Kerst vanuit Jesaja: hoe Jezus’ komst opnieuw betekenis krijgt
In deze ‘donkere dagen voor Kerst’ zien we hoe om ons heen Kerst commercieel en oppervlakkig wordt uitgebuit, en we verzuchten: ‘Weten de mensen nog wel wat Kerst echt betekent?’. Dit is een belangrijke vraag, maar in dit artikel wil ik deze vraag niet aan de buitenkerkelijke stellen, maar aan onszelf: ‘Weten we zelf nog wel wat Kerst betekent?’
Want ook onder ons zijn er die niet meer weten wat Kerst betekent. En dan bedoel ik niet: dat we niet meer weten dat het met Kerst om de komst van Jezus gaat. Ik bedoel er iets anders mee. Er is trouw kerkvolk dat dan wel weet dat met Kerst Jezus is geboren, maar: zij weten niet dieper wat dat voor hen betekent. Het kan namelijk zijn dat je weet dat met Kerst Jezus gekomen is om ons te verlossen, maar dat je dat voor jezelf niet concreet kunt maken. Stel eens aan jezelf de vraag: ‘Wat betekent het voor mij persoonlijk dat Jezus naar deze wereld is gekomen om ons te verlossen?’ Mogelijk dat je dan plotseling stilvalt, en even geen antwoord weet. En zo val je opeens zelf ook onder die groeiende groep mensen die in deze tijd niet meer weten wat Kerst nu eigenlijk betekent.
Dit probleem is begrijpelijk, omdat ook in de Kerstvertellingen in de Bijbel zelf de betekenis moeilijk te grijpen is. Want de engel kan dan wel stellen: ‘U zult Hem de naam Jezus geven, want Hij zal Zijn volk zaligmaken van hun zonden’ (Mat. 1: 21), maar wat betekent dát dan? Die algemene woorden ‘zaligmaken’ en ‘zonden’ worden niet verder uitgelegd. En al snel kan Kerst zo uitgroeien tot een feest waarbij je de woorden wel weet, maar hun betekenis niet. En zo gaat Kerst dan toch langs je heen.
Oude Testament
Uit deze moeilijkheid is een uitweg als je inziet dat het bekende Kerstverhaal niet een beginpunt is, maar een antwoord op een vraag die er al lag. Kerst is dan wel het begin van het Nieuwe Testament, het is bovenal het antwoord op het Oude Testament. Met de algemene woorden ‘zaligmaken’ en ‘zonden’ begint de engel tegen Jozef niet een nieuw verhaal, maar geeft hij antwoord op verwachting vanuit het Oude Testament. In dat Testament wordt heel concreet uit de doeken gedaan wat er nu bedoeld wordt met onze ‘zonden’, en hoe God daar met Kerst van zal ‘zaligmaken’. Ik dit artikel wil ik dit uitwerken aan de hand van de eerste twaalf hoofdstukken van het Bijbelboek Jesaja. Deze hoofdstukken vormen binnen dat boek een eenheid. Centraal daarin staat de belofte van de komst van Immanuel in hoofdstuk 7, verder uitgewerkt in heilswoorden in hoofdstuk 9 en 11. Daar wordt duidelijk wat ‘zaligmaken’ met Kerst betekent. In tekstgedeelten daarom heen wordt duidelijk wat met onze ‘zonden’ wordt bedoeld, als God daar Zijn strafgericht uitspreekt. Het geheel sluit af met hoofdstuk 12: het ‘danklied van de verlosten’.
