Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geven van wat je ontvangen hebt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geven van wat je ontvangen hebt

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Vrijwel nergens is Gods volk meer de weg kwijt dan op het gebied van financiële giften'. 'Geen enkele kerk kan in financiële problemen komen als de leden tienden betalen'. Zomaar twee citaten uit een boekje van de bekende Engelse prediker, Arthur W. Pink.¹ Zou dit de oplossing zijn voor de financiële problemen waarin sommige gemeenten verkeren?

Rentmeesterschap
Wanneer we nadenken over ons geefgedrag, moeten we allereerst beseffen dat de Heere de Eigenaar is van ons bezit (Ps. 24: 1). We bezitten zelf niets, maar we zijn rentmeester van alles wat God ons heeft gegeven. Als we rentmeester willen zijn onder koning Jezus, dan is voor alle dingen nodig dat Hij onze koning wordt, in de weg van geloof en bekering. Als Hij koning is, dan is Hij het helemaal en krijgt Hij het dus te zeggen over heel ons leven, ook over onze financiën. Het gebed ‘wat wilt U dat ik doen zal op financieel gebied’ is dan ook gepast. Des te meer omdat wij vatbaar blijven voor de zonde op het gebied van geld en goed. De Heere Jezus waarschuwde niet voor niets voor het dienen van de Mammon en voor het schatten verzamelen op de aarde (Mat. 6: 19-24). Bovendien noemt Paulus de gierigheid de wortel van alle kwaad (1 Tim. 6: 10). Door Zijn Woord en Geest wil de Heere ons leren, om Hem met heel ons leven – dus ook met onze bezittingen – te dienen.

Geven is een opdracht
In de Bijbel wordt duidelijk dat we dankbaar mogen genieten van wat we gekregen hebben, maar ook dat we vrijgevig moeten zijn (1 Tim. 6: 17-19). Denk ook maar aan de vele oproepen in het Oude Testament om de armen te gedenken. Dit gedenken kan door het geven van geld, maar ook door bijvoorbeeld de oogst op de hoeken van de velden te laten staan (Lev. 19: 10, 23: 22). Als reden voor deze ‘armenzorg’ wordt gegeven: “Ik ben de HEERE, uw God.”. Datzelfde wordt duidelijk in Deuteronomium 15: 7, waar de HEERE zegt dat Israël zijn hart niet mag verstijven (verharden) en zijn hand niet mag toesluiten, voor zijn broeder die arm is. En dat, in het land, “dat de HEERE, uw God, u geven zal.”. De armen zullen er altijd blijven, daarom gebiedt de HEERE: Gij zult uw hand mildelijk opendoen aan uw broeder, aan uw bedrukten en aan uw armen in uw land (Deut. 15: 11). Het is treffend dat deze notie van geven ook is meegenomen in het klassieke huwelijksformulier: ‘En aangezien het Gods bevel is dat de man in het zweet van zijn aangezicht zijn brood eten zal, zo zult u getrouw en ijverig in uw goddelijke beroep arbeiden, opdat u uw gezin met God en met eer mag onderhouden en ook daarenboven iets hebt om aan de nooddruftigen mee te delen.’

Tienden
Naast het direct omzien naar de armen, zijn er in het Oude Testament de tienden. Deze moesten elk jaar, behalve in het sabbatsjaar, naar het heiligdom gebracht worden. Het koren, de wijn en het vee die op deze manier werden afgezonderd, waren onder meer bestemd voor het levensonderhoud van de Levieten, die verantwoordelijk waren voor de erediensten in de tabernakel en later in de tempel. De tienden werden daarnaast ook gebruikt voor het lenigen van de nood van de armen in Israël en voor het houden van godsdienstige feesten.
In het Nieuwe Testament vinden we geen gebod om de tienden af te staan. De context is ook anders. De apostelen spreken met name de christelijke gemeente aan, terwijl het in de eerste Bijbelboeken meer gaat over het hele volk. In het Nieuwe Testament wordt er dus niets voorgeschreven en is geven geheel vrijwillig. Over die vrijwillige gave lezen we veelvuldig. Denk maar aan de eerste christelijke gemeente, waar aan eenieder werd uitgedeeld, naar dat hij nodig had (Hand. 4: 35). Wellicht dat men het woord van de Heere Jezus in gedachten hield: “Het is zaliger te geven dan te ontvangen.” (Hand. 20: 35).

