Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Goed doen omdat God goed is

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Goed doen omdat God goed is

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Komende zondag is hulpverleningszondag. Een zondag in het teken van de hulpverlening in het binnen- en buitenland. Je kunt je afvragen waarom we er maar één per jaar hebben … We stellen in dit artikel ons de vraag hoe we góed helpen. En: vinden we daar aanwijzingen voor in de Bijbel?

In 2017 was ik als diaconaal consulent in Haïti, één van de armste landen van onze planeet. Margot de Greef, missionaire diaconale werker vanuit de gemeente van Drogeham, nam ons mee naar Lamontay, een dorpje in het noordwesten van dit land met zo’n 1.000 inwoners. Vóór de kerkendag in 2014 (Urk) had dit dorp een groot probleem: er was geen water in het dorp. Men haalde water uit een bron zo’n 6 kilometer van het dorp verwijderd en liep voor een emmer water dus 12 kilometer. Als de waterhaler pech had, ging een deel of de hele kostbare inhoud onderweg verloren. Niet denkbeeldig voor wie de keiige wegen daar ziet. Vanwege het chronische tekort aan zuiver water was er veel onnodige ziekte en sterfte onder kinderen, zwangere vrouwen en ouderen. Voorafgaand aan de kerkendag werd er in de kerken een actie gehouden voor een waterreservoir van 90.000 liter. Het geld werd in de maanden daarna aangewend voor de bouw van het reservoir. Hierdoor kwam het water in het dorp binnen handbereik. Het gevolg was dat de hygiëne in het dorp verbeterde en water gerelateerde ziektes minder vaak voorkwamen.

Eigen nood eerst?
Waarom vertel ik dit? Omdat je weleens hoort dat we onze hulp meer dichterbij zouden moeten inzetten. Er is toch zoveel nood in ons eigen land waar niets aan gedaan wordt? Ligt dat niet meer voor de hand?
Laten we eens op deze vraag ingaan aan de hand van twee Bijbelse voorbeelden, de collecte voor Jeruzalem die de apostel Paulus organiseerde en het gedeelte over elkanders lasten dragen uit Galaten 6.

De collecte voor Jeruzalem
De collecte neemt een grote plaats in in de brieven van Paulus. Op vier plaatsen (Romeinen 15, 1 Korintiërs 16, 2 Korintiërs 8 en 9 en Galaten 2) besteedt hij er aandacht aan. Op en na de Pinksterdag waren er in Jeruzalem veel mensen tot geloof in Jezus als de Messias gekomen. Binnen deze gemeente waren er veel leden met grote zorgen. Er worden diakenen aangesteld voor de ondersteuning van deze groep kwetsbare leden. Maar ook later blijkt dat er behoefte blijft aan hulpverlening. Paulus maakt deze hulpverlening tot een speerpunt van zijn bediening en collecteert waar hij maar komt voor de gemeente in Jeruzalem. En dat niet alleen, hij regelt ook dat die collecte doorgaat bij zijn afwezigheid. Dit gebeurt o.a. in de gemeente van Korinthe, zo’n 3.000 kilometer van Jeruzalem verwijderd en in Macedonië, op een afstand van zo’n 2.500 kilometer van Jeruzalem. Dat was voor die tijd een grote afstand: zo’n 2 maanden reizen! De verbinding tussen gever en ontvanger werd gelegd door Paulus en zijn team.

Wat opvalt is dat Paulus de collecte enthousiast aanbeveelt en het verankert in het heilswerk van Jezus Christus, ‘die om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat u door Zijn armoede rijk zou worden’ (2 Kor. 8: 9). Hij zet leer en leven naast elkaar: geloof in het heilswerk van onze Here Jezus Christus maakt ons vrijgevig. We gaan dan zien hoe gul en goed God is, hoe Hij geeft omdat Hij zo ís en blijft geven. Het is een genadig God, zo zegt en zingt ook het Oude Testament op veel plaatsen. Ons probleem is maar al te vaak dat we vastzitten aan geld en goed en het niet kúnnen weggeven; en zeker niet gul. Niet voor niets zei Jezus dat een rijke moeilijk het koninkrijk van God zal binnengaan (Mat. 19: 23).