Zonden
Wat zijn nu precies ‘de zonden’ waarvoor Jezus gekomen is om ons daarvan te verlossen? Mogelijk heb je weinig last van een bepaald zondebesef in je dagelijkse leven, dus waarom zou je uitzien naar Kerst? Hier is een belangrijke eerste les te leren in Jesaja. Iets soortgelijks was toen namelijk ook aan de orde. Veel volksgenoten van Jesaja hadden niet direct het idee dat er iets grondig mis zou zijn aan hun godsdienstig leven. Zij gingen naar de tempel en deden er hun plicht: zij offerden, vierden de feesten en baden hun gebeden. Alles zijn gewone gang, zonder een speciaal zondebesef of iets dergelijks. Hoe kan je dan gaan uitzien naar verlossing? Maar de woorden van Jesaja snijden hier dwars door heen! In hoofdstuk 1 antwoordt Jesaja namens God hierop: ‘Waartoe dienen voor Mij uw vele offers? (…) Ik heb genoeg van de brandoffers van rammen en het vet van gemest vee; Het reukwerk is Mij een gruwel. (…) uw feestdagen haat Ik met heel Mijn ziel; (…) En wanneer u uw handen uitspreidt, verberg Ik Mijn ogen voor u; ook wanneer u uw gebed vermeerdert, luister Ik niet’ (Jes. 1: 11-15). Waar het volk nauwelijks besef van zonden heeft, blijkt God het totaal anders te zien. Dat kan dus blijkbaar. Dat je er met je gevoel en geweten compleet naast kunt zitten. Jesaja leert je: ga in de Adventstijd niet op je eigen intuïtie en oordeel af, maar laat God aan het woord over je leven. Want waar Israël zelf vooral de lichtpuntjes ziet, blijkt God vooral de ernst van de zonde te zien: ‘Vanaf de voetzool tot het hoofd toe is er geen gezonde plek aan: wonden en striemen en gapende wonden, niet uitgedrukt, niet verbonden, en niet met olie verzacht’ (vers 6).
Maar wat is dan precies die wond, die zonde van Israël? Wat is de zonde in je leven dan concreet, nu je deze zelf niet ziet? Wel, dan blijkt uit deze hoofdstukken in Jesaja dat de relatie van God met Zijn volk op een absoluut dieptepunt verkeert, omdat men Jahwe niet van harte dient. Ze gaan wel naar de kerk (niet alleen met Kerstnacht) en ze bidden wel, maar: ze doen ondertussen ook onrecht, door niet op te komen voor de zwakkeren in de maatschappij (de weduwen en wezen); ze vertrouwen op hun geld en bezit; ze vereren naast Jahwe ook verschillende afgoden (1: 16-17, 2: 7-8). Werkelijk alle tien geboden komen op de een of andere manier hier wel voorbij. Men ervoer dat als iets vrij onschuldigs, iets dat God wel vergeven zou nu ze zondag toch maar wel in de kerk zitten en bidden. Maar in Gods ogen is dit een dubbelleven, en is het hypocriet en absurd, en Hij verdraagt het niet. De eerste les van Jesaja is dus: ga in de Adventstijd niet oppervlakkig op je gevoel af ‘dat het wel goed zit’, maar leg je leven eerlijk open voor God en geef Hem de ruimte om de rotte plekken aan te wijzen. Je kunt dit concreet doen door bijvoorbeeld rustig en ontvankelijk deze hoofdstukken uit de Bijbel te lezen, als spreken van de God tot jou. En laat de Geest dan maar zijn werk doen. Hij zal het je aanwijzen. ‘Zonde’ wordt niet meer een algemeen begrip dat ergens boven je zweeft, maar wordt heel concreet.
Oordeel
Een tweede reden waarom Kerst in onze tijd zo makkelijk over onze hoofden heengaat, is omdat we niet meer gewend zijn om bij gebeurtenissen in ons leven te overwegen of zij mogelijk een oordeel van God zijn. We kennen nog wel de verhalen van vroeger, hoe behoudende predikanten de gemeente bang maakten met Gods oordeel, maar die tijd is voorbij. Nu richten we ons zo positief mogelijk op het duiden van Gods zegen over ons leven, bijvoorbeeld bij voorspoed, gezondheid en vervulde verlangens. In de kerk leren we vooral danken voor het goede dat God geeft. En we weten niet meer hoe heilzaam het is om ook open te staan voor het inzien van Gods oordelen over ons leven. In Jesaja wordt duidelijk dat God geregeld een bijl gebruikt om ons op Kerst voor te bereiden. God als houthakker komt naar voren in de bekende profetie over de komst van Jezus, als God belooft dat er ‘een Twijgje zal opgroeien uit de afgehouwen stronk van Isaï’ (Jes. 11: 1). Uit de context van dat vers wordt duidelijk dat die stronk inderdaad is afgehouwen, en wel door God zelf! Die boom was het verbondsvolk, maar het moest tot de wortel toe worden afgehouwen, wilde er nog toekomst zijn (10: 33-34; zie ook 6: 11-13). Met deze beeldspraak voorzegt Jesaja dat Israël door de Babyloniërs veroverd zal worden, dat Jeruzalem en de tempel verwoest zullen worden, en dat de overlevenden in ballingschap gaan. Een dergelijke ramp is geen toeval of ongeluk, het is het werk van God zelf.
