Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mystieke tendenzen binnen het gereformeerd protestantisme, vanuit homiletisch perspectief*

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mystieke tendenzen binnen het gereformeerd protestantisme, vanuit homiletisch perspectief*

44 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Terreinafbakening

In het onderstaande wordt een bijdrage geleverd aan de bezinning op het algemene thema 'Mystiek en Samenleving'. Tegelijk zijn we bezig met één van de knelpunten in de toenadering tussen de gereformeerden vrijgemaakt binnen verband en de christelijke gereformeerden. Want één van de struikelblokken en "wezenlijke verschillen", die op de weg naar vereniging liggen, wordt gevormd door het wederzijdse standpunt ten, aanzien van de zogenaamde 'toeëigening des heils', een bij uitstek mystiek element in de prediking en beleving van het heil in Jezus Christus. Mogelijk kan wat in het vervolg gezegd wordt een steentje aandragen voor de bouw van toenadering en begrip, en voor de weg naar een vereniging van alle gereformeerde belijders, ook van vrijgemaakten en christelijke gereformeerden. In het wetenschappelijk bezig zijn en in de theologische bezinning van de gereformeerd vrijgemaakten komen twee aspekten steeds sterk naar voren. In de eerste plaats de instelling om de bestudering van bekende en van vergeten onderwerpen uiterst grondig aan te pakken en in de tweede plaats om daarbij steeds terug te grijpen naar en zich te laten normeren door Schrift en Belijdenis. Dit laatste is het voluit reformatorische in de beweging der vrijmaking. Van hieruit drukt op ons tezamen de verantwoordelijkheid van het vroom bewaren en wijs uitbouwen van het gereformeerd denken en belijden. Daarbij lopen de vrijgemaakten m.i. soms het gevaar van te rationeel de zaken te willen behandelen en zou een scheutje mystiek, van christelijke gereformeerde zijde ingebracht en waar deze wel eens wat in overhellen, geen kwaad doen. Daarbij zullen vrijgemaakten en christelijke gereformeerden zich moeten wachten voor de fout van onze vaderen, de 'oude schrijvers', de gereformeerden van de stroming der Nadere Reformatie, die overgingen tot een kombinatie of integratie van scholastiek en mystiek binnen een onreformatorisch kader. Het gaat in het volgende niet over piëtistische tendenzen binnen de prediking en beleving van het gereformeerd protestantisme. Er moet een duidelijk onderscheid worden aangebracht en vastgehouden tussen piëtisme en mystiek, al hebben beide veel met elkaar te maken. Onder piëtisme moet verstaan een kerkhistorische stroming en wel "de duidelijk in de kerkgeschiedenis gemarkeerde beweging in het duitse lutheranisme van de 2e helft van de 17e en de le helft van de 18e eeuw" rond de figuren van Ph. J. Spener en A. H. Francke, die zich verzetten "tegen een verstarde leer en tegen een dode kerk" en die ijverden voor "een omschakeling van de volks-, landsen staatskerk in een liefdesgemeenschap van ernstige, overtuigde christenen en de ontwikkeling van de religieuze persoonlijkheid bij voorgangers en gemeenteleden" Zo valt het piëtisme buiten het gereformeerd protestantisme, al heeft het piëtisme er invloed op uitgeoefend. Bij piëtisme als grondhouding gaat het om het accent op de praxis pietatis, om het vrome, Gode toegewijde leven, waardoor het sterk verwant is aan het puritanisme. Deze grondhouding komt in allerlei stromingen uit de kerkgeschiedenis voor en wordt dan gekombineerd met verschillende hoofd- of nevenfacetten van deze stromingen. Steeds echter moeten de piëtistische trekken met hun eigen geaardheid onderscheiden worden van de mystieke en mysticistische, waarin aandacht wordt gevraagd voor het "ingekeerde leven met God, om het hier nog wat algemeen te formuleren met M. J. A. de Vrijer2. Het gaat dus om een belangrijke, noodzakelijke bezinning als we hier in oecumenisch verband nadenken over speciaal de mystieke tendenzen binnen het gereformeerd protestantisme.

2. Nadere toespitsing

Het thema 'Mystiek en Samenleving' wordt met opzet op bepaalde punten gekonkretiseerd. U vindt hier niet een dogmatische uiteenzetting of beoordeling van het wezen van de mystiek - hoe interessant en noodzakelijk die ook mogen zijn - , maar een typering en doorlichting van de protestantse mystiek als kerkhistorische stroming en in haar praktische verwerking onder de gereformeerden. Dit wordt op zulke wijze gegeven, dat het tevens aanzetten biedt tot "de bezinning op onze eigen geloofsbeleving, zoals die in ons gereformeerd verleden gestalte heeft gekregen"3. Vandaar een toespitsing naar de volgende terreinen:

2.1. Het gereformeerd protestantisme in Nederland

Als we het hebben over het gereformeerd protestantisme omvat dit de kerken en bewegingen, die uit de calvinistische reformatie zijn voortgekomen, voorzover ze gereformeerd zijn en zolang ze gereformeerd blijven. Binnen dit gereformeerd protestantisme hebben we opnieuw een begrenzing aangebracht namelijk in de richting van ons eigen land. Van Calvijn komen we in het onderzoek naar de mystieke tendenzen dan zonder meer terecht bij demannen van de Nadere Reformatie, de zogenaamde Oude Schrijvers, en gaan vervolgens na, waar en hoe er in de ontwikkelingsgang van de reformatie in Nederland tot op heden mystieke tendenzen zijn waar te nemen. Het gaat dus bijzonder om die kerken, die van gereformeerde origine zijn en die gereformeerd wensen te blijven. In onze analyse worden betrokken de Nederlandse kerken, die verbonden zijn aan het gereformeerd protestantisme en die het gereformeerd belijden onverkort blijven handhaven.4

2.2. De prediking en de homiletische visies

Binnen dit gereformeerd erfdeel halen we niet allerlei dogmatische uiteenzettingen, die min of meer mystiek of eventueel mysticistisch van aard zijn, te voorschijn ter nadere overweging en waardering. Dat is specifiek werk voor dogmatici. Onze analyse ligt uitgesproken op het terrein van de diaconiologie ( = de wetenschappelijke bezinning op de bediening van het Woord Gods in de kerk en door de kerk in de wereld), en nader aangeduid op het terrein van de homiletiek ( = de wetenschappelijke bezinning op het wezen, de inhoud, de vorm en de uitwerking van de prediking binnen de gemeente van Jezus Christus). Het heeft zelfs zijn voordelen om in plaats van de dogmatieken na te speuren om mystieke tendenzen, ons te richten op de preken en op de daarachter liggende homiletische standpunten. En wel in drieërlei opzicht:

Preek en theologie

In de preek komt heel de theologie mee en wordt iemands theologische instelling en overtuiging onder het gehoor van de gemeente gebracht. Een permanente dogmatische bezinning staat op de achtergrond van en klinkt door in de prediking. Daarom onthult de preek ook iemands dogmatische positiebepaling. W. Kremer heeft eens geschreven: "Kan men de theologie vergelijken bij de zee, dan is de preek het strand, waarop de golven uitrollen en doorzichtig worden. Elke theologie, als ook het gemis daarvan, wordt in de prediking publiek en toetsbaar"5. Ook elke mystieke theologie of het ontbreken daarvan!