Wat ook opvalt, is dat hulpverlening via kerkelijke verbindingspersonen wordt georganiseerd. Dat is een belangrijk principe ook voor het hedendaagse hulpverleningswerk, of zoals het werkmotto van ons deputaatschap Diaconaat is: ‘Kerken helpen kerken helpen’. Kerkelijke contacten faciliteren niet alleen deze hulp, onze hulp is een onderdeel van wereldwijd kerk-zijn. Dit geeft ook betere voorwaarden, zodat de hulp daar terechtkomt waar de nood hoog is. Hoe bedoel ik dat? Graag werken we op zo’n manier dat niet wijzelf de hulpverleningsgoederen distribueren of de principes voor de verdeling aandragen, maar de plaatselijke kerken. Wat weten wij nu van een dorpje in de binnenlanden van Mozambique? Niets toch! Wat weten we van wat er speelt in zo’n gemeenschap? Wie zijn de echte kwetsbaren en wie gebruiken het als een rookgordijn? Lokale kerkleiders weten dat wel en kennen hun pappenheimers. Zo kan niet alleen goed worden gedaan, maar ook op een juiste wijze. Bedenk daarbij dat de overheid in dit soort gebieden totaal afwezig is, landelijk, maar ook lokaal.

Bijna de helft van onze hulpverleningsprojecten (zie www.cgk.nl/diaconale-projecten) zijn ontstaan vanuit ons zendingswerk. Leer en leven, woord en daad willen we bij elkaar houden. Het heilswerk van Jezus Christus doet ons de portemonnee trekken om in noden te voorzien. Als in de komende decennia het zendingswerk dichterbij komt (Europa, Nederland), dan zal diaconale hulpverlening deze beweging volgen. In ons land gebeurt al veel in tal van projecten en initiatieven en op tal van niveaus. Dat zal niet minder worden. Maar op dit moment is er geen reden om deze hulp aan de verre naasten te verminderen. Integendeel!

Draagt elkaars lasten
Een bekende ‘hulpverleningstekst’ is die uit Galaten 6. In de gemeente die Paulus in de Romeinse provincie Galatië had gesticht, legden Joods-christelijke voorgangers wetten en regels op als weg tot het heil van God, versterkt door de eis tot besnijdenis. Paulus verzet zich fel tegen dit onderwijs en schrijft deze brief om Gods genade te verheerlijken, waarin wij dankzij het offer en de opstanding van Jezus Christus, delen. Ook legt hij in deze brief de vrijheid van Gods kinderen uit. De ergste slavernij is om steeds te moeten toegeven aan de verlangens van de oude natuur. Daar maakt Jezus Christus ons vrij van, vrij om ons ook werkelijk te kunnen geven, zeker ook als persoon. En aan de andere kant om te kunnen ontvangen. Paulus eindigt met een praktische toepassing van dit geef-principe met het stimuleren van het dragen van elkaar lasten (vers 2).

Bij ‘lasten’ staat het Griekse woord voor ransel, de rugtas van soldaten. Soldaten waren in die tijd veel onderweg over de Romeinse wegen. Als een soldaat niet in orde was of een probleem had, dan droeg een kameraad zijn ransel. Dat als uitzondering op de regel in vers 5: ‘ieder zal zijn eigen last dragen’. Deze regel duidt op het dragen van verantwoordelijkheid voor je leven, je gezin en meer. Die nemen we niet van elkaar over, óók niet in de hulpverlening. We willen mensen niet van ons afhankelijk maken. Alsof wij hier bijvoorbeeld in het Westen beter zouden weten wat goed is voor wie in Cambodja leeft. Maar als er zorgen, ziekte of schrijnende tekorten zijn, dan is het nodig om ondersteuning te geven. En dat is wederzijds, meer dan we soms denken. We krijgen veel terug aan bemoedigende verhalen, aan een concept als ‘de kracht van de gemeenschap’. In onze individualistische westerse maatschappij missen we op essentiële momenten de verbondenheid met elkaar en vinden we het wiel van het leven steeds weer uit omdat we zo onverbonden leven.

Geloofsgenoten
In dit gedeelte staat ook de opdracht om goed te doen voor allen, maar in het bijzonder voor onze geloofsgenoten (vers 10). Met dat laatste worden ongetwijfeld de leden van de eigen gemeente bedoeld. De genoemde verantwoordelijkheid (‘ieder zijn eigen tas’) trekt grotere cirkels: verantwoording nemen voor de gemeente(leden) en ‘allen’. Daarbij geldt een soort subsidiariteitsprincipe: je behartigt eerst de zorg van de ‘binnenste cirkels’ (waar je dat dus eigenlijk leert!) en als je ‘over’ hebt dan draagt je bij aan de zorg voor een volgende, grotere cirkel. Daarbij kan er een gemakzucht of luiheid om de hoek komen kijken, waardoor we ons beperken tot ons ‘eigen cirkeltje’. Op zo’n moment zal het perspectief van Gods wereldwijde Koninkrijk ons op de schouder tikken met de aansporing ‘doe goed voor allen’. In de Bergrede wordt erop gewezen om goed te doen zelfs aan onze vijanden. Maar als we onze handen vol hebben aan onze eigen cirkel, dan is dat ons ‘pakket’, waarbij we hulp mogen vragen van anderen als dat pakket te zwaar wordt.

