Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bezeten of belast

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bezeten of belast

7 minuten leestijd

Het thema ‘bevrijdingspastoraat’ roept heel verschillende ideeën op. Dat blijkt wel uit de interviews in dit themanummer. Terwijl prof. Glas als psychiater zeer terughoudend is, vindt ds. Vreugdenhil dat bevrijdingspastoraat een onderdeel moet zijn van het kerkelijk pastoraat.

Onze cultuur heeft een ambivalente houding tegenover geestelijke machten. De wereld van geesten is ‘in’ – zie bijvoorbeeld de grote aandacht voor dit thema in populaire kinderboeken. Tegelijk wijzen velen alles af wat niet rationeel verklaarbaar of meetbaar is. Onzichtbare, geestelijke machten passen niet in ons moderne, westerse wereldbeeld.

Bezetenheid
Het grote verschil in benadering van het thema ‘bevrijdingspastoraat’ heeft ongetwijfeld te maken met de professionele en culturele ervaringen van de auteurs. Er is echter ook sprake van verschillende theologische keuzes. Dat betreft vooral de relatie tussen het Nieuwe Testament en onze tijd: is de bezetenheid waarover de Bijbel spreekt direct over te zetten naar onze situatie of niet?
In het Nieuwe Testament is het werk van boze geesten soms nauw verbonden met ziekte. Zo gaat het over een bezetene die blind en stom was. Jezus geneest deze man; dat gaat blijkbaar samen met het uitdrijven van de demon, al wordt dat laatste niet afzonderlijk vermeld (Mat. 12: 22-24). Niet elke ziekte wordt echter in verband gebracht met bezetenheid en niet bij elke bezetene uit zich dat in opvallende verschijnselen.
Het Bijbelse spreken over bezetenheid laat zich niet zomaar verklaren als een onderdeel van het toenmalige wereldbeeld, terwijl wíj toe zouden kunnen met medische of psychische categorieën. Wij zijn het besef van geestelijke machten en een geestelijke strijd misschien wel te veel kwijtgeraakt.

Ontwikkeling
In de Schrift lijkt echter wel sprake van een ontwikkeling inzake het spreken over bezetenheid. Verreweg de meeste teksten over demonen, bezetenen of onreine geesten staan in de evangeliën. Blijkbaar is er een grote concentratie van het werk van de satan tijdens het werk van Jezus op aarde. Als het koninkrijk der hemelen zich baan breekt, komt ook het felste verzet openbaar. Jezus toont Zijn macht door de duivelen uit te drijven met Zijn woord.

Na de dood en opstanding van Christus is er in het Nieuwe Testament veel minder sprake van demonische macht of bezetenheid. In het boek Handelingen wordt wel gesproken over uitdrijving van onreine geesten (Hand. 5: 16; 8: 7; 16: 18), maar in vergelijking met de evangeliën is dat slechts een enkele keer. Het gaat wel over het verzet van de satan en over geestelijke strijd, maar veel minder dan tijdens Jezus’ leven op aarde over mensen die bezeten zijn. De tovenaar Elymas wordt wel een duivelskind en een vijand van God genoemd, maar niet bezeten (Hand. 13: 10).
Deze gegevens roepen de vraag op of het nieuwtestamentische spreken over bezetenheid soms niet te snel rechtstreeks wordt verbonden met situaties in onze tijd. Er lijkt eerder sprake van een heilshistorische ontwikkeling. Dat past bij de verkondiging dat Christus aan het kruis alle machten ontwapend heeft (Kol. 2: 15). Nergens worden christenen in het Nieuwe Testament opgeroepen tot duiveluitbanning, wel om de boze te weerstaan en de geestelijke wapenrusting aan te doen. Paulus noemt bij de gaven van de Geest evenmin het uitdrijven van demonen.

Is er meer nodig dan dat iemand met zijn zonden bij het kruis van Christus komt? In Zijn volkomen overwinning is de satan met zijn rijk immers voorgoed verslagen. Is er na de overgave aan Hem én de dagelijkse strijd tegen de zonde dan nog een bijzonder moment van ‘bevrijding’ nodig? Er staan wat mij betreft nog wel wat vragen open voor we over moeten gaan tot een bijzondere vorm van ‘bevrijdingspastoraat’. Natuurlijk kan er in bepaalde situaties intensieve pastorale zorg nodig zijn, maar dat is nog wat anders dan bijzondere rituelen van duiveluitdrijving.