Preek en leven

Door de preek wordt niet minder heel het gemeentelijk en persoonlijk leven gevormd. Wil men de mensen tot een mystiek leven met God brengen of daarin leiding geven, dan zal dit direkt merkbaar zijn in de regelmatige continue prediking. Daarom brengt een analyse van preken en 'preekkundige'opvattingen ons regelrecht bij mystieke, respectievelijke mysticistische tendenzen van de prediker, zijn kerk en zijn geestesrichting

Preek en stroming

We zien vandaag ook het streven opduiken om juist vanuit de preken een beweging of stroming in de kerkgeschiedenis en de theologische ontwikkeling te benaderen, te karakteriseren en te beoordelen. We wijzen hier voor wat het duitse taalgebied betreft op de publikatie van J. Konrad: Die evangelische Predigt6, en voor wat de huidige situatie in Nederland betreft op het boek van M. H. Bolkestein en J. Thomas: Over preken gesproken7. Gewoonlijk worden bepaalde stromingen in de kerkgeschiedenis alleen dogmahistorisch doorlicht en gedefinieerd. Men bedenke dan echter, dat dit een partiële definiëring is. Voor een komplete totaalvisie is de inbreng van verschillende zijden noodzakelijk, o.a. ook vanuiteen homiletische analyse. H. Algra heeft in 'Het wonder van de 19e eeuw' terecht gewezen op de belangrijkheid van een homiletische inbreng in het karakteriseren van reformatie en wederkeer, van samenbinding en vereniging, en ook van verdeeldheid en scheuring8.

2.3. De mystieke tendenzen

Om de hierboven genoemde redenen willen we nu op zoek gaan naar mystieke, eventueel mysticistische tendenzen binnen de prediking van het gereformeerd protestantisme in haar ontwikkelingsgang vanaf Calvijn naar de reformatorische kerken in Nederland. Met nadruk en opzet spreken we van "tendenzen". Daarin liggen twee gedachten vervat: allereerst, dat de prediking plaats geeft aan de mystiek en dat de prediker duidelijk bedoelt de hoorders te stimuleren tot beoefening van het mystieke leven; en vervolgens de mogelijkheid, dat de mystiek in de prediking uitwast tot mysticisme. Want we zullen wel goed moeten onderscheiden tussen mystiek, wat ook wel 'ware' mystiek wordt genoemd, én mysticisme ,ook wel als 'valse" mystiek aangeduid. Wat de inhoud van de ware, bijbelse, christelijke of gereformeerde mystiek is, zal onder aan de orde komen. Of men de term 'mystiek' überhaupt binnen een Schriftgebonden denken, preken en leven mag gebruiken, wordt m.i. geheel bepaald door de vraag, welke inhoud men er aan geeft. Vult men mystiek met andere inhouden dan of met een onjuiste, aan zijn werkelijke betekenis ontvreemde hantering van het bijbelse spreken, dan kan men met K. Schilder inderdaad spreken van "valse mystiek"». In 'Chris-tus en Cultuur' wijst dezelfde auteur de hele term mystiek af, wanneer hij schrijft: "Als "zelfstandig naamwoord' (de mystiek) is het woord aanduiding van een kwaad ding: de leer en de techniek eener (beweerde) onmiddellijke godskennis, waarvoor de Schrift geen plaats heeft"10, maar overigens luidt het: ". . . de zaak van de Christelijke mystiek komt wel degelijk in de Bijbel voor, in Oud- en Nieuw Testament, in hun woord en feit, hun profeten en dichters, hun verhaal en hun leer" u . Tot gelijke afwijzing van mystiek met haar on- of buitenbijbelse lading, en tot positieve waardering van mystiek met een bijbelse inhoud komt ook S. van der Linde, als hij schrijft: "Het kernwoord der chr. religie is: het geloof, waarmee een persoonlijk lGod, de Schepper en Onderhouder der wereld, de God en Vader van onze Here Jezus Christus' wordt beleden. Dit geloof is het volle tegendeel der m.: het gaat de weg der bemiddeling en van de Middelaar en niet die der mystieke onmiddellijkheid . . . We menen goed te doen, er voor te pleiten, het woord m. op zeer kritische wijze te gebruiken. Geloof en m., verstaan in extreme zin, plegen elkaar als reactie op te roepen, mede in reactionaire vorm. Wanneer in de kerk het geloof leeft, niet schraal en dualistisch, maar naar al de kanten, die onze Here God ervoor opent, hebben we een geloof met warmte, diepte en breedte, met 'm.'. Maar daarom juist zonder m." 12. Voor een al of niet blijven gebruiken van de aanduiding 'mystiek' gaat het er om, wat we eronder verstaan, waarmee we het vullen.

3. Omschrijving van mystieke tendenzen binnen de gereformeerde prediking

3.1. Als pneumatische categorie

In het algemeen wordt de ware, bijbelse mystiek gezien als een pneumatologische categorie. Ze omvat dan het werk van de Heilige Geest, met name tot wederbaring van de verloren, in zonden dode mens, tot geloofsverbondenheid aan de Here Jezus Christus en tot levensheiliging naar de inwendige mens door bemiddeling, onder overheersing en normering van het Woord van God. Onder de stuwing en leiding van de Geest dringt het evangelie in de menselijke existentie in en gaat daar zijn werking uitoefenen. De door de Geest aangegrepen en bewerkte mens leert deze werking kennen uit een voortgaande verandering van gezindheid, levensrichting en inspirering. Als vanzelf komen in dit verband heel wat Psalmen uit het Oude Testament voor de aandacht. In deze liederen wordt gesproken over de vertrouwelijke omgang met de Here voor wie Hem vrezen, over het leven van het geloof met Jahweh in zijn verbond door de Geest, over het nabij God zijn, het opheffen der ziel tot Hem, het wandelen met en wonen bij onze God, over de troost des Geestes en de uitkomst van het geloof voor allen die de Here kennen, over vromen die de vreugde van Zijn dienst en verbond uitjubelen voor zijn aangezicht en in de vergadering van zijn volk ,:J. Te verwijzen valt verder naar het evangelie van Johannes in het Nieuwe Testament. Volgens Johannes 3 heeft onze Meester Jezus de theoloog Nicodemus onderwezen over het wederom, van boven, uit de Geest geboren worden tot geest, over het geloven in de naam van de eniggeboren Zoon van God tot behoud en over het komen tot het licht van hem. wiens werken blijken in God verricht te zijn14. In Joh. 15 spreekt de Heiland tot zijn discipelen over de wijnstok en zijn ranken en in verband daarmee over de noodzaak van het blijven in Hem, gelijk Hij in ons blijft, over het permanent leven uit Hem en over het op deze manier vruchten dragen door Hem ir>. In het volgende hoofdstuk gaat het over de Geest als Trooster, die tot ons wordt gezonden en ons de weg zal wijzen tot de volle waarheid en die Christus zal verheerlijken door het uit het Zijne te nemen en ons te verkondigen 1(i. Wie moet hier ook niet denken aan het geschrevene in de brieven van Paulus, die vol zijn van gegevens over het gemeenschapsleven in Jezus Christus, wat leven is door de Geest. In Gal. 2:20 drukt hij zich zo uit: *"Ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij". In Fil. 3:10 spreekt de apostel over het kénnen van Christus en de kracht van Zijn opstanding. Dit is naar Rom. 8 een leven door de kracht en naar de gezindheid van de Geest, daar de Geest Gods in ons woont en ons leidt en met onze geest getuigt, dat wij kinderen Gods zijn (resp. vs. 5, 9, 11, 14 en 16). De Geest schenkt gaven en doet ze in ons tot ontplooiing komen, 1 Cor. 12, vgl. Gal. 5:16vv. Dezelfde Geest leert ons groeien in het geloof, in de vrede en tot opbouw van het lichaam van Christus, Ef. 4J" Bijbelse mystiek is te omschrijven als: de beleving van de geloofsgemeenschap met God in Jezus Christus, welke tot stand komt door de Geest en in stand wordt gehouden door diezelfde Geest onder de werking van het Woord van God Ze is "de meest krachtige uiting van de essentiële, christelijke vroomheid"19. Waar dit bijbels getuigenis doorklinkt in de prediking, wordt gehonoreerd en verdiskonteerd, spreken we van mystieke tendenzen in de gereformeerde Woordbediening. Het is een recht doen aan de pneumatologische noties van het heil Gods in Christus, want het is de Heilige Geest, die aan het weefgetouw zit bij het weven van de band des geloofs tussen God en de zondaar2".

