Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ten geleide

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ten geleide

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit nummer bevat vier artikelen, waarvan de eerste drie dienden als lezing op het Paascongres voor Gereformeerde studenten en academici gehouden in april 1987. De kerk, zo definieert C. Graafland in zijn bijdrage 'Bijbel en belijdenis over de kerk', is 'de laatste fase die God doet aanbreken op weg naar de volkomen openbaring van Zijn Rijk'. Zij is 'een actie van de Heilige Geest om het gekomen Rijk te doen komen'. Na deze geladen definities vraagt hij aandacht voor Calvijn, voor wie de kerk blijkens diens zeggen slechts een uiterlijk hulpmiddel is, hoe belangrijk ook, wèl te onderscheiden van het heil zelf. Graafland ziet hier een opvallend verschil tussen Calvijn en de latere kerkleer van het Protestantisme. Calvijn, aldus Graafland, onderscheidt duidelijk de onzichtbare realiteit van het heilswerk van de Geest en de zichtbare kerk die middel is tot opvoeding van de gelovigen, door het Woord. De kerk is middel in dienst van het Godsrijk. Niet de zichtbare kerk, maar dat Rijk staat centraal bij Calvijn. Tenslotte accentueert hij hoe bij Calvijn de zichtbare kerk betekent de plaatselijke gemeente. Niet een nationale of internationale kerkelijke organisatie, maar de gemeente moet zoeken naar en blijven op de weg naar Gods Rijk. Het tweede artikel van B. Wentsel handelt over „Het politieke spreken van de kerk'. Vanaf de tijd van Constantijn de Grote ontwikkelt zich een cultuur waarin staat en kerk met elkaar verbonden raken. Wanneer in de 19e eeuw de ontkerstening doorzet is het in Nederland Abraham Kuyper die de weg wijst naar herkerstening van de cultuur. Hij onderscheidde daartoe de taak van de kerk als instituut en als organisme. Wentsel onderscheidt op gelijke wijze tussen de primaire taak van de kerk — de verkondiging van het Woord — en haar sociaal-politieke taak. Anders dan Kuyper verbindt hij deze laatste taak rechtstreeks met het spreken van de kerk als instituut. Hij grondt deze visie ten diepste op de doop, de zalving met Gods Geest. Als de kerk geleid door die Geest niet meer de weg naar het leven mag wijzen, wie dan wél. Zijn pleidooi voor deze taak van de kerk mondt uit in een oproep tot eenheid van orthodoxe gereformeerden en hervormden om vanuit deze eenheid met meer gezag als instituut te profeteren tegen de 'hollende, hollandse secularisatie.' Beide genoemde artikelen, hoewel ook onderling sterk verschillend in visie, vormen een duidelijke confrontatie met het denken over taak en plaats van de kerk zoals dat gangbaar is binnen de gereformeerde kerken (vrijgemaakt). Het betoog van S. Griffioen onder de titel 'Apologetiek' beweegt zich rond de vraag welke communicatie mogelijk is tussen gelovigen en ongelovigen. Is er een mogelijkheid het geloof redelijk aanvaardbaar te maken voor ongelovigen? Of moet en kan het contact uiteindelijk slechts bestaan uit een oproep tot bekering? Griffioen gaat na hoe deze vragen beantwoord worden door C. van Til, A. Plantinga, H. Dooyeweerd en C. S. Lewis. Hij betoogt dat de levensnoodzakelijke scherpstelling van de antithese toch gepaard moet blijven gaan met de volhardende poging in verbinding te komen met de niet-christenen. Niet omdat het resultaat daarvan hoopvol stemt, maar om in die confrontatie met de ons omringende cultuur de waarheid van Christus des te beter in het licht te stellen. N. H. Gootjes vraagt aandacht voor de betekenis van de term 'doop met de Heilige Geest', nauwelijks of niet genoemd in de gereformeerde dogmatiek en belijdenissen, maar van grote betekenis bij de Pinksterbeweging. De visie van Calvijn en H. Bavinck wordt breed besproken. Calvijn vat de term op als een aanduiding van het werk van wedergeboorte. Ook bij Bavinck krijgt dit element een sterk accent. Maar Gootjes mist bij beiden de visie op het specifieke karakter van deze uitdrukking. Om dat recht te doen en om front te maken tegen het gebruik dat de Pinksterbeweging maakt van de 'doop met de Geest' komt de auteur met een eigen interpretatie op basis van de exegese van de in aanmerking komende bijbelplaatsen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juli 1987

Radix | 100 Pagina's

Ten geleide

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juli 1987

Radix | 100 Pagina's