Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In gesprek met God (Habakuk 2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In gesprek met God (Habakuk 2)

Habakuk 1: 12-2: 20

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als je het ergens niet mee eens bent, kun je er op de een of andere manier tegen protesteren. Je kunt bijvoorbeeld een bezwaar indienen tegen een belastingaanslag. Daarna moet je het antwoord van de belastingdienst op je bezwaar afwachten. Soms kan dat een tijd duren. Achter een protest zit meestal een verwijt of een klacht.

De klacht
Ook Habakuk heeft een klacht (Hab. 2: 1). De Nieuwe Bijbelvertaling noemt het een verwijt. Habakuk is het niet met God eens. Hij begrijpt God niet.
De vorige keer hebben we gezien dat er in de tijd van Habakuk in Israël geweld en onrecht was. Habakuk had het er erg moeilijk mee en hij zat met de vraag, waarom God er niets aan deed. Vervolgens hebben we gehoord dat de Here Habakuk op die vraag een antwoord heeft gegeven, maar dat was wel een ander antwoord dan Habakuk had verwacht. God zou er zeker iets aan doen, maar wel op Zijn eigen goddelijke manier. Hij zou daarvoor het volk van de Chaldeeën gebruiken.

Als Habakuk dat hoort roept dat bij hem weer een andere vraag op. Die vraag brengt hij vanaf hoofdstuk 1: 12 onder woorden. Zijn verwijt, zijn klacht aan het adres van God is, hoe het toch mogelijk is dat de heilige God een onheilig en goddeloos volk als de Chaldeeën kan gebruiken om Zijn eigen volk te tuchtigen. Het volk van God trok zich weliswaar niets aan van Gods wet, maar het was toch nog altijd Gods volk en daarom rechtvaardiger dan de Chaldeeën. Habakuk verwoordt dat in hoofdstuk 1: 13.
In vers 15 geeft hij aan dat de Chaldeeërs de mensen als vissen in hun net vangen en dan offers brengen aan dat net en daarom blij en vrolijk zijn. Laat God het dan zomaar toe dat dit gewelddadige volk doorgaat met meedogenloos volken te vermoorden? Stuurt God deze Chaldeeën naar Zijn eigen volk?

Juist omdat Habakuk God kent en hooghoudt zit hij met deze vraag. Hij spreekt God aan als: mijn Heilige (vers 12). Heilige wil zeggen dat God hoog verheven is en anders dan mensen. De heilige God kan Zich toch niet inlaten met een volk als de Chaldeeën? Daar zou Hij toch juist als de Heilige afstand van moeten nemen?
Maar het tegenovergestelde zal gebeuren. Juist als je God persoonlijk mag kennen als de Heilige kun je soms Gods weg en handelen niet begrijpen en het er moeilijk mee hebben. Ook nu kun je de vraag hebben waarom God al dat geweld en onrecht in de wereld toelaat.

We leren van Habakuk dat we met onze vragen en problemen naar de Here mogen gaan. Wij mogen ze voor Hem uitspreken. Habakuk legt zijn klacht, zijn verwijt eerlijk aan de Here voor. Hij is ook de enige die er een antwoord op kan geven en het verwijt kan wegnemen. Habakuk blijft dus in gesprek met God.

Het antwoord van God afwachten
Hij legt niet alleen zijn verwijt aan God voor, maar hij wacht vervolgens ook gelovig het antwoord van God op zijn gebed af. Dat laat hij ons in hoofdstuk 2: 1 weten door te zeggen, dat hij nu op zijn wachttoren wil gaan staan en zich op de wal wil stellen (NBV: Ik betrek mijn post op het bolwerk). Dat betekent dat Habakuk uitziet naar wat de Here hem zal antwoorden.

Hoewel hij een indringend probleem, een verwijt, aan de Here heeft voorgelegd staat hij open voor Gods antwoord erop. Dat geeft ook aan dat hij niet zelf alvast het antwoord op zijn vraag aan God geeft, maar het aan God overlaat. Hij schrijft God niets voor. Bidden is vertrouwen op de Here, het van Hem verwachten en uitzien naar een antwoord (vgl. Psalm 5: 4).

De laatste zin van Habakuk 2: 1 wordt door de NBV aan de ene kant en de NBG ‘51 en de HSV aan de andere kant verschillend vertaald. De bedoeling is dat Habakuk het antwoord van God wil horen en dan zelf aan de hand daarvan het antwoord op zijn klacht kan geven.

Wat God antwoordt
Krijgt Habakuk antwoord? Jazeker. Ook al spreekt Habakuk een verwijt in zijn gebed uit, toch hoort God naar zijn gebed. Hij wijst zijn gebed niet af. We vinden het antwoord dat God aan Habakuk geeft vanaf hoofdstuk 2: 2. Habakuk moet het visioen of gezicht, dat is wat de Here hem laat zien, duidelijk opschrijven op stenen platen, zodat iedereen die er langsloopt het kan lezen. Hij moet als het ware een duidelijk leesbare poster ophangen waarop hij moet schrijven wat de Here zal gaan doen. Habakuk krijgt dus op een zeker moment een duidelijk concreet antwoord van God.