3.2. Als applikatieve categorie

Bij aanvaarding van genoemde bijbels-mystieke tendenzen werd men steeds gekonfronteerd met de vraag, waar deze legitieme noties van het heil een plaats moeten krijgen in de verhouding van het evangelie. Waar moet de mystiek, het werk van en het leven uit de Geest, in de preek gelocaliseerd worden? Hierop is in de geschiedenis van het gereformeerd protestantisme verschillend geantwoord. Hier en daar werd en wordt nog als oplossing van het probleem gesteld, dat er een apart deel van de preek voor gereserveerd moet blijven. Onder de gereformeerde homiletici in Nederland ging men al vroeg o.a. J. Hoornbeek (1645)21, twee delen in de preek onderscheiden. Deze waren de explicatio en de applicatio, de zgn. verklaring of uitlegging én de toepassing of aanwending. Zo formuleerde de genoemde Hoornbeek de preek als "een heilige aktie, waarbij Gods Woord wordt uitgelegd en tot opbouw van de kerk wordt toegepast" (onderstreping van mij, T.B.). Van toen af is deze oplossing gemeengoed geworden in de gereformeerde homiletiek en onder de gereformeerde predikers. Men zag de uitlegging of het 'voorwerpelijke' en de toepassing of het 'onderwerpelijke' in de verkondiging al meer als twee, van elkaar goed gemarkeerde en tegelijk onontbeerlijke grootheden. Zo heeft de bekende gereformeerde homileet T. Hoekstra geschreven: "Het wezen van de bediening des Woords bestaat hierin, dat zij is de verklaring en de toepassing van het Woord Gods, geopenbaard in de H. Schrift"22 en "Zoo komt bij een zuivere opvatting van het wezen van de bediening des Woords zoowel het objectief als het subjectief element, zoowel het 'voorwerpelijke' als het 'onderwerpelijke' tot zijn recht"23.

Anders genuanceerd is de visie van W. H. Velema, maar toch binnen hetzelfde kader van opereren met de twee vermelde begrippen, als hij beweert, hoewel "niet ongevoelig voor kritiek op deze onderscheiding", omdat ze "voor misverstand vatbaar" is, daar men er uit zou kunnen afleiden "dat uitleg en toepassing twee zaken zijn die men van elkaar kan losmaken . . . Toch pleiten we voor een tweeslag. Men zal eerst moeten vragen: wat staat er, om daarna in te gaan op de vraag: wat betekent dit voor ons. Het komt ons voor dat déze tweeslag de eigenlijke bedoeling is van de onderscheiding explicatio en applicatio. Die toepassing is niet iets dat aan het Woord wordt toegevoegd. We breien er in de toepassing niet een stukje aan. De toepassing ziet op de betekenis van het gepredikte Woord voor de mens, hier en nu. Over die betekenis kunnen we niet spreken, als we niet eerst hebben gevraagd: wat staat er. De toepassing mag niet over de uitleg gaan heersen. Het is juist omgekeerd: de goede toepassing komt uit de goede uitleg op. De uitleg is geen funktie van de toepasing. De toepassing is konkretisering van de uitleg. Wie goed verklaart, kan niet zonder toepassing. Ook het omgekeerde geldt: geen goede toepassing zonder een duidelijke uitleg"24. Hoe dan ook, in de zo gekreëerde toepassing ging men speciaal de werkingen van de Heilige Geest, de mystieke elementen, in de prediking onderbrengen. Dit deed de ene prediker weer anders dan de andere, maar de applicatio was bij uitstek de ruimte om recht te doen aan de pneumatologische noties van het hen.

3.3. Als bevindelijke categorie

Hiermee zijn we er nog niet, als het gaat om de omschrijving en localisering van de mystieke tendenzen binnen de gereformeerde prediking. Want in het gereformeerd protestantisme kwam de drang op en werd zelfs de eis gesteld om op een bepaalde manier recht te doen aan de mystieke noties van het heil als applicatieve categorie. Het zou bijbels legitiem zijn en karakteristiek voor alle echte gereformeerde prediking, wanneer in de toepassing een doorlichting, analysering en uitstalling werd gegeven van de ware mystiek, van de 'bevinding'. Deze bevinding wordt dan op haar beurt weer op eigen wijze gevuld, namelijk met alles, wat een mens doorleeft en meemaakt onder de bearbeiding des Geestes. Bevinding is al datgene wat een mens op 'de weg' doorworstelt, leert, ontdekt, ervaart en beoefent. Zo worden de mystieke tendenzen geïdentificeerd met de gestalten en gangen van het bevindelijke leven en geheel versubjektiveerd in een religieuspsychologisch kader. De tekstinhoud moet aangewend op de verschillende toestanden van het geloofsleven van de ware christen, die zijn hoogten en diepten, zijn inzinking en groei, zijn bloesem- en vruchtperiode, zijn bekommering en verzekering kent. Er moet gelet op bepaalde ziekten in het geestelijk leven, op de invloed van de levenssituaties en van de levensperioden, aldus T. Hoekstra25. De applicatio, de toepassing, meestal het tweede of laatste deel van de preek, begon het karakter aan te nemen van een uitstalling van al wat een mens bevindelijk doormaakt vanaf zijn wedergeboorte door de Heilige Geest tot zijn volle geloofsgroei en -bloei in Jezus Christus tot verzekering van zijn hart in het verkiezend hart van de Vader.

3.4. Als descriptieve categorie

Slechts één stapje verder en we zijn bij een prediking, die uitloopt in een descriptie van de innerlijke doorlevingen van een mens, in wie de Geest woont en die Christus leert kennen als achtereenvolgens profeet, priester en koning, die toeneemt in de kennis der genade en vorderingen maakt op de weg van het geestelijk leven. Dit alles wordt dan gezien als een immanent proces van de ziel in konfrontatie met God als Schepper, Rechter, Verlosser, Vader en verkiezend Ontfermer.26 Hier raakt de mystiek in de prediking van het gereformeerd protestantisme aan de randen van het mysticisme en van de valse mystiek met alle gevolgen daarvan. Deze gevaren dreigen steeds rond de gereformeerde prediking, die toch recht wil laten wedervaren aan de legitiem mystieke noties van het heil. Dat het hiertoe niet behoeft te komen, bewijzen de preken van Calvijn27.