Er zit bij dit wereldwijde ‘allen’-perspectief een spanning. Hoe kun je nu goed doen naar 7,5 miljard wereldburgers? Dat gaat niet en daar hoeven we ons ook niet schuldig over te voelen. Het is een open deur intrappen als we opmerken dat we ons vooral zullen richten op de armste regio’s van de wereld, waar zo’n 300 miljoen mensen leven. Voor het grootste deel liggen deze regio’s in Afrika.
Dus, ook deze tekst spoort ons niet aan om onze hulpverleningsgelden en -inzet meer dichterbij in te zetten. We hebben veel mogelijkheden en middelen in ons land en dat verschilt per persoon en per gemeente en zullen we proportioneel inzetten.

Gerechtigheid
Een belangrijk motief voor hulpverlening is barmhartigheid. Dat is een innerlijke reactie op de concrete nood van mensen. Maar de laatste tijd komt de waarde van gerechtigheid meer in beeld. En terecht! Dit heeft te maken met structurele hulp, het rechtzetten van scheve verhoudingen in het kleine maar ook in het grote. We leven in het Westen in een bevoorrechte situatie omdat hier de grondstofprijzen worden bepaald en de wereldeconomie er voor een belangrijk deel wordt aangestuurd. We zijn er handig in geworden deze naar onze eigen hand te zetten. Dat geeft nogal wat onrecht en armoede op andere plaatsen in de wereld. Dat is niet naar Gods bedoeling. In de Bijbel zien we Gods plan voor een wereldwijd armoede-bestrijdingsplan als uitvloeisel van Zijn gerechtigheid. God wilde in het Oude Testament dat er in Israël geen arme zou zijn! Hoe? Geen rente voor leningen (Ex. 22: 25), de arme niet benadelen bij de rechtspraak (Ex. 23: 6), de instelling van het jubeljaar (Lev. 25: 1-7), de rand van het veld niet oogsten (Lev. 23: 22) en het geven van de tienden, die voor één derde deel bedoeld waren voor de armen (Lev. 27: 30). Deze bedoelingen van God zijn in Israël en later in de westerse (kerkelijke) samenleving lang een zorg geweest, waardoor er een behoorlijk structurele verandering is gekomen, ik kan daar nu niet verder op ingaan. Hoe doen we dit wereldwijd?

Ik mis bij onze kerken soms een passie voor gerechtigheid. We zien het onrecht wel, maar zijn soms apathisch en afzijdig. We zijn druk met het behartigen van onze eigen belangen en hebben daarom geen tijd en aandacht voor de belangen van anderen die leven in armoede. Beseffen we voldoende dat we deel uitmaken van het wereldwijde Koninkrijk van Jezus Christus door het geloof in Hem en door de Geest die werkt in Gods kinderen?
Gerechtigheid is in de Bijbel een sleutelwoord dat we vaak over het hoofd zien. Onze God is een God die recht door zee gaat en rechte verhoudingen wil. Hij maakt het recht door het offer van Zijn Zoon aan te bieden met de oproep dit te geloven. Door Zijn regels en instellingen te geven om te leven in een rechte verhouding met God, met elkaar (wereldwijd) en met onszelf. Door gedrag op gang te brengen dat de gemeenschap versterkt. Deze veelvoudige gerechtigheid dient verkondigd te worden (Rom. 4: 5). Onder nieuwtestamentici is een groeiende consensus dat gerechtigheid van God niet betekent de gerechtigheid die voor God geldt (als een soort rechtbank waar God voor dient te verschijnen), maar gerechtigheid die van God uitgaat en waar we door het geloof in delen om dat dan ook uit te dragen door goed te doen, én door dat op een juiste manier te doen.

Kortom, God vraagt niet het onmogelijke van ons. Hij geeft zichzelf in Jezus Christus en Zijn instellingen om ons mee te nemen in een wereldwijde beweging die goed wil doen, maar die ook recht wil doen, ver weg, zoals het dorp in Haïti laat zien, én dichtbij.

E.J. van der Linde
Ds. Erjan van der Linde is diaconaal consulent in de Christelijke Gereformeerde Kerken

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 2019

De Wekker | 24 Pagina's

Goed doen omdat God goed is

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 2019

De Wekker | 24 Pagina's