Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Willem J. Ouweneel, Adam, waar ben je? En wat doet het ertoe? Een theologische evaluatie van de nieuwe evolutionistische hermeneutiek. Uitgeverij Buijten & Schipperheijn, Amsterdam 2018, € 29,90, 383 pagina’s, ISBN 9789058819741
Waar hoort Adam thuis? Volgens Willem Ouweneel in de feitelijke wereld van de echte geschiedenis, en niet waar het theologische evolutiedenken hem localiseert. Zo is dit boek een tegenboek bij Gijsbert van den Brinks evolutieboek. Eerder was Ouweneel zelf aangetrokken tot theïstisch evolutionisme en zelfs ‘ontstaansagnosme’; jaren daarvóór had hij Nederlandse creationisten aangevoerd. En nu dus dit boek. Zijn herhaalde positiewijziging heeft Ouweneels stelligheid niet verminderd. Tegenstanders ‘moeten beter nadenken’ en ‘wie houdt nu wie voor de gek?’ Wat meer respect voor andersdenkenden had het boek sympathieker gemaakt, en wie goed argumenteert, heeft dit soort retoriek werkelijk niet nodig.
Ouweneel richt zijn pijlen vooral op ‘de’ nieuwe hermeneutiek, door hem onderscheiden van interpretatie. De openstelling van ambten voor vrouwen in de GKv beschouwt hij als interpretatie, niet als een andere hermeneutiek, omdat men de Bijbel nog steeds het geïnspireerde Woord van God vindt. Volgens Ouweneel kan dit van evolutionisten niet gelden, want als je iemand alleen met een Bijbel opsluit, kan hij wel met andere doopvisies of visies op vrouw en ambt naar buiten komen, maar niet met evolutionistische ideeën. Die komen van elders en zijn dus contrabande. Die gedachtegang lijkt mij eerlijk gezegd naïef (over vrouw en ambt) en al te simpel (alsof we ons kunnen afsluiten voor invloeden van buiten).
Ouweneel legt de vinger bij forse theologische problemen die zich voordoen bij aanvaarding van de evolutietheorie, rondom de scheppingsleer, de zondeval, de erfzonde, en de visie op de Bijbel. Ouweneel berekent hoe hoog de kostprijs van het combineren van evolutionisme en Bijbellezen wel is. Hij waarschuwt terecht om ‘het boek der natuur’ (NGB 2) en resultaten van natuurwetenschap niet zomaar te identificeren.
Ouweneels eigen standpunt draait om het begrip ‘historisch correct’. Hij noteert dat er literaire aspecten aan Genesis 1 te vinden zijn, en dat de Bijbel niet geschreven is om ons te informeren over kosmos en geschiedenis, maar voor zijn eigen benadering maakt dat inhoudelijk niets uit. Hoewel Ouweneel lijkt te weten dat zijn begrip van historische correctheid een modern begrip is, stelt hij het toch niet onder kritiek en overweegt hij niet dat de Bijbelschrijvers waarschijnlijk niet begrepen zouden hebben wat hij met ‘historisch correct’ bedoelt. Aan de eigen aard van de Bijbelse geschiedschrijving als profetische geschiedschrijving komt Ouweneel dan ook niet toe. Opvallend genoeg was de slang in het paradijs volgens Ouweneel dan weer geen gewone slang, maar de satan. Toch, houdt Ouweneel vol, ging het om een historische ontmoeting van Adam en de duivel. Als Ouweneel voor zijn eigen historiciteitsidee net zo streng was geweest als voor zijn tegenstanders, was dit boek spannender en sterker geworden.

A. Huijgen, Kampen


Jan. H. van Bemmel, Waar was je? Geloven na Darwin en Hubble. Uitgeverij Buijten en Schipperheijn Motief, Amsterdam 2017, € 16,95, 192 pagina’s, ISBN 978 90 5881 963 5
De schrijver is emeritushoogleraar en heeft zich buiten zijn vakgebied beziggehouden met vragen van wetenschap, wijsbegeerte en christelijk geloof. Met de titel kiest de schrijver duidelijk positie. De zin ‘waar was je’ verwijst naar de vraag die God aan Job stelt (Job 38: 4) en het antwoord van Job: ‘zie ik ben te gering: wat zou ik U antwoorden?’ Treffend is dat de auteur bescheiden blijft en bij alle onderwerpen die hij aansnijdt, benadrukt dat ons kennen van de schepping beperkt en gefragmenteerd is.
De schrijver spant zich in om aan te tonen dat evolutie, als theorie waarin alle soorten uit elkaar zijn ontstaan, niet vol te houden is. Een evolutie binnen de soorten is nog geen onderbouwing van evolutie van soort naar soort. Zo stellig als Van Bemmel is in het afwijzen van de evolutietheorie van Darwin, zo open is hij in het overnemen van de theorie van de big bang, die Hubble afleidde uit waarnemingen in de sterrenkunde. Deze big bang moet circa veertien miljard jaar geleden hebben plaatsgevonden. Hieruit zijn pas naderhand zon, aarde en maan gevormd. Voor Van Bemmel is er geen noodzaak vast te houden aan een jonge aarde. Het is voor hem wel noodzakelijk vast te houden aan het geloof dat God de Schepper is van hemel en aarde en al het leven daarop. Voor Van Bemmel is de ontdekking van het uitdijende heelal geen bedreiging voor zijn geloof in God, maar er juist een bewijs van. Een uitdijend heelal veronderstelt een begin en dat kan niet ontstaan, anders dan door een scheppende God.
Het waardevolle van het boek is voor mij vooral het feit dat de auteur benadrukt dat onze westerse samenleving alleen maar in materie denkt. Van Bemmel benadrukt dat er naast materie en energie ook nog iets ongrijpbaars is als informatie. Misschien ligt hierin wel het geheim, waar het Johannesevangelie mee begint: dat in het begin het Woord, beter gezegd de Logos, bij God was en dat het Woord God was. Zou het kunnen dat het klassieke begrip ‘logos’ en het hedendaagse begrip ‘informatie’ veel meer gerelateerd zijn dan wij kunnen bevatten?
Het boek geeft stof tot nadenken. Vanwege de bescheiden benaderingswijze hoeft het voor lezers die over onderwerpen, zoals bijvoorbeeld een veel jonge(re) aarde, anders denken geen bedreiging te vormen. Voor wie denkt het allemaal te weten is het goed het citaat van Augustinus nog eens te doordenken, namelijk dat met de schepping van de wereld ook de tijd is geschapen.

J.A. Voorthuijzen, Kampen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 2018

De Wekker | 28 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 2018

De Wekker | 28 Pagina's