Looft Hem! – Bijbelstudie over Psalm 150
Vindt u het niet een beetje veel van het goede in die Psalm 150? Zo alleen maar uitbundig? Alleen maar loven? Als je nou een Psalm zou hebben met lof en met vraag, dan is het nog anders – maar dit? Is het niet een Psalm die aan de werkelijkheid van ons leven voorbij looft?
Loof God zegt de Psalm 10 keer. Ja – eigenlijk 13 keer: twee keer in het Halleluja dat de Psalm omraamt en één keer in vers 6, maar daar staat het nét even anders. In vers 1-5 lees je 10 keer datzelfde woord: hallelu-hu. Tien keer – en tien is in de Bijbel een getal waar je even bij moet nadenken. Aan twee dingen moet je denken.
Om te beginnen: lees Genesis 1 maar eens door. Hoe vaak lees je daar dat de Here God spreekt? Precies: tien keer nam de Here God het woord (Gen. 1: 3, 6, 9, 11, 14, 20, 24, 26, 28, 29) – en deze wereld was geschapen. Dat wil dus zeggen dat dat getal 10 je doet denken aan het feit dat alles dat je ziet, jouw leven, heel deze wereld het bestaan dankt aan Hem.
Verder: als de Here God in Exodus 20 zijn geboden geeft aan zijn volk, dan geeft Hij er tien. En in die tien woorden wordt voor heel ons leven zijn wil bekendgemaakt: onze omgang met Hem, met de naaste, met onszelf, met de schepping om ons heen – in die tien woorden zegt de Here iets over heel ons leven, er is geen deel waar we op ons eigen inzicht zijn aangewezen. Als hier in de Psalm tien keer de opdracht klinkt om te loven, dan loven we deze God, die ons geschapen heeft en die ons hele leven met zijn zorg omringt. En dan moeten alle instrumenten meedoen, dan moet er gedanst en getrommeld en gezongen worden – en overal: voor zijn troon en hier beneden, zingt de berijming.
Maar daarmee is de vraag van zo-even niet beantwoord: halen we deze toonhoogte? Is het niet geforceerd om dit te zingen als ik merk: ik kom daar niet? Is er dan niet een vorm van geestelijke dwang, een voorbijgaan aan tranen en zorgen? Een terechte vraag. De beste manier om erop in te gaan, is door te letten op de plek van deze Psalm. Psalm 150 staat aan het slot van het Psalmboek. Het is het 150e lied in een lange serie liederen die in heel verschillende contexten en onder heel verschillende omstandigheden zijn ontstaan. Het Psalmboek is letterlijk een kwestie van zingen-bij-het-leven. Je vindt er de vreugde en de dank voor Gods zorg. Maar je vindt er ook de vragen, de ziekte en de dood. Loop dat Psalmboek maar door. Psalm 23 met zijn verwondering: U bent bij mij. Maar ook Psalm 44 met zijn bange roep: Word wakker Here, waarom slaapt U? Daar is de zekerheid van Psalm 121 dat de Here God je bewaart op de weg die je gaat, maar ook de angst van de dichter van Psalm 73, die in het eerste deel van zijn lied roept: geloven helpt je niks! Daar is de vreugde over kinderen en hun stem waarmee ze God loven – maar over de tegenstanders wordt gezegd: een open graf is hun keel (Psalm 5). Al die verschillende liederen zijn bij elkaar gebracht in dat Psalmboek.
En uiteindelijk is er een hand geweest die ze in één bundel heeft samengevoegd. En waarmee besluit je zo’n boek waarin hoge bergen en diepe dalen voorbij zijn gekomen? Waarin gezongen is bij het leven? Met dit lied. En als je dus weten wilt wat dat is: zijn krachtige daden, zijn oneindige grootheid – dan moet je terugbladeren. Wat heeft Hij gedaan? Hij heeft zijn volk bevrijd, Hij heeft zijn verbond opgericht, Hij heeft de toekomst geopend voor zijn volk, Hij heeft zijn beloften gegeven, Hij is een God bij wie veel vergeving is – en hij heeft zijn beloften waar gemaakt. Juist omdat dit de conclusie is uit die voorgaande 149 Psalmen is dit niet levensvreemd, is dit niet een opgelegde lof – maar klinkt er van alles in mee. Kun je het zingen met tranen in de ogen – omdat je weet dat deze God die wij loven een God is die onze zorg en ons verdriet kent, die van onze zwakheid en schuld weet – en die dat allemaal niet het laatste woord geeft, maar zelf het laatste woord neemt. Hij staat met zijn woord aan het begin van ons leven – Hij zoekt ons met zijn geboden midden in ons leven – en Hij staat met zijn beloften aan het einde. Heel ons leven is door Hem omringd.
Dat maakt het wel iets anders dan we eerst dachten. Maar dan komt toch de vraag: waarom zou je Hem loven als je daar met je gevoel niet bent? Dan kun je toch later wel weer Hem loven? Ik moet vaak denken aan de berijming van Psalm 22: ‘wie God zoekt, moet Hem prijzen, o haal uw hart op aan zijn gunstbewijzen, die eeuwig zijn.’ Zoek je God? Dan kun je beginnen met allerlei moeilijke vragen – maar Psalm 22 zegt: als je nou eens begon met Hem te prijzen. Dat betekent: je leven doorlopen en vragen: voor welke dingen kan ik de Heer nu prijzen? Wie zo speurt, vindt redenen om God te loven. En in te stemmen met Psalm 150.
Gespreksvragen
1. Het slot van het Psalmboek is deze oproep tot lof. Welke plaats heeft het loven van de Here God in onze gebeden?
2. Psalm 22 wijst de weg van het loven om God te vinden. Hoe zou dat kunnen in het gesprek met mensen die de Here God niet kennen? Doen we dat?
3. Psalm 150 is de Psalm waar het Psalmboek op uitloopt. Maakt dat voor u verschil bij het lezen/zingen van de Psalm?
C.C. den Hertog
Ds. C.C. den Hertog is predikant te Surhuisterveen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 januari 2015
De Wekker | 20 Pagina's