4. Mystieke elementen in de prediking van Calvijn.

4.1. Binnen heilshistorische en pneumatologische kaders

Wie luistert naar Calvijns opvatting over de prediking, komt onder de indruk van zijn machtige visie. In zijn hoofdwerk 'De Institutie' schrijft hij o.a.: Er is in de kerk geen heerlijker of voortreffelijker zaak dan de dienst van het Evangelie, want deze is naar Paulus' woord de bediening des Geestes, der gerechtigheid en des eeuwigen levens. Daardoor worden wij in de naam van Christus vermaand ons te laten verzoenen met God en daardoor ontvangen we troost in de vergeving der zonden, die God ons gedurig schenkt in de gemeenschap der kerk. Zonlicht en warmte, spijs en drank zijn niet zo noodzakelijk tot voeding en onderhoud van het tegenwoordige leven als het herders- of predikambt is tot bewaring van de kerk. Christus geeft daarin een bewijs van zijn goedgunstigheid, dat Hij sommige mensen tot zijn gezanten benoemt om zijn evangelie te boodschappen. Wie deze ambtelijke dienst misprijst of kleineert, is bezig met de verstrooiing, ja veeleer met de verwoesting der kerk. Daarom moeten de gelovigen zich zachtmoedig laten leiden door de herders, aan wie de verkondiging der hemelse leer is opgedragen en deze leer der zaligheid, die hun door Gods bevel en mond wordt voorgesteld, gehoorzaam omhelzen. De Geest heiligt de mond en de tong van een gering mens tot zijn dienst, opdat Zijn stem daarin tot ons zou klinken, en door deze prediking van het Woord werkt en versterkt de Heilige Geest het geloof in onze harten28. Zo vormt de prediking als bediening des Geestes in deze tijden het centrale moment in de erediensten. In het gepredikte Woord straat de heerlijkheid van God uit in het aangezicht van Christus. Het doel van de prediking is, dat ons, die van God gescheiden en in onszelf verloren zijn, Christus wordt meegedeeld, opdat wij het eeuwige leven uit Hem putten en de hemelse schatten ons worden toegeëigend door de Heilige Geest. Er is voor ons geen druppel gerechtigheid, leven of enig goed dan voor zover God die ons in zijn Woord aanbiedt. In de prediking worden we door de Geest gekonfronteerd met de gekruiste, opgestane en verheerlijkte Heiland. Als er gepreekt wordt, is Christus bij ons tegenwoordig en draagt Hij zorg voor onze zaligheid. Daarom moet de gemeente luisteren, want de Here zelf spreekt. Zonder prediking des Geestes heeft de gemeente geen heil. Door de prediking ontstaat de gemeenschap met onze Verlosser en wordt die gemeenschap in stand gehouden ->9. Hiertoe bestookt God ons met preken om ons tot Zich te trekken en Zijn handen om ons te slaan. De prediking is waarlijk het geëigende middel van de Here om ons geestelijk tot een geheel nieuw leven te brengen. In de preek komt dan ook deze genadige wil van God naar ons toe en spreekt God zelf door de mond van de prediker. En dat maar niet in het algemeen of in de lucht, maar duidelijk geadresseerd en heel persoonlijk gericht. Zo komen we onder de kracht van het Evangelie van verlossing in Jezus Christus30. Heel mooi zegt Calvijn het in zijn commentaar op de Hebreeënbrief: Steeds wanneer God in de prediking tot ons spreekt en Hij ons de vergeving der zonden aanbiedt, vindt er besprenkeling met het bloed van Christus plaats.

Wanneer het evangelie gepredikt wordt, druppelt tegelijk met de stem van de prediker het heilig bloed van Christus op ons neer en staat de poort van de zaligheid voor ons open31. Volgens Calvijn is de weg der zaligheid de weg der prediking. Alle geestelijk leven, alle gemeenschapsbeoefening met God in Jezus Christus hangt aan deze bediening des Geestes, welke met Pinksteren pas goed is losgekomen. Zo staan de mystieke tendenzen in Calvijns prediking binnen heilshistorische en pneumatologische kaders en binnen een trinitarisch verband32.

4.2. Van kerugmatische en didaskalische aard

Nergens gaat Calvijn dan ook in zijn preken de weg op van het geven van een descriptie van het geestelijk leven in abstracto. De mystieke tendenzen blijven gevat binnen de verkondiging en de prediker van Genève vervalt nimmer in een beschrijven van één of ander mystiek gebeuren in de ziel. Als hij handelt over het werk van de Geest, over de omgang met de Heiland, over de geloofsgemeenschap met de Vader, gebeurt het altijd binnen het kerugma, op de wijze van verkondiging. Door de prediking schenkt de Here God de geloofsverbondenheid met Christus in de Geest. De prediking vervult in de calvinistische reformatie dan ook de funktie van heilsbemiddeling. De korrelatie van de prediking met de realisering van het heil in de menselijke existentie wordt duidelijk gesteld en steeds vastgehouden. Daarom is Calvijns prediking één en al evangelie, beloftenprediking, warm en vol leven, krachtig en heel direkt en persoonlijk gericht. Uit deze prediking komt door het onwederstandelijk werk van de Heilige Geest het mystieke leven des geloofs in Jezus Christus voort. De Geest gebruikt het gepredikte Woord tot effektuering van het heil in Christus tot verlossing en vernieuwing van het menselijk hart en leven. Daarom is de prediking van Calvijn van het begin tot het eind explicatio en applicatio tegelijk33. Calvijn heeft in zijn preken een wijdopen oog voor de variabiliteit in het geloofsleven en voor de gevarieerdheid van de levenssituaties van de gelovigen en van de ongelovigen, voor de verdieping, verrijking en intensivering van de gemeenschapsbeoefening met Jezus Christus door de Heilige Geest, maar het blijft alles begrepen onder dezelfde beloftenprediking, die gepaard gaat met de betuiging van de ene geloofszekerheid, dat die gelooft voor altijd van zijn Here is. In zijn prediking laat hij de bijbelse konsekwenties zien van de verlossing in de Heiland voor heel ons bestaan en in zijn Schriftontvouwing geeft hij geestelijke leiding aan die geloven in al hun strijd en vreugde.

Zijn aansnijden van het mystieke leven des geloofs is derhalve ook didaskalisch van aard34. Het zou ons te ver voeren om dit alles vanuit een analyse van zijn vele preken aan te tonen, doch die staan er vol van, en dan denken we bijzonder aan zijn preken over de Psalmen 35.

Geen toevoeging aan het verkondigde heil.

In elk geval is duidelijk, dat Calvijn zijn uitgangspunt voor de prediking en onderwijzing niet heeft gelegd, ver-legd, in het geestelijk doorleven en ervaren van zijn hoorders. Hij weet wat er in hen om kan gaan, hij weet van bekommering, verachtering, bestrijding, overwinning en verzekering, maar hij gaat dit niet als een stuk kerugma en didaskalia inbouwen in zijn preken. Zijn aandacht voor het mystieke leven komt niet uit dit leven zelf op. maar vloeit rechtstreeks uit het spreken van God in zijn Woord en uit het werken van de Geest naar dat Woord voort en dit Woord, dit evangelie, wil Calvijn alleen vertolken in zijn preken en bij zijn hoorders brengen. Het zijn bij hem nergens twee grootheden: het verkondigde heil en het mystieke doorleven. Het laatste blijft geheel binnen het eerste gevat, door het eerste beheerst, genormeerd en gereguleerd.

4.4. Honorering van de werking der prediking

De mystieke elementen in de prediking van Calvijn komen voort uit wat hij las in de Bijbel, namelijk dat de Heilige Geest is uitgestort, dat we in de werkperiode van de Geest leven, dat de Geest Christus gaat verheerlijken, dat de Geest dit exclusief doet door de prediking en het horen van het Woord van Christus36, dat er zo relatie tussen Christus en zondaren en verlorenen ontstaat en dat de Geest deze relaties in stand houdt en verstevigt, dat de Geest de gelovigen almeer uit, met en door Christus de Heer leert leven. Zo honoreert Calvijn in zijn prediking het bijbels getuigenis, dal het heil Gods in Jezus Christus door de krachtige werking van de Geest onder de beloftenverkondiging realiter ingaat in de menselijke existentie en in ons een werkelijke verandering van gezindheid, houding, visie en gedrag teweeg brengt.