Generatievloek
Een element dat in verband met bevrijdingspastoraat soms genoemd wordt (in de interviews wordt het aangestipt), is het idee dat iemand occult belast zou kunnen zijn. Dat wil zeggen dat iemand dingen meemaakt of niet los kan komen van een bepaalde zonde vanwege zonden uit het voorgeslacht. Er zou dan sprake zijn van een generatievloek, die doorwerkt bij kinderen en kleinkinderen. Deze gedachte wordt vooral gebaseerd op het tweede gebod. Daar zegt de HEERE immers dat Hij ‘de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten’. Maar het is toch onrechtvaardig als kinderen gestraft worden om de zonde van hun ouders? Zou God zo oneerlijk zijn? Soms hebben mensen om deze reden moeite met het tweede gebod.

Onze moeite komt mede doordat wij in onze samenleving sterk individueel denken. In de Bijbel, en bijvoorbeeld in oosterse culturen, wordt er veel meer gedacht vanuit de gemeenschap: je hoort bij een gezin, een stam, een volk. In zo’n cultuur is de gemeenschap (‘wij’) belangrijker dan de persoon (‘ik’). Wij hebben daar vooral moeite mee bij het oordeel van God. Het hele volk Israël wordt gestraft om de zonde van koning David bij de volkstelling. Het hele gezin van Achan wordt gestraft vanwege de zonde van hun vader. Een collectief oordeel komt in de Bijbel vele keren voor.

Het tweede gebod laat zien dat zonde doorwerkt. Menselijk gesproken zie je dat ook gebeuren: verslaving of mishandeling werkt vaak door in een volgende generatie. Als ouders van hun leven een puinhoop maken, zijn als eerste de kinderen daar de dupe van. Maar waarom handelt God zo?
God straft de zonde van de kinderen, zegt het tweede gebod; maar er staat wel een belangrijke kwalificatie bij: ‘van hen die Mij haten’. Dat kinderen delen in de schuld en de straf geldt als zij doorgaan op de weg van hun ouders. Je kunt er zelfs iets in zien van de trouw van God en geduld: als ouders de dienst van God vaarwel zeggen, ziet God die kinderen nog wel en hún kinderen zelfs. Die blijft Hij achternalopen met Zijn roepstem om om te keren.

Spreekwoord
De boodschap van het tweede gebod is geen noodlot: mijn voorouders hebben dingen verkeerd gedaan en nu krijg ik het over me heen. Zo werd er in Israël op een bepaald moment wel gedacht. De profeet Ezechiël gaat in op een spreekwoord onder het volk: ‘de vaders eten onrijpe duiven en de tanden van de kinderen worden stroef.’ (Ez. 18: 2). De Israëlieten beschouwden zichzelf dan als de kinderen. Zij worden getroffen door het oordeel van de ballingschap vanwege de zonde van hun voorgeslacht. Ze beschouwen dat als onrechtvaardigheid van God.

Ezechiël legt daartegenover de nadruk op ieders persoonlijke verantwoordelijkheid. Ieder zal om zijn eigen zonde sterven. Hij moet de mensen daarmee wakker schudden: ze worden niet gestraft om de zonde van hun voorouders, maar ze zijn zelf schuldig en dat moeten ze erkennen. Het is overigens opvallend dat in het strafrecht van de Bijbel altijd de dáder gestraft wordt, nooit iemand anders. Bij de volken rondom Israël kwam het wel voor dat iemands kinderen gestraft werden in plaats van de dader zelf, maar in Israël niet.

Boodschap voor ouders
Het idee dat iemand een bepaalde belasting of generatievloek met zich mee kan dragen uit zijn voorgeslacht lijkt me geen grond vinden in de Schrift. Nergens in de Bijbel vinden we een voorbeeld dat iemand gestraft wordt of belast is om de zonde van zijn voorouders. De boodschap van het tweede gebod is niet een dreigement voor kinderen (‘je weet nooit wat je meedraagt’), maar het is een waarschuwing voor ouders (‘wat je doet, werkt door bij je kinderen’).
En tegenover de toorn van de HEERE voor wie Hem haten, staat Zijn barmhartigheid voor wie Hem liefhebben. Zijn genade is niet een beetje groter, tot het vijfde of zesde geslacht, maar eindeloos groter, tot het duizendste geslacht. Ezechiël 18 loopt dan ook uit op de boodschap dat God geen behagen schept in de dood van een zondaar, maar daarin dat hij zich bekeert en leeft. De God van het verbond wil juist werken in de lijn der geslachten. Dat is een pleitgrond voor ouders en kinderen. En de rijkdom van genade van God is dat er een nieuw begin is. Wat er ook gebeurd is in het verleden, je mag nu de toevlucht nemen tot de barmhartige God. Het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonde en stelt zondaren in de vrijheid van de kinderen van God.

A. Versluis
Ds. A. Versluis is predikant de Ouderkerk aan de Amstel

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 december 2017

De Wekker | 24 Pagina's

Bezeten of belast

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 december 2017

De Wekker | 24 Pagina's