Een tweede les uit Jesaja is dus: kijk in de tijd van Advent eerlijk naar je eigen leven; zijn er gebeurtenissen die je moet leren zien als Gods snoeiwerk in je leven? God snoeit tot je eindelijk lege handen hebt, en gaat leren uitzien naar verlossing. Misschien is tegenslag wel Gods heilzame dwarsbomen van je eigen plannen, die geen toekomst hebben. God schrikt er niet voor terug om naar een bijl te grijpen, en je boom tot op de wortel om te hakken. Zo moeten we leren dat Gods woede over onze zonden Hem ook echt tot straffen over ons leven aanzet. Durven we met Advent ook zo naar Gods wegen in onze levens te kijken? Met het gebed van Psalm 139: ‘Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, beproef mij en ken mijn gedachten. Zie of er bij mij een schadelijke weg is en leid mij op de eeuwige weg’.
Zaligmaken
Na woorden over zonde en oordeel komt het Kerstevangelie uit bij verlossing: Jezus zal Zijn volk ‘zaligmaken’ van hun zonden, zo kondigt de engel aan Jozef aan. Maar wat is dan zaligmaken? Vanuit Jesaja 1-12 komt dat mooi uit in hoofdstuk 9. Daar lezen we tegen de zeer donkere achtergrond van Israëls zonde en oordeel daarover plots de tekst van een geboortekaartje: ‘Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam Wonderlijke Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst’ (vs. 5). De geboorte van een prinsje aan het hof van de koning wordt aangekondigd. De lijn van David zal worden doorgezet met de komst van een veelbelovende nieuwe vorst, nadat eerdere koningen uit deze tijd juist zo teleurstelden. Deze Messiaanse koning krijgt een viertal namen, die samen grote verwachting wekken. Want wat worden er in die namen diepe verlangens blootgelegd: een verlangen naar iemand die in deze donkere tijd wijs en heilzaam optreedt (Wonderlijke Raadsman); iemand die als een vaderfiguur voor ons is (Eeuwige Vader); iemand die werkelijk de macht en kracht heeft om dingen te veranderen in ons leven (Sterke God); iemand die eindelijk echte duurzame vrede geeft (Vredevorst). De christelijke filosoof Blaise Pascal (1623-1662) schrijft: ‘Elk mens heeft een gat in zijn hart dat de vorm heeft van God.’ Dat is wat hier in Jesaja duidelijk wordt. Nog wat nader toegespitst op Advent: ‘Elk mens heeft een gat in zijn hart dat de vorm heeft van de komende Messias Jezus Christus’. Vrede, geborgenheid, gekend zijn, veilig zijn, hoop: wie verlangt er niet naar? Het zit alles opgesloten in de namen die op het Adventskaartje staan. Dat is wat nieuwtestamentisch met zaligmaken, redden bedoeld wordt. Met Kerst niet alleen de zondenvergeving en dan een punt. Nee: de zonden vergeven, en de leegte opgevuld met de volheid van het ware mens-zijn zoals God het bedoeld heeft. Onder de heerschappij van Jezus is het zeer goed toeven in de breedste zin van het woord. We zijn heel verschillende mensen. In karakter, in geestelijke beleving, in leeftijd. Maar eenieder van ons heeft een gat in zijn of haar hart. En in de donkere decembermaand doen we ons best om dat te overschreeuwen. Maar het wordt Kerst: welke vorm het gat in je hart ook heeft, Jezus past er precies in.
Jesaja zet mij in beweging met Kerst. Net als de herders: alles achterlaten om op kraamvisite te gaan bij het Prinsje. Hij wil ook mij zaligmaken van mijn zonden! In de aanbidding van Jezus met Kerst gaat zo het danklied in vervulling waar Jesaja 1-12 mee afsluit: ‘Op die dag zult u zeggen: Ik dank U, HEERE, dat U toornig op mij geweest bent, maar Uw toorn is afgekeerd en U troost mij. Zie, God is mijn heil, ik zal vertrouwen en geen angst hebben, want mijn kracht en psalm is de HEERE HEERE, en Hij is mij tot heil geworden!’ (Jes. 12: 1-2).
M. Bot
Ds. M. Bot is predikant van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Maassluis
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 december 2017
De Wekker | 24 Pagina's