4.5. Verantwoording van de reakties op de prediking

Vervolgens heeft Calvijn uit het evangelie vernomen, dat er mensen zijn die op Gods Woord en aanbieding ingaan en die van harte aanvaarden, aan-nemen én dat er hoorders zijn die ze verwerpen en afwijzen en zo de Heiland der Schriften on-gehoor-zaam zijn. Dezelfde verkondiging van de zege in Jezus Christus is een doodslucht ten dode voor hen die verloren gaan én een levensgeur ten leven voor hen die gered worden37. Wie het evangelie en daarin Gods goedheid in Christus verwerpen, roepen met deze hun daad de verdoemende kracht van het Woord over zich. Maar wie het evangelie aannemen, in die komen de verlossende en vernieuwende krachten van Gods koninkrijk door en vrij. Däär ontstaan de geloofsverbondenheid met de Meester en de gemeenschapsbeoefening met Hem en de zijnen, waaraan het Woord, dat wordt gepredikt, ook weer leiding geeft, opdat dit eigen leven jopengroeit en uitgebouwd wordt onder de zegen en wacht van de Geest. (Binnen al deze verbanden staan in de prediking van Calvijn de mystieke noties.

5. Mystieke elementen in de prediking van de Nadere Reformatie

In mijn dissertatie heb ik de volgende konklusie getrokken: Alleen via wezensvreemde invloeden kon de prediking van Calvijn worden tot wat ze later was, met name in de beweging van de Nadere Reformatie: een prediking met een sterke scheiding en vergaande abstrahering d.i. verzelfstandiging van verklaring en toepassing, met vervolgens een duidelijke descriptieve wijze van weergeven van de heilsopenbaring der Schriften en met een toespitsing van de toepassing op een uitstalling van de wegen en (on)gestalten der weder- en onwedergeborenen en tenslotte met een almeer systematisch geordende en opgetrokken klassifikatie van de hoorders en hun mystieke leven volgens een heilsordelijk ingebouwd schema38. Inderdaad komen we met de preken van de 'oude schrijvers' in een heel ander klimaat terecht dan in de preken van Calvijn. En dit verschil is maar niet van formele, doch m.i. van fundamentele aard. Via wezensvreemde invloeden is dit zo gekomen! Dit andere klimaat wordt hieronder nader aangeduid.

5.1. Een kerugmatische instantie

Natuurlijk kunnen we de ontwikkeling slechts in korte trekken tekenen. In de na-reformatorische theologie, in de zgn. Orthodoxie, ging het bij uitstek om een algemene konsolidering van het werk der hervormers. Dit betrof primair de kwestie van de vormgeving als een formeel gnoseologisch en methodologisch probleem. De felle polemiek met Roomsen, Luthersen, Dopersen en met stromingen binnen eigen gelederen dwong de Orthodoxie tot scherpe formuleringen, duidelijke definities, sluitende bewijsvoeringen,haarfijne distinkties, in één woord: tot een systematische uiteenzetting van de rechte leer der Schriften, zoals die in de verschillende reformatorische confessies was neergelegd. Hiertoe greep men naar de algemeen aanvaarde en gangbare wetenschapsmethode van die tijd, namelijk de neo-scholastieke, zoals die door de Middeleeuwen gemodifieerd was. Deze methode ging een stempel zetten op de vormgeving van de Schriftuitleg, de exegese, en van de wekelijkse prediking. Eén van de eigenschappen van de genoemde, aristotelisch-scholastieke behandelingsmethode was het proces van objektivering door abstraktie en logisering, waardoor, zo was de overtuiging, juiste kennis van de in geding zijnde zaken zou ontstaan. Toegepast op de benadering en hantering van de Bijbel leidde dit o.a. tot een uiteensplitsing van de reformatorische verstrengeling van Gods belovend spreken en het menselijk gelovig aanvaarden, van explicatio en applicatio, waardoor het pro-nobis-karakter, de zgn. 'Zugehörigkeit' van de konkrete mens almeer verdween uit het goddelijk spieken der openbaring der Schriften en werd ingeruild voor een algemene zijnskategorie met als geobjektiveerde grootheden: God en mens, Zijn spreken en ons geloven, Zijn belofte en onze mystieke doorleving! Nog verder gings zelfs de eenmaal ingezette evolutie. In de Orthodoxie richtte men met de scholastieke benaderingsmethode de aandacht vooral en bij voorkeur op de eerste grootheid en anatomiseerde men de openbaringswaarheid tot men haar geheel in kaart had en aldus dóórhad, kende, naar men meende. De Nadere Reformatie verscheen als reaktie hierop en kompenseerde het streven van de Orthodoxie vanwege nader te noemen motieven door hetzelfde te doen ten aanzien van de tweede categorie in het isoleringsprcces, en anatomiseerde het innerlijk reageren op een gevoelig doorleven van de heilsopenbaring door het menselijk hart. De mannen van de Nadere Reformatie, de Voetianen, de 'oude schrijvers' werden hiertoe gedreven mee door hun controverse met J. Coccejus, die in de lijn der Orthodoxie ging en niets anders wilde dan de lijnen van de ontwikkeling der Schriftwaarheid op sporen en in systeem zetten. De Voetianen grepen tegenover Coccejus en de zijnen niet terug op de totaliteitsvisie van de Reformatie, maar vergrootten de uiteensplitsing door hun beaccentueren van het mystieke leven. Het ging hen speciaal om de beléving der beleden leer. Wat heb je aan de woorden der zaken als je de zaken der woorden niet bevindelijk kent. De Nadere Reformatie wil recht gaan doen aan het hart, het gevoel, het gemoed, dat te lange tijd door de Orthodoxie was verwaarloosd. Zo komt de mystieke onderstroom uit de Middeleeuwen weer boven de oppervlakte. De 'oude schrijvers' worden internisten van het menselijk hart en dringen door in het gebied van de christelijke mystiek én brengen dit gebied met de scholastieke methode in kaart. Déze doorzochte mystiek gaat nu funktioneren als bron voor de prediking. Geen preek mag haar onaangesneden laten. Zelfs wordt op den duur de Schriftuitleg genormeerd en be heerst door de bevinding. Men gaat spreken over een "bevindelijke prediking". De mystieke doorleving van het heil wordt het filter, waardoor heel de prediking en boodschap heen moet, en is op deze manier tot een eigen kerugmatische instantie gepromoveerd. Zo wordt het inwendige leven van de (on)geestelijke mens toegevoegd aan het uitwendige Woord van de levende God en zijn er twee voorraden ontstaan, waaruit men putten kan voor de preek!

