Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

George Harinck en Wim Berkelaar, Domineesfabriek. Geschiedenis van de Theologische Universiteit Kampen. Uitgeverij Prometheus, Amsterdam 2018, € 49,99, 683 pagina’s, ISBN 978 90 351 4387 6

Dit boek beschrijft de geschiedenis van de Theologische Universiteit Kampen vanaf 1854 tot heden. In 1854 besloot de synode van de afgescheiden kerk tot oprichting van een eigen theologische school. Allerlei persoonlijke opleidingen tot predikant werden samengevoegd in een ‘Theologische School’ van de kerken (later Hogeschool en Universiteit geheten). Vanaf het begin was er aandacht voor de band van de predikantsopleiding met de kerken én voor een gedegen niveau van de opleiding.

‘Domineesfabriek’ is een staaltje van goede geschiedschrijving: het is gebaseerd op grondig (archief)onderzoek en verteld als een boeiend en toegankelijk verhaal. De opleiding wordt steeds geplaatst in de context van ontwikkelingen in kerk en samenleving en vergeleken met andere instellingen. Het gaat de auteurs om universiteitsgeschiedenis, benadrukken ze, niet om kerk- of theologiegeschiedenis.

Met name in het eerste deel van het boek wordt daarom regelmatig een vergelijking gemaakt met andere instellingen, bijvoorbeeld inzake de studentenaantallen of de opzet van het onderwijs. Daarbij worden de rijksuniversiteiten veel vaker genoemd dan de Theologische Universiteit Apeldoorn, terwijl die qua grootte en achtergrond toch veel meer vergelijkbaar is. Gezien de aard van de instelling had wat meer aandacht voor kerk en theologie wel voor de hand gelegen. Gedurende het grootste deel van de geschiedenis is aan de band met de kerk immers veel meer waarde gehecht dan aan het universitaire karakter van de opleiding.

De houding van de auteurs tegenover het verleden van de TUK lijkt wat ambivalent. De opzet van het boek veronderstelt dat de huidige TUK de rechtmatige voortzetting is van de opleiding sinds 1854. Dat is sinds de Vrijmaking in 1944 geclaimd, maar uiteraard van gereformeerd-synodale kant bestreden. Bij de beschrijving van de gebeurtenissen in de jaren zestig daarentegen is de distantie van de auteurs duidelijk merkbaar. Titels als ‘Het jachtseizoen geopend’ en ‘Zuiveringen’ laten over de sfeer in die jaren en de negatieve waardering daarvan niets aan duidelijkheid te wensen over.

Dit boek is een mooie, goed geschreven geschiedenis van de Theologische Universiteit Kampen. Onvermijdelijk laat de insteek van zo’n boek ook iets over het heden zien. Het eigene van Kampen vandaag zien de auteurs in de aandacht voor hermeneutische vragen. Het boek eindigt met registers van medewerkers, promoties en studenten.

A. Versluis, Ede

Dietrich Bonhoeffer, De levende kerk. Teksten over de kerk 1932–1933.

Uitgeverij Boekencentrum, Utrecht 2018, € 22,99, 218 pagina’s, ISBN 978 90 239 5085 1

Edward van ’t Slot, bijzonder hoogleraar systematische theologie namens de Confessionele Vereniging aan de universiteit Groningen, heeft in dit boek enkele teksten van Dietrich Bonhoeffer over de kerk bij elkaar gebracht. Hij heeft deze teksten opnieuw vertaald en bezorgd. Dat gebeurt op een uiterst zorgvuldige en heldere manier. Van ’t Slot biedt een algemene inleiding bij de teksten, waarin hij Bonhoeffers denken over de kerk schetst, en het belang van het jaar 1932 in Bonhoeffers denken aantoont. Bonhoeffer maakte als beginnend predikant kennis met de kerkelijke praktijk, maar hij was ook zogenaamd Privatdozent aan de universiteit en gaf in 1932 colleges over ‘Het wezen van de kerk.’ Deze colleges vormen het leeuwendeel van dit boek. Van ’t Slot typeert Bonhoeffers gedachtevorming over de kerk als een beweging van de wereld die kerk moet worden naar de kerk die wereld moet worden. Naast de collegereeks biedt dit boek twee preken, een opstel, een befaamde oecumenische toespraak in Gland en Bonhoeffers radiolezing over ‘De “Führer” en de enkeling.’ Elk van deze teksten krijgt een eigen inleiding en toelichting, plus voetnoten met nadere informatie.

Bonhoeffer had ook voor 1932 diepgaand nagedacht over de kerk, die hij typeert als ‘Christus die als gemeente bestaat.’ Christus staat altijd in het midden. In 1932 botsen Bonhoeffers theologische gedachten op de weerbarstige kerkelijke praktijk. Alle vanzelfsprekendheden waren voorbij. Dat betekende niet dat alle theologie overboord kon en de praktijk het won, maar ook niet dat hij blindelings een theorie over de feitelijke kerk uitrolde. Bonhoeffer gaat in theorie en praktijk terug naar de kern van wat kerk is: de gekruisigde en opgestane Christus. De kerk werd ook in 1932 al doodverklaard. Bonhoeffer stelt dat sterven past bij de kerk van Jezus Christus, die zich aan het kruis gaf en zo de dood heeft overwonnen. ‘Als de kerk stervende lijkt, dan wordt alleen maar zichtbaar wat wezenlijk is voor de kerk: ze heeft het leven niet in zichzelf.’ Jezus leeft, en dat maakt de kern uit van de kerk.

In een naschrift verkent Van ’t Slot de blijvende waarde van Bonhoeffers gedachten. Bonhoeffer kan ons helpen om los te komen van een burgerlijke kerkelijkheid enerzijds en overspannen activisme anderzijds. We stellen de Gekruisigde present in de uit haar voegen gebarsten wereld. De kerk houdt zich bij haar kerntaak: het gaande houden van de lofzang. Bonhoeffer stelt zelfs dat de kerk het desnoods zonder dak moet kunnen stellen. Van ’t Slot legt dat zo uit dat het de kerk zal moeten gaan om het leven, een onderdak dat gedeeld kan worden, een onvoorwaardelijk welkom. Bij ‘dakloze’ vormen van kerkzijn kun je denken aan pioniersplekken of diaconale centra, die waarmaken dat de kerk haar plaats middenin de wereld heeft. De kerk kan en mag dus geen partijkerk voor ‘ons soort mensen’ worden. Zo geeft Bonhoeffer nog altijd te denken.

A. Huijgen, Kampen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 2019

De Wekker | 24 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 2019

De Wekker | 24 Pagina's