, dat aan de Here Jezus Christus Zelf voorbijgaat, wordt de maat van het christen zijn.

In de Anglicaanse kerk is de gedachte wijdverbreid, dat de doop zelf de wedergeboorte bewerkt. Van ‘baptismal regeneration’ spreekt men dan. Je bent gedoopt, en dus zit het wel goed met je. Of in de traditie van gereformeerde kerken ook niet een soort bijgeloof een rol heeft gespeeld, en kan spelen, kunnen we ons afvragen. De gewoonte in de vorige eeuw om liefst binnen enkele dagen een kind te dopen, zonder dat de moeder aanwezig kon zijn, was ingegeven door het ernst maken met het bevel van Christus, maar werkte makkelijk een stukje bijgeloof in de hand. Stel dat er wat gebeurt zonder gedoopt te zijn …
Dat ook avondmaal vieren zonder persoonlijke voorbereiding, en zonder gelovig gebed, een automatisme worden kan, zou niet minder een vorm van bijgeloof kunnen zijn. Het is dan niet een bijgeloof met betrekking tot iets bijzonders dat met brood en wijn gebeurt, zoals in de roomse traditie, maar een bijgeloof dat aan de kant van het aangaan zit.
Juist de taal van het sterven van Christus, waar zowel doop als avondmaal van spreken, komt op ons af als een appel op ons hart. Als een vraag, als een troost, als een rijkdom, als een belofte, waar onmogelijk zonder een persoonlijk kennen van Hem in geloof, en onmogelijk zonder gebed, mee kan worden gehandeld.

De kerk
Doop en avondmaal horen bij de kerk. De tekenen van Christus passen alleen in de gemeente die zijn lichaam is. Wie zich of zijn kind laat dopen en verder de kerk verwaarloost, is als een asielzoeker die na de verkregen verblijfsvergunning meteen in hongerstaking gaat. Het lichaam van Christus bestaat daar waar de leden samenkomen. Dat is niet zoals in de Rooms-katholieke Kerk, waar de sacramenten ook in aanwezigheid van een priester en één of een paar gemeenteleden kunnen worden uitgedeeld. Daar vormen de leden van de kerk niet het eigenlijke van het lichaam van Christus.
Het is ook niet zoals wel gebeuren kan, dat een “particuliere” gebedssamenkomst of Bijbelkring uitloopt op een avondmaalsviering.
Het is de kerk, gekocht met het dierbaar bloed van Christus, waar de genade voor zondige mensen, die in doop en avondmaal getoond en bevestigd wordt, glanzend aanwezig is. Waar zijn Woord spreekt, en dus waarachtig en werkelijk is.

J.W. Maris
Prof.dr. J.W. Maris is emeritushoogleraar van de TUA en woont in Apeldoorn.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 december 2014

De Wekker | 20 Pagina's

De woorden van God vervliegen niet op de wind

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 december 2014

De Wekker | 20 Pagina's