5.2. Een wettisch schema

Nu blijkt er bij voortgaande ontleding heel wat te zitten in het mystieke leven der mensen onder het scholastieke mes. Ze blijkt een instantie te zijn met een eigen opbouw, met eigen dimensies en eigen klassifikaties. Men moet allerlei onderscheidingen invoeren en allerlei omschrijvingen van die onderscheidingen geven. Men behoort 'onderscheidend' te preken, wanneer men in het leven' komt. Daar is allereerst de grote, diepe, essentiële (onder)scheiding tussen de wedergeborenen en de onwedergeborenen. Er loopt een fundamentele cesuur tussen beiden. De overgang over deze cesuur vindt alleen plaats door het krachtig wederbarend werk van de Heilige Geest en niet velen ondergaan dit. Links van de genoemde cesuur staan de onwedergeborenen of onbekeerden. Dezen worden op hun beurt weer ingedeeld naar graden van verwijderd zijn van het heil of van verharding en verstrikt zitten in de zonden of naar het ontvankelijk gemaakt zijn voor de genade, zodat we achtereenvolgens te maken krijgen met: de vijandigen, de onverschilligen, de naamchristenen, de werkheiligen, de 'leerzame en willige' christenen en de bijnagelovenden. Dezen worden in de prediking getekend in al hun gestalten en ongestalten en ook overeenkomstig hun klasse en stand aangesproken. Na de cesuur komen: de aan hun zonden ontdekten, de over hun zonden voor God bekommerden, de zich voor God mishagenden en beschuldigenden, degenen die Gods rechtvaardig oordeel en de verdoemenis aanvaarden; degenen die totaal aan het eind zijn met zichzelf. Hierna vindt men de gemeenteleden, die een blik op Jezus krijgen, Hem begeren te bezitten, de toevluchtnemers en die de Heiland als dierbaar, gepast en noodzakelijk omhelzen en in Hem gaan geloven. Vervolgens gaat men groeien in het geloof in Christus van rechtvaardiging naar heiliging en verzekering, welke weer middellijk uitwendig en daarna inwendig of onmiddellijk wordt doorleefd en ervaren. Ook deze allen, rechts van de cesuur, worden in hun gestalten en ongestalten aangeduid en dienovereenkomstig aangesproken. Langzamerhand - ook dit evolueert - gaat het volgorde-princiep deze klassifikatiemethode beheersen. Het woordje "moet" valt keer op keer in de preken van de Voetianen, de 'oude schrijvers'. Men moet eerst zijn zonden leren kennen, gevoelen en bewenen, eer men tot Christus zich mag wenden. Het mystieke leven wordt in de preken in wettische banden en verbanden geklonken, vastgesnoerd en daarmee verstart ditzelfde leven.

5.3. Een duidelijke ontsporing

Dit is m.i. een duidelijke ontsporing, vergeleken met de prediking van Calvijn en met de reformatorische inzet der heilsverkondiging. In de preken van de Nadere Reformatie is het mystieke leven verzelfstandigd, van zijn bronnen afgesneden en verwetticeerd, onder de beheersing van de (neo-)scholastiek. Hier is ten diepste alle leven, spanning, spontaneïteit en creativiteit uit de ware mystiek verdwenen. De mystieke doorleving is uit de alles omvattende heilsverkondiging uitgekapseld en daarmee verstold. Het is geschematiseerd, versystematiseerd. Men weet van tevoren al, wat het volgende is dat men ervaren en doormaken moet. Ieder van Gods kinderen moet langs dezelfde belevenisweg. Dit houdt een volledige depersonalisering van het werk van de Heilige Geest in!

Het is alles begonnen bij het gaan opereren onder de invloed van de scholastiek en de mystiek vanuit de twee min of meer zelfstandig geachte en gedachte grootheden: God en mens, Zijn spreken en ons geloven, Zijn aanbieding en onze doorleving. Wilde het heil rond zijn, dan moest bij het verstand het gemoed komen. Het historisch geloof moet aangevuld met het waar zaligmakend geloof. Hier zijn de mystieke elementen binnen de gereformeerde prediking ontspoord met alle gevolgen daarvan. Deze hele opzet kweekte 1. een afzwakking van de zin, ernst en kracht der beloftenprediking, 2. een geest van lijdelijkheid en lotsgebondenheid onder de hoorders van de preek, 3. een devaluering van zonde als pure, aktieve weerstand en onwil tegen het evangelie en Christus, die daarin aangeboden wordt, 4. een wettische instelling bij de gemeenteleden, 5. een abstrahering van het mystieke leven, wat niet anders betekent dan een versterving ervan. De gelovige in zijn heilsordelijke doorlevingen en ervaringen wordt naar voren geschoven in de prediking ten koste van Christus in zijn heilshistorische verlossingsarbeid. Het machtig werk van de Heilige Geest wordt vastgelegd in een ervaringsmystiek en -schematiek, door de menselijke geest ontworpen, waarbij men moet gaan dwars door de diepten van vertwijfeling en bekommering over de flanken van Christus-erkenning en -aanvaarding naar de top van de innige bruidsomhelzing vol zoetheid en tederheid :5!'. En het zijn er maar weinigen die tot het gaan van deze weg verwaardigd worden en een enkeling die in het leven de vermelde top bereikt. Zij vormen samen de ware kerke Gods en zijn het echte overblijfsel des Heren. Zo is de prediking van de Nadere Reformatie mystiek geaard en separatitisch in uitwerking.

5.4. Een konstateerbare navolging

In mijn dissertatie heb ik aangewezen40, hoe er lijnen lopen vanuit de prediking der Nadere Reformatie naar Afgescheiden kringen, naar de Geref. Bond in de Ned. Herv. Kerk en vooral naar de Geref. Gemeenten en de Oud- Gereformeerden, tot op vandaag toe. Niet alleen worden daar nog preken van de 'oude schrijvers' in de leesdiensten gelezen en vinden de predikers uit deze groeperingen in deze preken veel stof voor hun eigen preken, maar ook wordt er de huidige prediking nog door menige prediker binnen dezelfde kaders opgebouwd. Binnen de Geref. Kerken synodaal en de Geref. Kerken vrijgemaakt, zowel binnen als buiten verband, wordt tot heden zulke prediking als van de Nadere Reformatie niet gevonden, dan slechts bij hoge uitzondering. Het lijkt mij, dat dit het gevolg is van een sterk beaccentueren in die kerken van het Woord, het Verbond en de Kerk en van de invloed van het standpunt der heilshistorische prediking. Het zou een eigen onderzoek vergen om na te gaan, of hier de legitieme mystieke elementen en noties van het heil geheel ontbreken en soms lijnen zijn doorgetrokken vanuit de na-reformatorische Orthodoxie óf dat hier de zuivere reformatorische Schriftbeschouwing en prediking trouw bewaard bleven. Al oriënteert zich momenteel het merendeel der christelijke gereformeerde predikers op Calvijn, er is nog altijd een deel, dat als wettige voortzetting van de beweging en prediking van de 'oude schrijvers' te boek wil staan. Al is er in de Geref. Bond een verschuiving aan de gang in de prediking en in de visie op de prediking, vooral onder de jongere generatie, mee door de invloed van J. G. Woelderink, toch wordt ook daar nog bij menige prediker dezelfde inslag van preken gevonden als in de Nadere Reformatie. Het zuiverst worden de door de Nadere Reformatie gevulde mystieke tendenzen gevonden in de preken van de voorgangers der Geref. Gemeenten en der Oud-Gereformeerden. Er is daar zelfs nog een verfijning en nadere uitwerking te konstateren ten aanzien van de mystieke doorleving der waarheden Gods, gelijk C. van de Ketterij in zijn dissertatie 'De weg in woorden' heeft aangetoond. De hele mystieke weg van het werk des Geestes aan een mens kan daar voorgesteld worden als een driedimensionale figuur van twee kegels, die met de punten elkaar raken. De as van de kegels is de praktikale lijn, die volgordelijk bestaat uit roeping, rechtvaardigmaking en heiligmaking als de statelijke orde. Het grondvlak van de eerste kegel begint bij de roeping of bekering of wederbaring van de totaal verloren zondaar, waarbij de mens volledig lijdelijk is. Hier start 'de weg', die spiraalsgewijs loopt langs het kegeloppervlak naar de top van de eerste kegel, welke de rechtvaardigmaking inhoudt. Op deze weg, de standelijke, ligt de beleving van de eilende in al zijn dimensies en intensiviteit vervat. De intensiviteit van de doorleving verschilt per ziel, zodat het aantal kringen individueel varieert. De rechtvaardiging of verlossing is een kernpunt met een verhevigde mystieke ervaring. Want hier krijgt de ziel licht over zijn gehele weg, die hij afgelegd heeft en nog moet afleggen, ja zelfs over het feit, dat God reeds van eeuwigheid met hem bezig is geweest, en hier wordt hij op het allerinnigste met Christus verenigd. De tweede kegel ontspringt met haar top in de rechtvaardigmaking en loopt uit in het brede grondvlak van de heiligmaking. Dit alles bij elkaar omdat in de prediking van deze voorgangers de beleving en bevinding, in déze volgorde en langs déze lijnen. Zo moet in de prediking de verklaarde tekst bevindelijk, praktikaal uitgewerkt worden en toegepast, dat is: overgebracht op de statelijke en standelijke weg van Gods volk. Zo predikt de dienaar de weg en de onderscheiden stadia in het geestelijke leven, leidt en onderwijst hij de ziel op zijn levensweg en verkondigt duidelijk, wie er deel aan hebben en wie niet41.