Wij krijgen niet op al onze vragen een zo duidelijk concreet antwoord. We zeggen weleens: we krijgen geen briefje uit de hemel waarin staat wat we moeten doen. De vraag komt dan op, hoe de Here ons nu wil antwoorden. De Here geeft ons nogal eens antwoord door Zijn Woord. Soms krijg je het antwoord door wat je naar aanleiding van een tekst in een verklaring of in een dagboek leest.
De Here kan ons ook antwoorden doordat Hij ons leven op een bepaalde manier leidt. Hij kan bijvoorbeeld mensen op onze weg brengen die ons verder helpen. Hij kan wegen wijzen of deuren openen die eerst gesloten leken. De Here kan ons antwoorden door een oplossing of uitkomst te geven. Of Hij kan op een zeker moment rust geven over de weg die we gaan. Zijn antwoord kan bestaan in de kracht en de troost die Hij geeft in moeilijke en verdrietige tijden of in het bezoek of een bericht dat op het juiste moment kwam.

Wat is het antwoord dat de Here aan Habakuk geeft? Dat is dat Hij Habakuk laat zien wie de Chaldeeën zijn en hoe de Here uiteindelijk met hen zou handelen. God gebruikt wel de Chaldeeën, maar dat betekent niet dat ze maar kunnen doen wat ze willen en daarmee ook nog wegkomen.

De Chaldeeën waren een hoogmoedig en gewelddadig volk. Hoewel God hen op Zijn voor ons onbegrijpelijke goddelijke wijze gebruikte, hadden de Chaldeeën zelf een heel andere bedoeling. Zij wilden volken met geweld veroveren. En daarom zouden de Chaldeeën hun straf niet ontgaan. Ze behielden hun eigen verantwoordelijkheid en stonden schuldig aan hun goddeloze daden en het vertrouwen op zichzelf en op hun eigen kracht.
Vanaf hoofdstuk 2: 4 wordt dan beschreven wie de Chaldeeën waren en wat hun uitgangspunt was en wordt het wee over hen uitgesproken. Hun grootheid zal niet lang duren. God zal eens een eind aan de macht en het geweld van de Chaldeeën maken (Hab. 2: 3). Dat zal nog even duren, maar het zal zeker gebeuren.
En wat voor de Chaldeeën gold, geldt voor alle aardse machten die hetzelfde uitgangspunt hebben als zij. Zij zullen niet kunnen blijven bestaan. Ze zullen hun straf ook niet kunnen ontlopen. Het blijkt uit de geschiedenis dat aardse rijken die met geweld hun macht hebben uitgebreid en volken onder de voet hebben gelopen steeds weer ten onder zijn gegaan.

God heeft het visioen dat Habakuk krijgt ook vervuld. De Chaldeeën zijn ruim zeventig jaar later overwonnen door de Perzen die ook weer door God gebruikt werden, maar toen om Zijn volk te bevrijden uit de ballingschap in Babel en weer terug te brengen naar Israël. Zo zal ook eenmaal vervuld worden wat God heeft gezegd met het oog op de dag van de wederkomst van Jezus. Dan zal de Here de opgeblazenheid van aardse machten definitief vergelden en straffen. Wie niet oprecht is, wie opgeblazen is en op eigen kracht en macht vertrouwt, kwijnt weg, zegt vers 4 (NBV). Die heeft geen eeuwige toekomst. Maar vers 4 zegt ook, dat de rechtvaardige zal leven door zijn door zijn geloof. Geloof is ‘amen’ zeggen op wat God zegt. De rechtvaardige is in het Oude Testament de man of vrouw, die met de Here leeft. De rechtvaardige ziet uit naar de vervulling van wat God heeft gezegd.

In het Nieuwe Testament wordt Habakuk 2: 3 en 4 aangehaald in Hebreeën 10: 37 en 38 en toegepast op de wederkomst van Jezus: Want nog een korte, korte tijd en Hij die komt, zal er zijn en niet op Zich laten wachten en mijn rechtvaardige zal uit geloof leven; maar als hij nalatig wordt, dan heeft mijn ziel in hem geen welbehagen.

Gespreksvragen
1 Vindt u dat wij een klacht aan God mogen voorleggen? (zie: Psalm 102: 1; Psalm 142: 3)
2 Welke klachten kunnen mensen hebben? Hebt u weleens een klacht aan God?
3 Twijfelt u er weleens aan of God uw gebed hoort? Wanneer?
4 Hoe kunnen we er op vertrouwen dat God ons gebed hoort?
5 Kunt u er een voorbeeld van geven dat God in uw leven concreet heeft geantwoord op uw gebed?
6 Hoe kunnen we er in het geloof mee omgaan als God dat niet of nog niet doet?
7 Is het uitzien naar de wederkomst belangrijk voor u?
8 Bidden we ook om de wederkomst?

K. Jonkman
Ds. K. Jonkman is predikant te Steenwijk

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 2018

De Wekker | 24 Pagina's

In gesprek met God (Habakuk 2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 2018

De Wekker | 24 Pagina's