Verder komen we in de brieven aan Korinthe diverse keren het belang van offervaardigheid tegen. In de eerste verzen van 1 Korinthe 16 wijst Paulus erop dat men elke eerste dag van de week iets apart moet leggen, voor de gemeente van Jeruzalem (vgl. Heidelbergse Catechismus, zondag 38). Als Paulus Korinthe zal bezoeken, dan zal hij de gave meenemen naar Jeruzalem. Denk verder ook aan de oproep in 2 Korinthe 8 en 9 om de noodlijdende gemeente van Jeruzalem te gedenken. Hoofdmotief om te geven is Gods genade in Christus (2 Kor. 8: 9). Naast het lenigen van de nood van mensen die gebrek hebben wijst het Nieuwe Testament ons ook nadrukkelijk op het geven van middelen met het oog op de voortgang van het Evangelie, de bediening der verzoening. Ten diepste had de collecte voor de armen in Jeruzalem daar ook alles mee te maken. Het ging om de gemeente en de zaak van Jezus Christus in Jeruzalem. Stonden de geschenken van de Filippenzen aan Paulus ook niet in dat kader (2 Kor. 8: 1-4; Fil. 1: 5, 4: 14-18)? En dan te bedenken dat ze het helemaal niet zo breed hadden. Maar ondanks dat was men zo nauw bij de verkondiging van het Evangelie betrokken, dat ze daarvoor hun gaven wilden geven. Liefde dreef hen.
Verder wijst Paulus erop dat de Heere bepaald heeft, dat degenen die het Evangelie verkondigen ook van het Evangelie leven (1 Kor. 9: 14). “En die onderwezen wordt in het Woord, dele mede van alle goederen dengene, die hem onderwijst.” (Gal. 6: 6). Een gemeente moet dus zorgen voor het levensonderhoud van degenen die het Woord prediken. Als in het Oude Testament de tienden voor de voortgang van eredienst zorgden, heeft de nieuwtestamentische gemeente ook de plicht om door middel van haar offers de eredienst in stand te houden. Het is Gods opdracht. En wie beseft hoe gezegend hij is, als hij ’s zondags onder de bediening van het Woord mag verkeren, zal die dankbaarheid ook uiten door mild te geven.

Gezegend
De Bijbel maakt ook duidelijk dat de Heere Zijn zegen verbindt als we Hem uit dankbaarheid onze gaven offeren. Dit wordt nadrukkelijk gezegd in Maleachi 3: 10, waar de HEERE Zijn volk oproept: “Brengt al de tienden in het schathuis, opdat er spijze zij in Mijn huis; en beproeft Mij nu daarin, zegt de HEERE der heirscharen, of Ik u dan niet opendoen zal de vensteren des hemels, en u zegen afgieten, zodat er geen schuren genoeg wezen zullen.” Ook diverse teksten uit Spreuken wijzen daar op. Die de arme geeft, zal geen gebrek hebben (Spr. 28: 27; Vgl. 11: 25, 22: 9). Paulus schrijft aan de vrijgevige Filippenzen dat zijn God naar Zijn rijkdom al hun nooddruft vervullen zal, in heerlijkheid, door Christus Jezus (Fil. 4: 19). De aard en de inhoud van die vergelding kan verschillend zijn. Maar ‘wat je aan de Heere geeft, ben je niet kwijt, maar je zet het op de bank van Gods Koninkrijk. Er is geen enkele bank die zo’n goede rente geeft.’² Beproeft Mij nu daarin, zegt de HEERE. Dan zal het waar worden, waar Psalm 133 van zingt: “Waar liefde woont, gebiedt de HEER’ de zegen!” En: “God heeft een blijmoedige gever lief” (2 Kor. 9: 7).

Conclusie
Gelet op de gegevens uit de Bijbel hebben wij een primaire verantwoordelijkheid om door middel van onze giften de gemeente en ook de armen te ondersteunen. Volgens 1 Korinthe 16 is dat naar dat men welvaren verkregen heeft. De één kan meer geven dan de ander. De tiendenregel kan niet meer als verplichtend voorschrift gelden (vgl. 2 Kor. 8: 6-7). Wel kan zij op een bepaalde manier richtinggevend blijven.³ Sommigen van ons zijn in staat om meer dan tien procent te geven zonder terug te vallen tot onder het gemiddelde welvaartspeil. In lijn van de tienden is het goed om te beseffen dat wij mogen geven van wat we gekregen hebben en niet van wat we over hebben. De Heere zal Zijn zegen gebieden.
Verder mogen we geven van wat we gekregen hebben. In het Oude Testament was dat van het land, dat zijn vruchten gaf. Dat gekregen land had weer alles te maken met de verlossende daden van de Verbondsgod in Zijn uitleiden van het volk uit Egypte.
Nieuwtestamentisch mogen we de lijn doortrekken naar het verlossend handelen van God in Christus, Gods onuitsprekelijke gave (2 Kor. 8: 9). Die God, die ook Zijn Eigen Zoon niet gespaard heeft, maar Hem voor ons allen over gegeven heeft, en die ons alle dingen schenkt met Hem. Wanneer Hij ons hart heeft, dan heeft Hij alles! Ook ons bezit. Wanneer we door genade dicht bij de Heere en Zijn Woord mogen leven, zal dit te merken zijn in ons geefgedrag. Zou het dan ook niet kunnen zijn, dat wanneer een gemeente geestelijk bloeit, er ook in financieel opzicht minder zorgen zijn? Kom, Schepper Geest, bezoek Uw kerk …

Noten
¹ Arthur W. Pink, Brengt al de tienden in het schathuis. Een aansporing tot vrijgevigheid, Lectori Salutem, 2013
² Ds. R. Boogaard, geciteerd in: De Saambinder, 13 maart 2014
³ J.G. Schenau, De gevende gemeente, in: Ambtelijk Contact, 1 jan. 2015.

G.J. Post
Ds. G.J. Post is predikant van de CGK te Nieuwpoort en lid van de commissie offervaardigheid

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 2017

De Wekker | 24 Pagina's

Geven van wat je ontvangen hebt

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 2017

De Wekker | 24 Pagina's