6. Waardering van mystieke tendenzen binnen de gereformeerde prediking

Nu we zo de weg der prediking hebben gevolgd vanaf de tijd van de Reformatie via de stroming van de Nadere Reformatie tot op vandaag toe binnen de kerken van gereformeerde origine en van gereformeerde confessie, willen we enkele konklusies trekken, tegelijk een waardering geven en enige bijbelse lijnen aangeven met betrekking tot de mystieke elementen in de prediking

6.1. Een recht doen aan bijbelse, pneumatologische noties van het heil

Nimmer zullen we ons mogen laten vangen in het dilemma van de na-reformatorische Orthodoxie en van de Nadere Reformatie, waardoor enerzijds het pre-nobis-karakter, het belofte-karakter uit de Schriftopenbaring en uit de prediking wordt uitgepeld en anderzijds het menselijk doorleven en ervaren een eigen instantie wordt los van het goddelijk spreken in Zijn Woord. We zullen weer terug moeten naar de totaliteitsvisie van de Reformatie, van Calvijn en van het volle heil der Schriften, en dit alleen moeten laten spreken naar al zijn aspekten in de prediking. Dat wil zegen, dat de prediking en de mystieke tendenzen daarin radikaal exegetisch gefundeerd en kerugn:atisch geaard moeten zijn. Maar dan komt de geloofsmystiek binnen kerugmatische en didaskalische kaders volop aan de orde. Want de Schriften openbaren ons de pneumatoli gische noties van het heil. In een schriftuurlijke prediking zullen deze noties dan tot hun recht komen, ja moeten komen.

6.2. A andacht voor de uitwerkingen van het heil in de menselijke existentie

De Heilige Schriften getuigen duidelijk en veelvuldig van het feit, dat de Heilige Geest met Pinksteren op volle toeren en zonder grenzen is gaan werken, in aktie blijft tot behoud van zondaren en maar één oogmerk kent in al zijn aktiviteiten namelijk verloren mensen tot Jezus te brengen, aan deze Here te verbinden in geloof, bij Hem te houden en uit Hem te doen leven naar alle mogelijkheden. Zo ontstaan er uitwerkingen van het heil in de menselijke existentie tot vernieuwing, verlossing, heiliging, bewaring en verzekering.42 Ik denk aan wat Paulus schrijft aan de gemeente van Efeze, als hij zegt, dat zij vroeger dood waren door hun overtredingen en zonden, waarin zij toen wandelden naar de loop dezer wereld, overeenkomstig de overste van de macht der lucht; nu echter heeft God, die rijk is aan erbarming, hen door Christus mede levend gemaakt, mede opgewekt en mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten in Christus Jezus. Daarom zijn ze geroepen tot een ander, eigen leven, dat bestaat in goede werken die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen. De gelovigen moeten zich toeleggen op de beoefening van de eenheid onder elkaar door de band des vredes en tot groei des geloofs in de kennis van Gods Zoon om in mannelijke rijpheid te beantwoorden aan de maat van de volheid van Christus43.

Hier wijzen we terug op wat we in het begin gezegd hebben over bijbelse mystiek44. Het geloofsleven met Jezus Christus vanuit de bewerking door de Geest naar het welbehagen des Vaders onder de ene beloftenprediking en met de doorwerkingen daarvan in ons hele bestaan, kent in de Bijbel een schier oneindige veelvormigheid en veelkleurigheid. We zullen enkele aspekten hiervan noemen zonder enigszins volledig te kunnen zijn. In het geloven gaat het om het vertrouwen op God, het schuilen bij Hem, het hopen op Hem, het uitgered worden door Hem, het horen naar Gods stem, het smaken van zijn goedheid en nabijheid en het liefhebben van zijn geboden. De vromen kennen het gemis van Gods gemeenschap, gaan gebukt onder de verberging van zijn aangezicht en beseffen de zwaarte en veelheid van hun zonden. Zij vinden God als hun hulp in benauwdheden, zien hun gebeden door Hem opgenomen, hun weg door zijn hand geleid, worden op velerlei wijze door zijn kracht beschermd en verlost, genieten de vreugde van zijn nabijheid, ontvangen vergeving door zijn barmhartigheid en worden allerlei zegeningen deelachtig. Ze weten wat bidden, smeken, aanhouden, loven en prijzen is en weten zich zeker van Gods trouw voor nu en voor de toekomst. Ze kennen de vertrouwelijke omgang met Jahweh.

Het geloofsleven behelst verder een kennen van Christus door gemeenschap met Hem, een aanvaarden van Gods heil in deze enige Verlosser, een toenemen in het kennen van Jezus en zijn krachten, een zich laten leiden door de Geest. De gelovige ontmoet aanvechtingen, beproevingen en verzoekingen en het staande blijven daarin, de troost van het van de Here zijn voor altijd, de rijkdom van het kindschap Gods, de kracht van het bidden en nog zoveel meer45. Waar de volle rijkdom van de Schriften vanuit een getrouwe en evenwichtige exegese en tekstkeuze in de prediking resoneert - en dat is toch de inzet van de gereformeerde prediking! - zullen deze mystieke elementen in de preken uitkomen en doorklinken.

6.3. Enige konklusies

6.3.1. Gemis aan mystieke tendenzen

Waar de genoemde pneumatologische, mystieke noties, elementen of tendenzen in de prediking ontbreken of met opzet achterwege worden gehouden, verwordt de verkondiging tot een rationeel betoog, wordt de preek bloedarm en kan men niet meer spreken van een 'levende' verkondiging van het volle evangelie46. De christelijke gereformeerden hebben weieens de indruk en het gevoel, dat dit gevaar de vrijgemaakte prediking bedreigt.

6.3.2. Gevaar van mysticisme

In die kringen en kerken, waar men weg is van mystiek, van de bevinding en doorleving en waar men zich beijvert deze vast te houden, extra te benadrukken, doch waar de mystiek losgepeld wordt uit zijn schriftuurlijke, kerugmatische en pneumatologische kaders - waarin ze alleen maar mogen gehanteerd worden en exegetisch verantwoord kunnen funktioneren - vervalt de prediking o zo licht tot mysticisme binnen een scholastiek-mystiek opereren op de wijze van de prediking der Nadere Reformatie, waar de grond der zaligheid werd gezocht in de heilsordelijke gestalten, ervaringen en bevindingen der ziel in plaats van in het heilshistorische werk van Christus47

6.3.3. Legitimiteit der mystieke tendenzen

Binnen een voluit Schriftgebonden, reformatorisch geaarde en trinitarisch verantwoorde prediking zijn de mystieke noties van het heil legitiem! Daar worden ze niet toegevoegd aan het heil, maar liggen ze verankerd in en komen ze op uit Gods spreken over het heil, Gods beloven van het heil en Gods realiseren van dat heil op de wijze van Woord en geloof, spreken en horen, in het menselijk leven. Zo heeft de Reformatie de mystieke geloofsgemeenschap met Christus en al zijn schatten en gaven gelegitimeerd en verdiskonteerd in haar prediking48, en de emotionele zijde van het geestelijk leven niet verwaarloosd. Waar dan ook vanuit een Schriftgetrouwe exegese van het werk van de drieënige God49 wordt gepredikt als bron, kracht en rijkdom van het heil, komen de mystieke noties zonder meer door in deze prediking!

