Het Loofhuttenfeest (De zevende maand 3)
In de zevende maand van het jaar kent het Jodendom enkele bijzondere dagen. Een hoogtepunt daarbij is het Loofhuttenfeest. Het is één van de grootste feesten bij de Joden tot op heden.
Instelling (Leviticus 23 vs. 33 – 44)
In Leviticus 23 lopen de voorschriften voor bijzondere dagen uit op de instelling van het Loofhuttenfeest (vanaf vs. 33). Dit belangrijke feest wordt gevierd vanaf de vijftiende dag van de zevende maand (dit jaar 28 september). Zeven dagen duurt het en er zal nog een achtste dag bij komen (vs. 36 en 39).
Opvallend is de uitdrukkelijke oproep tot vreugde (vs. 40). De meteen hierna voorgeschreven bundel van takken en twijgen (“loelav” genoemd) zal deels te maken hebben gehad met wat het land ging opbrengen in Kanaän, maar is later ook opgevat als uiting van de vreugde van deze dagen. Nog steeds hebben religieuze Joden hem in de hand wanneer zij op deze feestdagen hun synagoge bezoeken en daarmee zwaaien in allerlei richtingen om Gods heerschappij over de hele schepping te vieren.
Op een andere plaats waar de instelling van het feest wordt beschreven, is er weer diezelfde aansporing tot blijdschap (Deuteronomium 16: 13-15). Bij zo’n nadrukkelijke aansporing tot vreugde kan het niet verbazen dat er in de Bijbel vaker wordt opgeroepen tot vreugde (tot en met Paulus’ woorden in Filip. 4: 4). Blijdschap is dan niet in de eerste plaats een emotie, maar net als bij de joodse feesten een uiting van het geloof waarmee men houvast vindt in wat de Here deed voor Zijn volk.
De loofhut
Een herinnering aan wat God deed is er op dit feest vooral door de loofhut (de succa), een kwetsbaar hutje dat (in allerlei vormen) gebouwd wordt als een onderkomen tijdens het feest. Nog steeds bestaat de traditie bij Joden om het dan te bouwen ergens in of bij hun huis.
De bedoeling blijkt uit Leviticus 23: 43, waar de herinnering klinkt aan Gods zorg voor Israël na het vertrek uit Egypte en tijdens de reis naar het beloofde land. Toen moest men ook wonen in tijdelijke hutjes. De hutjes van het feest werden later gemaakt met een opening naar boven. Dat versterkte het getuigenis van de menselijke afhankelijkheid van God en van Zijn genadige zorg van boven voor Zijn volk op aarde. Een herinnering dus aan Gods trouw in moeilijke tijden en een belijdenis van het geloof dat Hij Zijn volk altijd blijft leiden.
Oogstfeest (Deuteronomium 16: 13-17)
Een andere kant van het Loofhuttenfeest is het verband met de oogst die in die maand wordt binnengehaald, wanneer het volk in Kanaän is gekomen. In Deuteronomium 16: 13 wordt hierop gezinspeeld. Men mag dan ook niet met lege handen voor God in het heiligdom komen (vs. 16). Hier krijgt het feest trekken van een dankdag voor het gewas, waarbij een (eerste) deel van de oogst aan de Here wordt gewijd als teken dat men weet dat alles van Hem komt. Niet alleen in de woestijn leefde Israël van datgene wat van boven kwam. Ook in het beloofde land zal men alle producten van het land, ontvangen als door God gegeven. Gods zorg en leiding in Israëls geschiedenis zijn verbonden met de dagelijkse zorg voor het menselijke leven. Bij ons wil de dankdag voor gewas en arbeid in wezen hetzelfde zeggen.
Het levende water (Johannes 7: 37-39)
In de nieuwtestamentische tijd werd het Loofhuttenfeest nog steeds uitbundig gevierd. Wij lezen ervan in Johannes 7, wanneer Jezus in Jeruzalem dit feest komt meevieren. De laatste, grote dag van het feest is een bijzonder moment, namelijk de dag van de waterplenging. Omdat het feest werd gevierd in een periode van het jaar waarin water belangrijk werd voor het akkerland was de traditie ontstaan van waterplenging op die dag. Dit hoorde bij het gebed om water voor de periode die aanbrak, maar vooral was de waterplenging een teken dat men geloofde in Gods royale, voortdurende zorg voor Zijn volk (dat was de blijvende betekenis van dit feest). Er werden enkele kruiken met water onder gejuich omhoog gedragen naar het tempelplein, waar ze werden leeggegoten. Er is onder Joden een gezegde: wie nooit de vreugde van het waterscheppen op het Loofhuttenfeest heeft meegemaakt, weet niet wat echte vreugde is. Bij dit hoogtepunt gaat Jezus spreken. Hij zegt dat Hij dorst wegneemt en levend water geven kan (Johannes 7: 37-39). Hij bedoelt hiermee dat de vernieuwende kracht van Zijn Geest wil werken in ons bestaan dat lijdt onder zonde, bederf en dood. Zo zal Hij eeuwig leven schenken en nog rijker Gods zorg die op deze dag wordt gevierd, openbaren; dat is een bijzondere vervulling van het Loofhuttenfeest.
Feest van volkeren (Zacharia 14: 16)
Opmerkelijk is dat Zacharia profeteert over een Loofhuttenfeest waarop vreemde volken naar Jeruzalem zullen gaan om samen met Israël feest te vieren. Zo werd dit feest ook iets dat bijzondere verwachtingen kent voor Joden en heidenvolken samen. In teksten zoals Openbaringen 21: 24 vinden we zinspelingen hierop. Ook in het ontstaan van de nieuwtestamentische gemeente waarin Joden en heidenen samen God leren dienen, zien wij iets van Zacharia’s woorden vervuld worden. Joden en niet-Joden mogen daar samen vreugde beleven om Gods zorg en leiding.
Gespreksvragen
1. Zouden ook christenen het Loofhuttenfeest kunnen vieren en welke betekenis zou u eraan geven?
2. Soms wordt een verband gelegd tussen het Loofhuttenfeest en Jezus’ woorden in Math. 6: 31 – 34. Welk verband ziet u hier?
3. Hoe kunnen wij in ons leven de afhankelijkheid van God uitdrukken, waar de loofhut op wijst?
4. Wat kunnen wij voor onze dankdag leren van het Loofhuttenfeest. Hoe zou u dat concretiseren?
W.P. de Groot
Ds. W.P. de Groot is emerituspredikant en woont in Oosterhout
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 november 2015
De Wekker | 20 Pagina's