1 T. Brienen, De prediking van de Nadere Reformatie. Een onderzoek naar de klassifikatiemethode binnen de prediking van de Nadere Reformatie, Ton Bolland, Amsterdam 1974. blz. 224; vgl. blz. 8ev.; vgl. ook W. Schmidt/W. Jannasch. Das Zeitalter des Pietismus, Bremen 1965, S.XIff.

2 Zie zijn publikatie: Het ingekeerde leven, z.j.

3 Syllabus van bovengenoemd Paascongres 1975, blz. 4.

4 Men zou kunnen spreken over de kerken die behoren tot de zgn. 'gereformeerde gezindte

5 Geestelijke leiding in de prediking, Alphen a/d Rijn 1954, blz. 3; vgl. ook J. T. Bakker, Het dogma tussen tekst en preek. Kamper Cahiers nr. 9. Kampen 1969.

6 Die evangelische Predigt, Grundsätze und Beispiele homiletischer Analysen. Vergleichen und Kritiken, Bremen 1963.

7 's-Gravenhage 1972.

8 Vgl. blz. 280.

9 Zoals hij doet in: Tussen Ja en Neen, 1929 blz. 167ev.; vgl. H. J. Meijerink, Reformatie en Mystiek. Over Jean de Labadie en het Labadisme, Goes, 1956, blz. 11 noot 1

10 Christus en Cultuur, Franeker 1947, blz. 67.

11 Tussen Ja en Neen, blz. 181.

12 In: Christelijke Encyclopedie2 , Dl. V Kampen 1960, blz. 119 l e en 2e kol. Vgl. ook zijn: Mystiek en Bevinding, in "Mystiek in de Westerse kuituur. Rondom het Woord', 15e jrg. Kampen 1973, blz. 87vv, waar hij weer veel onbevangener de term mystiek hanteert! Op het "onmiddellijke" als typisch voor het mysticisme wijst ook J. G. Geelkerken. Een en ander over Mystiek, in: Vier referaten, gehouden in de vergadering der vereeniging van predikanten van de Gereformeerde Kerken in Nederland. 1924, blz. 94vv. Zijn tweede bezwaar is de oncontroleerbaarheid en onnormmeerbaarheid der religieuze ervaringen van de mysticus, a.w. blz. 96ev.

13 Vgl. B. J. Oosterhoff/W. Steenbergen, Vroomheid in hel Oude en Nieuwe Testament, Apeldoornse Studies no. 7, Kampen 1974, blz. 4vv; J. G. Geelkerken a.w. blz. 92vv; L. Floor jr., Gereformeerde Mystiek, Haarlem 1953, blz. 7.

14 Zie: Joh. 3 : 1-21.

15 Zie: Joh. 15 : 1-5.

16 Zie: Joh. 16: 13, 14.

17 Bijzonder mooi is de uiteenzetting van A. van de Weg over: Mystiek bij Paulus, (B.B.B.-serie), z.j.

18 Vgl. A. van de Weg a.w. blz. 14.

19 J. G. Geelkerken a.w. blz. 98.

20 Vgl. L. Floor jr. a.w. blz. 8.

21 Zie over hem mijn dissertatie De prediking van de Nadere Reformatie, blz. 169vv, bijz. blz. 173

22 Gereformeerde Homiletiek, Wageningen z.j., (herdruk: Ton Bolland, Amsterdam 1973) blz. 157

23 a.w. blz. 163.

24 W. H. Velema. Politieke Prediking. Apeldoorn- e Studies no. 5. Kampen 1972. blz. 29ev. noot 134; vgl. ook zijn: Het Woord werkt door. Kampen 1973. blz. 151 cv cn mijn dissertatie, blz. 298ev.. 306.

25 Vgl. a.w. blz. 304ev.

26 Vgl. C. van de Ketterij, De weg in woorden, Assen 1972, vooral blz. 328vv.

27 Voor een overzicht van zijn visie en preken verwijzen we naar onze diss., blz. 293vv, 345ev. en de daar genoemde literatuur.28 Zie: Institutie IV 1, 5: 3. 2 en 3; 14, 11.

29 Vgl. mijn: Prediking en vroomheid hij Reformatie en Nadere Reformatie, Kampen 1975, Hfdst. 1.3 en 1.5.

30 Zie: R. Peter, l'Homilétique de Calvin, in: Jean Calvin. Sermons sur les livres de Jeremie en des Lamentations, publiés par Rodolphe Peter. Neukirchen-Vluyn 1971. in: Supplementa Calviniana. Sermons inédits. Iussu Corporis Presbyterianorum Universalis (World Presbyterian Alliance) moderante James I. McCord edidit E. Miilhaupt. Volumen VI.

31 Vgl. Commentaar op Hebr. 9 : 20. Vgl. C. Veenhof. Calvijn en de prediking, in: J. van Genderen e.a.. Zicht op Calvijn, Amsterdam 1965, blz. 47-101.

32 Vgl. L. Floor jr. a.w.. blz. 15.

33 Vgl. mijn diss.. blz. 294ev.

34 Vgl. id., blz. 295ev.

35 Vgl. o.a. E. Mülhaupt, Der Psalter auf der Kanzel Calvins. Bisher unbekannte Psalmenpredigten, Neukirchen 1959, bes.S.23.

36 Zie: Rom. 10 : 4-21.

37 Zie: 2 Cor. 2 : 14vv.

38 Vgl. mijn: De prediking van de Nadere Reformatie, blz. 296. Zie voor heel het volgende deel van mijn referaat genoemde dissertatie.

39 Dit opstijgen tot de top van de bruidsmystiek vindt u vooral in de Hoogliedpreken van de 'oude schrijvers

40 Zie blz. 226-241 en verder C. Veenhof, Prediking en Uitverkiezing, Kampen 1959, C. van de Ketterij, De vv^g in woorden, Assen 1972, C. Graafland, Verschuivingen in de Gereformeerde Bondsprediking, Woerden 1965 en D. van Dijk, De preektrant van de dominees in de kerken der Afscheiding in de jaren 1934-1869, Aalten 1935.

41 Vgl. J. G. Geelkerken a.w. blz. 97ev.

42 Vgl. iü a.w. blz. 100.

43 Zie: Ef. 2 : 1-10, 4 : 1-5, 13, 16.

44 Zie: sub 3.1.

45 Vgl. T. Brienen, Prediking en bevinding IV, in: De Wekker 54e jrg. no. 22 van 8-3-1975, blz. 559, waar nog meer facetten genoemd worden van de bijbelse mystiek

46 Vgl. J. G. Geelkerken a.w. blz. lOlev.

47 Vgl. L. Floor a.w. blz. 13ev.

48 Vgl. J. G. Geelkerken a.w. blz. 94.

49 Ook L. Floor jr. a.w. blz. 14vv legt accent op de mystiek "in trinitarisch licht" (blz. 15).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juli 1975

Radix | 76 Pagina's

Mystieke tendenzen binnen het gereformeerd protestantisme, vanuit homiletisch perspectief*

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juli 1975

Radix | 76 Pagina's